wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
1582
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek - boek 6 - algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
artikel 100 - rechtspraak
artikel 100 - rechtspraak
LJN: BG2653, Rechtbank Rotterdam , 267477 / HA ZA 06-2352
Datum uitspraak: 24-09-2008
Rechtsgebied: Civiel overig
Inhoudsindicatie: Onrechtmatige daad. Artikel 6:100 BW. Eventueel voordeel dat eiseres heeft genoten, is geen voordeel dat zijn oorzaak vindt in de door gedaagde gepleegde onrechtmatige daad.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 267477 / HA ZA 06-2352 Uitspraak: 24 september 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiseres], gevestigd te Noordwijk, eiseres, advocaat mr. T. Steffens, - tegen - [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, advocaat mr. E.G. Karel. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 18 augustus 2006, met producties 1 tot en met 5; - akte houdende overlegging producties, met producties 6 tot en met 8; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 6 december 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 25 september 2007; - conclusie van repliek, met productie 9; - conclusie van dupliek; - de stukken van het op 1 september 2006 ten verzoeke van [eiseres] en ten laste van [gedaagde] onder Stichting Notarieel Pensioenfonds te ‘s-Gravenhage gelegde conservatoire beslag. 2 Het geschil De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: - [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 50.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2006 tot en met de dag der algehele voldoening; - [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding. |
3 De beoordeling 3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast: a. Op 23 januari 1981 heeft [eiseres] het bedrijfspand “[het bedrijfspand]”, staande en gelegen aan de Parallelboulevard in Noordwijk aan Zee (hierna: het bedrijfspand) verkocht aan [persoon 1]. De koopsom bedroeg f 3.125.000,-- (€ 1.418.063,18). Partijen kwamen overeen dat het pand met ingang van de datum van het passeren van de akte in economische eigendom werd overgedragen. De (juridische) levering zou uiterlijk op 1 februari 1983 plaatsvinden. b. Op 23 januari 1981 is het bedrijfspand door [persoon 1] belast met een (tweede) hypotheek ten behoeve van Tilburgsche Hypotheekbank N.V. (hierna: THB) voor een bedrag van f 3.201.400,-- (€ 1.452.731,98). c. De koopovereenkomst en de hypotheekakte werden gepasseerd ten overstaan van notaris [de not[de notaris]. [gedaagde] en [de notaris] werkten samen als notaris binnen hetzelfde kantoor. d. De hypothecaire geldgever van [persoon 1] heeft op 23 januari 1981 de koopsom bijgeschreven op de rekening van het kantoor waar [gedaagde] en [de notaris] deel van uitmaakten. [eiseres] heeft op genoemde datum kwijting van de koopsom verleend aan [persoon 1]. e. [gedaagde] heeft op 26 januari 1981 via cheques een bedrag van f 3.000.000,-- (€ 1.361.340,65) opgenomen van de kantoorrekening en dat bedrag betaald aan een derde die dat in strijd met gemaakte afspraken niet heeft terugbetaald. Als gevolg hiervan is de koopsom nooit aan [eiseres] betaald. f. [eiseres] heeft de (juridische) eigendom van het bedrijfspand niet voor de uiterlijk beoogde leveringsdatum van 1 februari 1983 noch nadien aan [persoon 1] overgedragen. g. [gedaagde] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 1981 in staat van faillissement verklaard. h. Op 16 december 1987 heeft [eiseres] het bedrijfspand en drie andere registergoederen verkocht en geleverd aan Binex. (hierna: Binex), welke vennootschap eigendom was van [eiseres]. De koopprijs voor de vier registergoederen bedroeg f 2.100.000,-- (€ 952.938,45). i. De curator in het faillissement van [gedaagde] heeft tijdens de verificatievergadering van 27 oktober 1994 de vordering van [eiseres] in zijn geheel erkend. [gedaagde] heeft de vordering in zijn geheel betwist. j. Uit het faillissement van [gedaagde] zijn aan [eiseres] betaald: Medio november 1995 € 425.418,95 Medio juli 1999 € 212.709,95 Medio februari 2006 € 58.435,12 k. Het faillissement van [gedaagde] is op 24 februari 2006 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. 3.2 [eiseres] grondt haar vordering primair op een toerekenbare tekortkoming en subsidiair op onrechtmatige daad. 3.3 [gedaagde] heeft ter gelegenheid van de gehouden comparitie van partijen erkend dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door de op de kantoorrekening van haar en notaris [de notaris] ontvangen koopsom ten behoeve van [eiseres] aan een derde ter beschikking te stellen, waarna betaling van de koopsom aan [eiseres] niet meer heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank neemt dit derhalve als vaststaand aan. Hiervan uitgaande, kan ik het midden blijven of [gedaagde], zoals [eiseres] primair aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande overeenkomst. 3.4 Derhalve resteert de vraag of [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van de door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad en zo ja, wat de omvang van de schade is. 3.5 [eiseres] stelt dat de hoor haar geleden schade gelijk is aan de ten onrechte niet door haar ontvangen koopsom ad € 1.418.063,18 minus de uit het faillissement van [gedaagde] ontvangen uitkeringen ad in totaal € 696.564,02, derhalve € 721.499,63. 3.6 [gedaagde] betwist dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van de door haar gepleegde onrechtmatige daad. Zij stelt in dit verband naar de rechtbank begrijpt het volgende. Nu geen juridische levering van het bedrijfspand heeft plaatsgevonden en [eiseres] het bedrijfspand (met de daarop rustende twee hypotheken) op 16 november 1987 heeft verkocht aan Binex, is het nadeel dat [eiseres] heeft geleden doordat de koopsom niet (volledig) aan haar ter beschikking is gesteld, tenietgegaan met de verkoop van het bedrijfspand aan Binex. 3.7 [persoon 1] heeft op 23 januari 1981 op grond van de met [eiseres] gesloten koopovereenkomst de koopsom betaald middels storting op de kantoorrekening van (onder andere) mr. [de notaris]. [eiseres] heeft [persoon 1] op dezelfde datum voor ontvangst van de koopsom gekwiteerd. Naar het oordeel van de rechtbank moet ervan worden uitgegaan dat mr. [de notaris] na deze kwijting de koopsom is gaan houden voor [eiseres]. Aldus had [eiseres] vanaf 23 januari 1981 een vordering op mr. [de notaris]. Als gevolg van de onrechtmatige gedraging van [gedaagde] kon mr. [de notaris] niet aan deze vordering voldoen. De schade van [eiseres] bedroeg op dat moment het volledige bedrag van de niet ontvangen koopsom, derhalve € 1.418.063,18 (f 3.125.000,--). 3.8 De rechtbank begrijpt het betoog van [gedaagde] aldus dat zij zich erop beroept dat [eiseres] voordeel heeft genoten doordat zij het bedrijfspand nimmer aan [persoon 1] heeft geleverd maar heeft verkocht aan Binex en dat het voordeel bestaat uit de door [eiseres] door deze verkoop van Binex ontvangen koopprijs die - zo begrijpt de rechtbank - in de visie van [gedaagde] minimaal gelijk was aan de schade van [eiseres], zodat [eiseres] per saldo geen schade heeft geleden. 3.9 Artikel 6:100 BW bepaalt dat indien een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd, dit voordeel, voor zover dit redelijk is, bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening dient te worden gebracht. 3.10 Het eventuele voordeel dat [eiseres] heeft genoten door de omstandigheid dat zij het bedrijfspand niet heeft geleverd aan [persoon 1] en enkele jaren later heeft verkocht aan Binex, is geen voordeel dat zijn oorzaak vindt in de door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad. Derhalve is er naar het oordeel van de rechtbank geen plaats voor verrekening van enig eventueel hierdoor genoten voordeel met de schade. In het midden kan dan ook blijven of [eiseres] daadwerkelijk voordeel heeft genoten door de verkoop van het bedrijfspand aan Binex en zo ja, wat de omvang van dit voordeel was. 3.11 Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat de koopovereenkomst tussen [eiseres] en [persoon 1] vóór 16 december 1987 moet zijn ontbonden en dat met deze ontbinding ook de betalingsverplichting van [persoon 1] jegens [eiseres] is komen te vervallen, als gevolg waarvan er in de visie van [gedaagde] ook geen vordering meer bestaat van [eiseres] op [gedaagde]. Ter gelegenheid van de gehouden comparitie heeft [eiseres] echter uitdrukkelijk betwist dat bedoelde koopovereenkomst is ontbonden of anderszins is beëindigd. Nu [gedaagde] haar bij conclusie van antwoord ingenomen stellingen hieromtrent bij conclusie van dupliek niet voldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd, staat vast dat de koopovereenkomst niet is ontbonden. 3.12 Het bovenstaande brengt mee dat de schade van [eiseres] bestaat uit de niet ontvangen koopsom ad € 1.418.063,18 minus de door [eiseres] uit het faillissement van [gedaagde] ontvangen uitkeringen ad € 646.564,02, derhalve € 721.499,63. 3.13 [eiseres] heeft haar vordering beperkt tot € 50.000,--, zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. 3.14 [eiseres] vordert wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 24 februari 2006 tot en met de dag der algehele voldoening. Dit deel van de vordering wordt beheerst door artikel 1286 BW (oud) nu de door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad dateert van vóór 1 januari 1992. [gedaagde] heeft dit deel van de vordering niet weersproken. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. |
4 De beslissing
De rechtbank, veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 50.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 1286 lid 1 BW (oud) over dit bedrag vanaf 18 augustus 2006 tot aan de dag der voldoening; veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 1.100,-- aan vast recht, op € 282,48 aan overige verschotten en op € 3.576,-- aan salaris voor de advocaat; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. |
Uitgesproken in het openbaar.
1582
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl