Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BP0839, Rechtbank Groningen , 119696 / FA RK 10-1710

Datum uitspraak: 04-01-2011
Inhoudsindicatie: De rechtbank ziet aanleiding om ingevolge artikel 1:205, eerste lid, onder b, BW de erkenning van de minderjarige door de man te vernietigen, op de grond dat hij niet de biologische vader van het kind is en hij tot erkenning is bewogen door dwaling ten aanzien van het vaderschap. Volgens het bepaalde in artikel 1:206, eerste lid, BW wordt, nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Hierdoor is de man nooit de vader van het kind geweest. De minderjarige heeft daarom vanaf zijn geboorte alleen in familierechtelijke betrekking gestaan tot de vrouw, zodat het op grond van artikel 1:5, eerste lid, BW haar geslachtsnaam heeft. Het verzoek van de man te bepalen dat de achternaam van het kind te wijzigen is niet-ontvankelijk.





Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 119696 / FA RK 10-1710

beschikking d.d. 4 januari 2011

in de zaak van:

[de man]
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. Dijkstra,

en

[de vrouw],
wonende te [adres],
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
in persoon verschenen.





PROCESVERLOOP

De man heeft op 12 juli 2010 een verzoekschrift ingediend, waarin hij de rechtbank heeft verzocht om bij beschikking:
I. te vernietigen de erkenning van 29 oktober 2008 [lees: 10 juni 2008] door de man van de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] [in 2008];
II. te bepalen dat de achternaam van deze minderjarige met ingang van de dag dat deze beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal zijn [geslachtsnaam], de geslachtsnaam van zijn moeder.

Bij beschikking van 13 juli 2010 heeft deze rechtbank mr. J. Doornbos benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige], geboren [in 2008].

De rechtbank heeft op 2 november 2010 de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw;
- mr. J. Doornbos, bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige].
De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen. De vrouw heeft ter zitting een door haar partner, de heer [achternaam], ondertekende verklaring overgelegd.





RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten
- Tijdens de relatie tussen partijen is geboren de minderjarige:
* [minderjarige] geboren [in 2008] in de gemeente [geboorteplaats].
- De man heeft op 10 juni 2008 de minderjarige [minderjarige] erkend, waarbij met toestemming van de vrouw is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam man].
- De relatie tussen partijen is op 14 augustus 2009 beëindigd.
- [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
- De man heeft een DNA-onderzoek laten verrichten door Sanquin Diagnostiek te Amsterdam (Sanquin). Uit het rapport van 25 mei 2010 blijkt dat, op grond van de bij het DNA-onderzoek gevonden uitkomsten, de man uitgesloten is van het vaderschap ten aanzien van het kind [minderjarige].

Standpunt van de man
De man heeft gesteld dat de vrouw tijdens de zwangerschap en ook onmiddellijk na de geboorte van [minderjarige] de man heeft verteld dat hij de verwekker is van [minderjarige]. De man heeft om die reden [minderjarige] erkend. Nadat partijen op 14 augustus 2009 uit elkaar zijn gegaan, werd het de man duidelijk dat hij mogelijk niet de verwekker van [minderjarige] is. Hij ontdekte op internet dat de vrouw seksuele contacten met andere mannen had, mogelijk ook al tijdens hun relatie.
De man heeft DNA-onderzoek laten uitvoeren, waaruit is gebleken dat het uitgesloten is dat de man de verwekker is van [minderjarige]. De vrouw heeft de man bedrogen door hem voor te houden dat hij de biologische vader van [minderjarige] zou zijn en voor hem te verzwijgen dat de mogelijkheid bestond dat een ander de vader van [minderjarige] zou zijn. Indien de vrouw stelt dat zij ook in de veronderstelling verkeerde dat de man de vader van [minderjarige] was, is sprake van wederzijdse dwaling. De man vult zijn verzoek aan en verzoekt subsidiair om de erkenning op grond van artikel 1:205, eerste lid, onder b, BW te vernietigen. De man wenst thans vernietiging van de erkenning van 10 juni 2008. Indien hij had geweten dat hij mogelijk niet de biologische vader van [minderjarige] was, had hij het kind niet erkend.
Gebleken is dat de vrouw niet bereid is om de man een rol in het leven van [minderjarige] te geven. Zij heeft een nieuwe partner, die bereid is om [minderjarige] te erkennen na vernietiging van de erkenning door de man.
Voorts verzoekt de man de rechtbank om te bepalen dat de achternaam van de minderjarige [geslachtsnaam] zal zijn met ingang van de dag van de vernietiging van de erkenning.

Standpunt van de vrouw
De vrouw heeft gesteld dat zij altijd heeft gedacht dat de man de vader van [minderjarige] was, totdat zij de uitkomsten van het DNA-onderzoek zag. Zij heeft gesteld dat zij ongeveer negen maanden voor de geboorte van [minderjarige] door een vriend dronken is gevoerd en gedwongen is om met hem seksueel contact te hebben. Deze man had haar verteld dat hij door een ongeluk geen kinderen kon verwekken. Uit schaamte heeft de vrouw de man hierover niets verteld. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de erkenning van [minderjarige] door de man vernietigd dient te worden. Zij acht het in het belang van [minderjarige] dat haar huidige partner een (juridische) vader kan zijn voor hem.

Standpunt van de bijzondere curator
Partijen hebben met [minderjarige] een jaar als gezin geleefd, waarin de man de vaderrol heeft ingevuld. Nadat partijen uiteen zijn gegaan heeft de man geen contact meer met [minderjarige] gehad. De man heeft kenbaar gemaakt dat hij gelet op de uitkomsten van het DNA-onderzoek de erkenning van [minderjarige] wenst te vernietigen. De vrouw heeft gesteld dat zij hiermee kan instemmen en dat haar nieuwe partner tot erkenning van [minderjarige] wil overgaan. De vrouw woont samen met haar nieuwe partner en hij vervult nu de vaderrol voor [minderjarige]. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat de huidige juridische situatie in stand blijft, waarbij zijn juridische vader geen enkele rol in zijn leven speelt. Daarom dient de erkenning hetzij op grond van bedrog, hetzij op grond van (wederzijdse) dwaling te worden vernietigd.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Partijen zijn op 14 augustus 2009 uit elkaar gegaan. Uit het DNA-onderzoek van 25 mei 2010 is gebleken dat de man niet de biologische vader van [minderjarige] is. De man heeft op 12 juli 2010 zijn verzoekschrift tot vernietiging van de erkenning ingediend. Nu de man binnen een jaar nadat hij het bedrog dan wel de dwaling heeft ontdekt zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning heeft ingediend, is de rechtbank op grond van artikel 1:205, derde lid, Burgerlijk Wetboek (BW) van oordeel dat de man in zijn verzoek ontvankelijk is.

Vernietiging van de erkenning
De man heeft verzocht om de erkenning van [minderjarige] te vernietigen op grond van bedrog dan wel dwaling.
Van bedrog is op grond van artikel 3:44, derde lid, BW onder meer sprake indien iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling of door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen.
De erkenning is gelet op het bepaalde in artikel 6:228, eerste lid, BW onder invloed van dwaling tot stand gekomen, indien iemand bij een juiste voorstelling van zaken niet tot erkenning zou zijn overgegaan en waarbij deze dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, of indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten of de wederpartij bij de erkenning van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan.

Op grond van het DNA-onderzoek heeft Sanquin vastgesteld dat de man niet de vader kan zijn van de minderjarige [minderjarige]. Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat zij ten tijde van de conceptie van het kind (gedwongen) seksueel contact heeft gehad met een andere man en zij dit heeft verzwegen voor de man. Naar het oordeel van de rechtbank had de vrouw de man behoren in te lichten dat zij ten tijde van de conceptie van het kind (gedwongen) seksueel contact had gehad met een andere man. Hieraan doet niet af dat de vrouw -naar zij stelt- veronderstelde dat het kind niet van die andere man zou kunnen zijn, omdat deze geen kinderen zou kunnen verwekken, en zij niet twijfelde aan het vaderschap van de man.
Gelet op de gestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van dwaling. Vast is komen te staan dat indien de man had geweten dat hij mogelijk niet de biologische vader van [minderjarige] was, hij het kind niet had erkend. Deze dwaling is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan het feit dat de vrouw de man ten aanzien van zijn vaderschap onjuist heeft ingelicht dan wel de vrouw de man had behoren in te lichten over haar seksuele contact met een andere man.
De rechtbank ziet aanleiding om ingevolge artikel 1:205, eerste lid, onder b, BW de erkenning van [minderjarige] door de man te vernietigen, op de grond dat hij niet de biologische vader van [minderjarige] is en hij tot erkenning is bewogen door dwaling ten aanzien van het vaderschap.

Gevolgen van de vernietiging van de erkenning
Volgens het bepaalde in artikel 1:206, eerste lid, BW wordt, nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Hierdoor is de man nooit de vader van het kind geweest. De minderjarige [minderjarige] heeft daarom vanaf zijn geboorte alleen in familierechtelijke betrekking gestaan tot de vrouw, zodat het op grond van artikel 1:5, eerste lid, BW haar geslachtsnaam heeft. Het verzoek van de man te bepalen dat de achternaam van het kind, met ingang van de dag van dat deze beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, de geslachtnaam van de vrouw zal zijn, zal de rechtbank daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens gebrek aan belang.





BESLISSING

vernietigt de door [de man], wonende te [adres], op 10 juni 2008 gedane erkenning van [minderjarige], geboren [in 2008] in de gemeente [geboorteplaats], wonende te [adres];

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot (wijziging van) de achternaam van de minderjarige [minderjarige];

wijst af het meer of anders verzochte.





Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J. Klijn (voorzitter), D.A. Flinterman en J.H.H.M. Dorscheidt en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van 4 januari 2011, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Wal als griffier.
aw

De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl