Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN7244, Rechtbank Leeuwarden , 99346 / HA ZA 09-834

Datum uitspraak: 08-09-2010
Inhoudsindicatie: Opstal- en inboedelverzekering. Verzekerde claimt schade als gevolg van brand in verzekerd object (chalet). Vraag of er ten tijde van de brand nog dekking was onder de verzekering, in verband met wanbetaling. Artikel 3:37 BW: verklaring moet persoon bereiken om werking te hebben. In dit geval ligt het in risicosfeer van de verzekerde dat een poststuk van de verzekeraar hem niet heeft bereikt.





Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht


zaaknummer / rolnummer: 99346 / HA ZA 09-834

Vonnis van 8 september 2010

in de zaak van

[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.J.C. Teunissen te Boxmeer,

tegen

de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A. Volkerink-de Boer te Apeldoorn.


Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 19
- de akte overlegging producties van de zijde van Achmea van 20 mei 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 20 mei 2010.

1.2. Vervolgens is vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. Op 1 september 2008 hebben [eiser] en zijn vriendin een overeenkomst gesloten met de heer [a] en mevrouw [b] met betrekking tot een chalet gelegen aan de [adres], perceelnummer 346 te (6598 DB) [woonplaats].
In deze overeenkomst staat - voor zover hier van belang - onder meer het volgende:
Heden 1-9-08 verklaren ondergetekenden:
De heer [eiser] geboren op [geboortedatum] te Nijmegen en mevrouw [c] geboren op [geboortedatum] te Nijmegen beide wonende in chalet nr. 346 op Camping Bos en Heide te [woonplaats] te hebben gehuurd met oogmerk tot koop van L-chalet op perceel nr. 346 van dhr. G. [a] en mevr. J. [b] (…).
De huur gaat in op 1 sept. '08 en is aangegaan voor een periode van 64 maanden. (…)
Na betaling van de 64 maandelijkse opeenvolgende termijnen hebben de huurders het eerste recht van koop van het gehuurde object. De overeengekomen koopprijs is gelijk aan het bedrag van de garantiestorting/bedraagt
€ 35.000, zegge vijfendertig duizend euro.
De koop komt tot stand doordat huurder binnen 14 dagen na afloop van de huurperiode binnen 14 dagen middels aangetekend schrijven te kennen heeft gegeven het recreatie-objekt voor genoemde prijs te willen kopen. Indien huurder niet tot koop wenst over te gaan dan eindigt deze huurovereenkomst op de laatste dag van de maand van de laatste termijn, zonder dat opzegging nodig is. (…)
Het recreatie-objekt en de toebehoren is door en voor rekening van de huurder verzekerd voor tenminste een bedrag van € 32.250,--. Zegge tweeëndertig duizend en tweehonderd vijftig euro. De door de huurders ingebrachte inverntaris dient ook door henzelf te worden verzekerd. (…)

2.2. [eiser] heeft met ingang van 2 oktober 2008 met betrekking tot voornoemd chalet een opstalverzekeringovereenkomst gesloten met Achmea onder polisnummer 76038001, alsmede een inboedelverzekeringovereenkomst onder polisnummer 76038002. Op deze overeenkomsten zijn van toepassing de Algemene voorwaarden comfortplan, de Bijzondere voorwaarden uitgebreide gevarenverzekering woonhuizen, de Bijzondere voorwaarden uitgebreide gevarenverzekering inboedels, alsmede de Voorwaarden terrorismebeperking.

2.3. In de Algemene voorwaarden comfortplan is onder meer het volgende bepaald:
Art. 5 Premiebetaling en terugbetaling van premie
A Verplichting tot premiebetaling
U bent verplicht ons de premie, waaronder tevens de kosten en (voor zover verschuldigd) de assurantiebelasting worden verstaan, bij vooruitbetaling te voldoen binnen dertig dagen nadat deze bedragen verschuldigd worden.
B Gevolgen van wanbetaling
1. Indien u de aanvangspremie niet uiterlijk op de dertigste dag na ontvangst van het betalingsverzoek betaalt, schorten wij, zonder dat een nadere ingebrekestelling door ons is vereist, de dekking op en kunt u geen rechten aan de verzekering ontlenen ten aanzien van gebeurtenissen die nadien hebben plaatsgevonden. (…)

2.4. In de Bijzondere voorwaarden uitgebreide gevarenverzekering woonhuizen is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald.
Art. 8 Belanghebbende bij de verzekering
1. De verzekering dient in de eerste plaats voor al wat uw eigendom is of voor uw rekening is aangebracht. (…)

2.5. [eiser] heeft aan Achmea bij het afsluiten van de verzekeringen het adres van zijn ouders aan [adres] te [woonplaats] als postadres opgegeven.

2.6. In verband met het uitblijven van de betaling van de aanvangspremie door [eiser] is hij op 19 januari 2009 telefonisch benaderd door de Inkasso Unie. Daarbij is een betalingsregeling overeengekomen.

2.7. [eiser] heeft vanaf december 2008 geen huurtermijnen meer aan [a] en [b] voldaan. Bij e-mail van 30 januari 2009 heeft mevrouw [b] het volgende aan [eiser] bericht:
(…) Wij wachten nog even af of de huur van de maand februari vóór de 7-de van februari wordt gestort zoals afgesproken en ondertekend in het kontrakt.
Als dit niet het geval blijkt te zijn zijn we genoodzaakt de chalet terug te vorderen per direkt met alle daarbij behorende kosten zoals daar is: achterstallige huur, gebruik cv en water en gas van die maanden en gedeelte staangeld. (…)

2.8. In de nacht van 6 op 7 februari 2009 is er brand geweest in het chalet als gevolg waarvan dit gedeeltelijk is verwoest. [eiser] heeft Achmea kort na dit gebeuren over de brand geïnformeerd.

2.9. [eiser] heeft op 9 februari 2009 een bedrag van EUR 73,-- overgemaakt aan de Inkasso Unie van het op dat moment in totaal aan verzekeringspremies openstaande bedrag van EUR 216,89.

2.10. Bij brief van 23 februari 2009 heeft Achmea het volgende aan de advocaat van [eiser] bericht:

(…) Wij hebben de schade van verzekerde afgewezen, en wel om de volgende reden.

Verzekerde heeft in december 2008 een verzekering bij Avéro Achmea afgesloten.
Verzekerde heeft echter verzuimd om premie te betalen voor deze verzekering. Dit houdt in dat de verzekering in opschorting is komen te liggen, schade die zich tijdens deze opschortingsperiode voordoet komt niet voor een vergoeding in aanmerking.

De dekking van de verzekering wordt weer hersteld op de dag nadat de gehele premie bij Avéro Achmea is ontvangen. Dit is tot op heden niet gebeurd.

De geleden schade die zich bij verzekerde heeft voorgedaan komt niet voor een vergoeding in aanmerking. (…)





3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van Achmea tot betaling van EUR 52.991,00, alsmede betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

3.2. Achmea voert verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.





4. De beoordeling

4.1. [eiser] heeft op basis van de met Achmea op 2 oktober 2008 gesloten opstal- en inboedelverzekering schade bij Achmea geclaimd die hij stelt als gevolg van de brand in de nacht van 6 op 7 februari 2009 in het door hem bewoonde chalet te [woonplaats] te hebben geleden. Aangezien [eiser] geen schadeuitkering in der minne van Achmea heeft ontvangen is hij tot dagvaarding van Achmea overgegaan waarbij in het kader van de opstalverzekering een bedrag van EUR 41.991,-- is gevorderd en met betrekking tot de inboedelverzekering een bedrag van EUR 11.000,--, derhalve in totaal EUR 52.991,--.

4.2. Achmea heeft verweer gevoerd. Ten aanzien van de schade die [eiser] op grond van de opstalverzekering heeft gevorderd heeft zij als primair verweer naar voren gebracht dat het verzekerbaar belang bij [eiser] ontbreekt, zodat er geen grondslag is voor vergoeding van de schade aan hem. Voorts heeft zij als subsidiair verweer met betrekking tot zowel de opstal- als de inboedelverzekering een beroep op het bepaalde in artikel 5B sub 1 Algemene voorwaarden comfortplan gedaan, aangezien [eiser] de aanvangspremie te laat heeft betaald. Daarnaast heeft Achmea nog een meer subsidiair en uiterst subsidiaire verweren gevoerd.

4.3. Nu het subsidiaire verweer zowel betrekking heeft op de opstal- als op de inboedelverzekering ziet de rechtbank aanleiding eerst tot beoordeling van dit verweer over te gaan.

4.4. [eiser] heeft tegen de weigering van Achmea om tot uitkering aan hem van schadevergoeding over te gaan ingebracht dat in zijn geval niet aan de voorwaarden van artikel 5B sub 1 Algemene voorwaarden comfortplan is voldaan, omdat er geen dertig dagen zijn verstreken na ontvangst van het betalingsverzoek van Achmea. [eiser] heeft gesteld pas op de hoogte te zijn geraakt van de openstaande verzekeringspremie doordat de Inkasso Unie hem op 19 januari 2009 daarover telefonisch heeft benaderd. Achmea heeft niet aangetoond dat zij hem daarvoor al diverse brieven over de premiebetaling heeft toegezonden, terwijl zij hiertoe ingevolge artikel 3:37 BW verplicht is, aldus [eiser]. Voor het intreden van het rechtsgevolg van een tot een andere persoon gerichte verklaring is het uitgangspunt dat die verklaring die persoon ook daadwerkelijk moet hebben bereikt, dat is hier volgens [eiser] echter niet het geval. [eiser] heeft ook nimmer van Achmea een brief ontvangen waaruit zou blijken dat de dekking zou zijn geschorst.

4.5. Achmea heeft tegen voorgaande stellingen uitvoerig verweer gevoerd.
Met betrekking tot het verzonden hebben van de premienota en de aanmaningsbrieven heeft zij gesteld dat de premie-incasso bij Achmea een geautomatiseerd proces is en dat dit systeem in de periode van oktober tot en met december 2009 geen gebreken of haperingen heeft vertoond, terwijl voorts niet betwist is dat Achmea over het juiste postadres - te weten dat van de ouders van [eiser] - beschikte. Gezien het voorgaande kan volgens Achmea gelet op de rechtspraak op dit punt (LJN: AF0139, HR 3 januari 2003, CO1/128HR) ervan uit worden gegaan dat de brieven daadwerkelijk verzonden zijn. Gelet daarnaast op de hoge mate van betrouwbaarheid van het Nederlandse postsysteem, ook bij gewone postverzending, kan ervan worden uitgegaan dat de post op het juiste adres wordt bezorgd. Dat de premienota van 21 oktober 2008 en aanmaningen van respectievelijk 20 november 2008, 5 en 30 december 2008 allemaal niet zouden zijn ontvangen zonder dat daarvoor een reële verklaring kan worden gegeven duidt op een te grote toevalligheid die volgens Achmea niet aannemelijk is. Dat de moeder van [eiser] tegenover een medewerkster van Achmea heeft verklaard dat zij de post van Achmea voor reclame heeft aangezien en om die reden de post niet heeft behandeld zoals had gemoeten (waarschijnlijk weggegooid) dient volgens Achmea voor risico van [eiser] te komen.
In de aanmaningsbrief van 20 november 2008 is vermeld dat indien [eiser] niet binnen veertien dagen zijn verzekeringpremie zou voldoen de dekking van de verzekering na afloop van die termijn zou worden opgeschort. Achmea heeft gesteld dat de verzekeringen van [eiser] derhalve vanaf 6 december 2008 geen dekking meer boden.

4.6. De rechtbank overweegt omtrent het voorgaande als volgt.
Tussen partijen is in geschil of in het onderhavige geval is voldaan aan de termijn van dertig dagen genoemd in artikel 5B sub 1 Algemene voorwaarden comfortplan, hetgeen van belang is voor de vraag of de beide verzekeringen op het moment van de brand in de nacht van 6 op 7 februari 2009 dekking boden.
[eiser] heeft uitdrukkelijk betwist enig poststuk van Achmea met betrekking tot de premiebetaling te hebben ontvangen. Uit de stukken is gebleken dat de door Achmea verzonden verzekeringspolissen hem wel hebben bereikt. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:933 BW dient Achmea haar verzoek om premiebetaling schriftelijk te doen en wel aan het bij haar laatst bekende adres. Niet in geschil is dat dit het adres van de ouders van [eiser] is. Voorts is als onbetwist komen vast te staan dat de moeder van [eiser] heeft verklaard de van Achmea afkomstige post voor reclame te hebben aangezien en dat die poststukken om die reden in het ongerede zijn geraakt en daardoor [eiser] niet hebben bereikt.
Gelet op het bepaalde in artikel 3:37 lid 3, tweede volzin, BW lijdt de hoofdregel dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring om haar werking te hebben die persoon moet hebben bereikt - onder meer - uitzondering in het geval het niet of niet tijdig bereiken van een verklaring het gevolg is van een handeling van personen voor wie de betreffende persoon aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in het onderhavige geval sprake, nu [eiser] zijn ouders heeft ingeschakeld om de voor hem bestemde post van Achmea te ontvangen en vervolgens aan hem te doen toekomen en zij deze post ten onrechte voor reclamepost hebben aangezien, waardoor de verzoeken om premiebetaling uiteindelijk niet bij [eiser] terechtgekomen zijn. Overwogen wordt dat dit niet aan Achmea kan worden tegengeworpen, maar in de risicosfeer van [eiser] dient te blijven. In tegenstelling tot hetgeen door [eiser] is gesteld is derhalve komen vast te staan dat voldaan is aan de termijn genoemd in artikel 5B sub 1 Algemene voorwaarden comfortplan. Dit betekent dat er in verband met de opschorting van de dekking van de verzekeringen op het moment van de brand geen sprake was van een door de opstal- en inboedelverzekering gedekt risico.
Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat hij nimmer enig schrijven van Achmea heeft ontvangen waaruit blijkt dat de dekking van de verzekeringen is geschorst in verband met het uitblijven van betaling van de verzekeringspremies wordt overwogen dat dit gezien het bepaalde in artikel 5B Algemene voorwaarden comfortplan ook niet vereist is. De rechtbank constateert dat [eiser] ook na het telefonisch onderhoud met de incassogemachtigde niet onmiddellijk tot volledige premiebetaling is overgegaan, maar eerst na de brand een deelbetaling verricht.
Dit betekent dat het subsidiaire verweer van Achmea slaagt en om die reden de door [eiser] zowel op grond van de opstal- als op de inboedelverzekering gevorderde schade dient te worden afgewezen.

4.7. Nu de vorderingen reeds op grond van het subsidiaire verweer zijn afgewezen behoeven de overige stellingen en verweren van Achmea geen nadere bespreking.

4.8. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden vastgesteld op:

- vast recht EUR 1.165,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief IV ad EUR 894,00)
Totaal EUR 2.953,00





5. De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af,

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden vastgesteld op EUR 2.953,00,

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mrs. G. Tangenberg, J.A. Werkema en E. Visser en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl