Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN9245, Gerechtshof Amsterdam , 200.039.355/01

Datum uitspraak: 27-07-2010
Inhoudsindicatie: Uitleg overeenkomst(en). Betalingsafspraken niet redelijkerwijs zo te begrijpen dat het in de oorspronkelijke overeenkomst opgenomen boetebeding daarop niet van toepassing zou zijn. Geen wettelijke hándelsrente verschuldigd, want nadere afspraken zijn geen handelsovereenkomst.





Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

de vennootschap naar Duits recht TREND NETWORK AG,
gevestigd te Potsdam (Duitsland),
APPELLANTE,
advocaat: mr. A. van Hees, te Amsterdam,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.V.B. EXPLOITATIE BV,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.A.I. Witlox, te Amsterdam.

Partijen zullen in dit arrest Trend Network en GVB worden genoemd.





1. Het geding in hoger beroep

1.1. Trend Network is bij exploot van 26 juni 2009 in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding dat door de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) onder zaaknummer/rolnummer 425094/KG ZA 09-800 TW/BB tussen GVB als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en – onder meer - Trend Network als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie is gewezen en dat is uitgesproken op 29 mei 2009, met dagvaarding van GVB voor dit hof.

1.2. Trend Network heeft bij memorie twee grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en geconcludeerd als verwoord in die memorie.

1.3. GVB heeft daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd als in die memorie omschreven.

1.4. Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.





2. De grieven

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.





3. Waarvan het hof uitgaat

3.1. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 29 mei 2009 in de tweede rechtsoverweging onder 2.1 tot en met 2.15 een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die vaststelling is niet in geding, zodat ook het hof van die vaststelling zal uitgaan.

3.2. Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.

3.2.1. In 2002 heeft GVB 155 nieuwe tramrijtuigen besteld.
GVB wenste haar klanten in deze nieuwe tramrijtuigen te kunnen voorzien van actuele (reis)informatie en overige informatie over GVB. Deze informatie diende te worden aangeboden op televisieschermen in de rijtuigen.

3.2.2. Trend Network houdt zich bezig met het verzorgen van dergelijke actuele (reis)informatie, volgens een systeem dat door partijen wordt aangeduid als het Mobil-Info Systeem en maakt gebruik van door het Duitse bedrijf GSP aangeboden techniek.

3.2.3. Op 13 mei 2002 is tussen de Gemeente Amsterdam en Trend Network “de Overeenkomst Mobil Info” gesloten (hierna: de overeenkomst). Per 1 januari 2007 is GVB de rechtsopvolgster van de Gemeente Amsterdam in die overeenkomst.

3.2.4. Op grond van de overeenkomst heeft GVB aan Trend Network het recht verstrekt tot exploitatie van het “Mobil Info-systeem”.

3.2.5. In de overeenkomst is – voor zover in appel nog van belang onder meer – bepaald:
“(…)
11.1 TN betaalt aan GVB een Exploitatievergoeding per jaar die in 12 maandelijkse termijnen wordt gefactureerd en voldaan. De vergoeding (per scherm in een afgeleverde tram) is verschuldigd volgens het schema opgenomen in Bijlage 7 en dient zonder enige korting, verrekening of opschorting te worden betaald, behoudens het bepaalde in Artikel 12.1 en Artikel 11.4.
11.2 De eerste vergoeding is verschuldigd voor de periode januari 2004.
11.3 De betaling van de vergoeding geschiedt maandelijks achteraf (…) en dient voor de 15e van de maand volgend op de maand waarvoor de vergoeding geldt op de rekening van GVB te zijn bijgeschreven. Bij te late betaling is TN zonder in gebreke stelling in verzuim en is zij de wettelijke rente verschuldigd.(…)”

3.2.6. Uit Bijlage 7 bij de overeenkomst volgt dat Trend Network over de periode 2006 tot en met 2008 een exploitatievergoeding aan GVB verschuldigd is van in totaal € 1.980.720,- (€ 632.400,- in 2006 [€ 52.700,- per maand] + € 662.160,- in 2007 [€ 55.180,- per maand] + € 686.160,- in 2008 [€57.180,- per maand]).

3.2.7. Bij brief van 7 december 2007 heeft GVB Trend Network gesommeerd vóór 31 december 2007 over te gaan tot betaling van € 899.259,20. Daarnaast staat in die brief – onder meer -:
“Sofern wir nicht spätestens bis zum 31. Dezember 2007
1) den insgesamt offen stehenden Betrag in Höhe von 899.259,20 € … zuzüglich der gesetzlichen Verzugszinsen in Höhe von 35.247,12 € (gemäß den Bestimmungen im Sinne von Artikel 119 von Buch 6 des niederländischen Bürgerlichen Gesetzbuches und den Artikeln 11.1 en 11.3 des Vertrags sowie den zwischen den Parteien getroffenen Vereinbarungen, die in ihrem Schreiben vom 23. Januar 2006 genannt werden) erhalten haben, oder
2) einen Gesamtbetrag in Höhe von 547.400,00 € … zuzüglich der gesetzlichen Zinsen in Höhe van 25.846.47 € erhalten haben, wobei die Restforderung in Höhe von 361.259,85 € spätestens bis zum 1. Februar 2008 zu entrichten wäre, werden wir den Vertrag mit Trend Network ohne gerichtliche Interven-tion und sofortiger Wirkung zum 1. Januar 2008 auflösen. Anbei erhalten Sie die Berechnung der Forderungen. In jenem Fall wäre Trend Network nicht nur die vorstehend genannte Summe schuldig, sondern auch eine Vertragsstrafe in Höhe von 200.000,00 € (gemäß den Bestimmungen in Artikel 14.1) …“

3.2.8. Op 24 januari 2008 heeft overleg plaatsgevonden tussen GVB en Trend Network.

3.2.9. Op 25 januari 2008 heeft de heer [T] van Trend Network aan GVB, voor zover thans relevant, het volgende geschreven:
“Wie besprochen möchte ich meinen Vorschlag zur Zahlung unserer Verbindlichkeiten sowie zur weiteren Gestaltung unser vertraglichen Beziehungen schriftlich fixieren.

Die Trend Network AG zahlt nach erfolgter Kapitalerhöhung am 29.01.2008 innerhalb von 10 Tagen spätestens bis zum 08.02.2008 eine erste Rate für das Jahr 2006 in Höhe von 220.000,- Euro zzgl. Vereinbarter Zinsen (20.000,00 Euro sind bereits im Jahr 2006 beglichen worden). Die zweite Rate für das Jahr 2007 in Höhe von 240.000,00 Euro zzgl. Zinsen erfolgt bis 29.02.2008. Eine dritte Ratenzahlung erfolgt bis 31.03.2008 für in Höhe von 240.000,00 Euro (ohne Zinsen) für das gesamte Jahr 2008. Damit waren für 2008 alle Zahlungen abgegolten.
Die Größenordnung der genannten Zahlungen unterstellen die Annahme meines Vorschlages durch die GVB, dass monatliche Zahlungen in der Höhe von 20.000,00 Euro in den Jahren 2006, 2007 und 2008 erfolgen.

Soweit der Vorschlag zu den Zeitpunkten der Zahlungen sowie deren Höhe zur Begleichung der Verbindlichkeiten aus den Jahren 2006 und 2007 und zu den aktuellen Zahlungen des Jahres 2008. In dem Zusamenhang möchte ich die Bitte äußern, sofern der Vorschlag Ihre Zustimmung findet, dass die vorliegenden Rechnungen für das Jahr 2006 und 2007 sowie teilweise 2008 zurückgezogen werden (Stornierung) und eine Gesamtrechnung für die genannten Ratenzahlungen gestellt wird. Wenn es möglich ist, sollte diese Rechnung den Zusatz enthalten “laut Vertrag sowie Vereinbarung vom 24.01.2008.”

Gestatten Sie, dass ich einige Eckpunkte zur Neugestaltung des Vertrages darlege. Wir schlagen vor, die Vertragslaufzeit bis zum Jahr 2013 zu vereinbaren mit der Option der Verlängerung bzw. Neuverhandlung des Vertrages. (…)”

3.2.10. Bij brief van 5 februari 2008 van GVB aan Trend Network is, voor zover thans relevant, het volgende geschreven:
“Gezamenlijk zijn we tot de conclusie gekomen dat de beste oplossing op dit moment is om uw voorstel te accepteren, maar daarbij ook tegelijkertijd ons huidige contract met u te beëindigen per 1 januari 2009. (…)
Wij zullen thans de eindfactuur gaan maken voor de jaren 2006 tot en met 2008 conform uw voorstel en verwachten zo spoedig mogelijk de betalingen conform uw betalingsvoorstel in uw fax van 25 januari jongstleden.”

3.2.11. Bij brief van 8 april 2008 heeft GVB aan Trend Network een overzicht van openstaande posten met de bijbehorende facturen toegezonden. Trend Network is niet tot betaling overgegaan.

3.2.12. Bij e-mailbericht van 30 april 2008 heeft de advocaat van Trend Network aan GVB, voor zover thans van belang, geschreven:
“Our client informed us today, that he would like to pay your outstanding accounts as an installment. He suggested as your first installment a payment in the amount of 150.000 EUR to be paid by the 14th May 2008 at the latest.

The remaining installments – if you agree – we would like to discuss with you (…)”.

3.2.13. Bij e-mailbericht van 20 mei 2008 heeft de advocaat van Trend Network aan GVB nog een betalingsregeling voorgesteld van € 283.733,82 op 30 juni 2008, € 293.134,82 op 30 juli 2008 en € 285.600,- op 30 september 2008.

3.2.14. In een brief van 16 december 2008 (prod. 11 bij de inleidende dagvaarding) heeft GVB aan de advocaat van Trend Network geschreven, onder meer,:
“With reference to our letter of last February 5th we confirm you hereby that GVB conclude a contract per January 1st 2009 with a new operator for the Mobil-info system.

Meanwhile, the open sum is being run to € 866.653,64 (€ 862.468,64 plus € 4.185,- in connection with the rent of workspace in Diemen). While GVB have not received a single payment of your client, we will pass on to call upon the bank guarantee. After calling upon the bank garantee and starting from that this will be done successfully, there will be € 166.653,64 unpaid.

Given the foregoing, we request your client – insofar as required by law demand – we summon Trend Network – to make payable the unpaid amount of € 166.653,64. (…) GVB reserves, perhaps superfluously, all rights regarding the matter.”

3.2.15. GVB heeft bij brief van 12 januari 2009 een door Stadtsparkasse ten behoeve van Trend Network afgegeven bankgarantie (groot € 700.000,-) ingeroepen (inleidende dagvaarding productie 12). Stadtsparkasse heeft, ook na sommatie, betaling geweigerd.

3.2.16. GVB heeft - kort samengevat - in eerste aanleg in de onderhavige kort geding procedure gevorderd Trend Network te veroordelen tot betaling van € 1.062.468,64 met wettelijke handelsrente en Stadtsparkasse te veroordelen tot uitkering van de bankgarantie eveneens met wettelijke handelsrente.

3.2.17. GVB heeft, kort samengevat, deze vorderingen gebaseerd op de stelling dat Trend Network niet meer aan haar verplichtingen voldeed, in welk verband GVB heeft gewezen op het betalingsvoorstel van Trend Network van 25 januari 2008, het e-mailbericht van 20 mei 2008 van Trend Network alsmede op de in artikel 14.1 van de overeenkomst opgenomen boete.

3.2.18. Trend Network en Stadtsparkasse hebben gemotiveerd verweer gevoerd en Trend Network heeft in reconventie verzocht, kort samengevat, GVB te gebieden haar verzoek aan Stadtsparkasse tot uitbetaling van € 700.000,- in te trekken c.q. GVB te verbieden nogmaals een dergelijk verzoek te doen.

3.2.19. De voorzieningenrechter heeft, kort samengevat, in conventie Trend Network en Stadtsparkasse hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 700.000,- te vermeerderen met de proceskosten, en daarnaast Trend Network veroordeeld tot betaling van het restant van de door GVB gevorderde hoofdsom van € 362.468,64, te vermeerderen met wettelijke handelsrente over de gevorderde hoofdsom vanaf 7 december 2007. In reconventie heeft de voorzieningenrechter de door Trend Network gevraagde voorzieningen geweigerd met veroordeling van Trend Network in de proceskosten.

3.2.20. Stadtsparkasse heeft in haar veroordeling berust. Trend Network heeft hoger beroep ingesteld.





4. Behandeling van het hoger beroep

4.1. Trend Network keert zich in het door haar ingestelde hoger beroep uitsluitend tegen de veroordeling tot betaling van het bedrag van € 362.468,22, een en ander te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 7 december 2007 over een bedrag van € 1.062.468,64.

4.2. In haar eerste grief stelt Trend Network dat zij door de rechtbank ten onrechte is veroordeeld tot betaling van de in artikel 14.1 van de overeenkomst opgenomen contractuele boete. Trend Network brengt ter onderbouwing van deze grief, kort samengevat, primair naar voren dat nu de vordering van GVB is gebaseerd op een nadere overeenkomst - door Trend Network aangeduid als vaststellingsovereenkomst - waarbij partijen de betalingsverplichting van Trend Network hebben vastgesteld, Trend Network niet verplicht kan worden tot betaling van de, in de oorspronkelijke overeenkomst, vervatte contractuele boete. Als GVB had gewenst dat Trend Network in geval van niet-nakoming van de getroffen betalingsregeling een boete verschuldigd zou zijn, had zij dit in reactie op het voorstel van 25 januari 2008 of daarna aan Trend Network moeten voor-stellen en had dit voorstel vervolgens door Trend Network aanvaard moeten worden. Subsidiair – voor geval zou moeten worden aangenomen dat het boetebeding nog wel geldt tussen partijen - stelt Trend Network dat, gelet op de inhoud van artikel 14.1 van de overeenkomst, GVB had moeten kiezen tussen boete en nakoming.

4.3. GVB betwist om te beginnen dat er sprake is van een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van een geschil, waardoor GVB geen beroep meer zou toekomen op de op 13 mei 2002 gesloten overeenkomst. Er is, aldus GVB, op 25 januari 2008 slechts overeenstemming bereikt over de betaling van reeds verschuldigde (achterstallige) exploitatievergoedingen. Dit betrof een deelaspect van reeds bestaande verplichtingen, waarbij de tussen partijen geldende overeenkomst volledig in stand bleef. Uit het enkele feit dat GVB - uit coulanceoverwegingen - accoord is gegaan met een betalingsregeling kan niet worden opgemaakt dat GVB met deze overeenstemming een nieuwe (vaststellings)overeenkomst is aangegaan. Hoogstens gaat het om een aanvulling c.q. uitwerking van de reeds bestaande overeenkomst, waarvan alle essentiële kenmerken overeind bleven. Dit alles wordt, aldus GVB, bevestigd in haar brief van 5 februari 2008 aan Trend Network waarin GVB de overeenkomst heeft opgezegd tegen 1 januari 2009. Trend Network heeft niet tegen deze brief geprotesteerd, terwijl ook Trend Network zich ervan bewust was dat de overeenkomst bleef gelden, dit gezien de inhoud van haar brieven.

4.4. De vraag ligt voor of GVB, nu Trend Network de in de eerste maanden van 2008 gemaakte betalingsafspraken niet is nagekomen, gerechtigd is van Trend Network betaling van de in artikel 14.1 van de overeenkomst opgenomen boete te vorderen.

4.5. Voor de beantwoording van de vraag hoe voornoemd artikel en de latere afspraken moeten worden uitgelegd komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dat artikel en de latere afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij de rechten en verplichtingen van partijen over en weer niet alleen worden bepaald door hetgeen zij uitdruk-kelijk zijn overeengekomen, doch ook door de redelijkheid en billijkheid die hun rechtsverhouding beheersen.

4.6. In dit kader wordt allereerst van belang geacht dat uit de brief van GVB aan Trend Network van 7 december 2007 (zie hiervoor onder 3.2.7) duidelijk naar voren komt dat GVB alstoen aangaf dat Trend Network - indien Trend Network na zou laten tijdig te betalen - in ieder geval de contractueel overeengekomen boete verschuldigd zou zijn. Vervolgens blijkt dat er op 24 januari 2008 overleg tussen partijen is geweest, waarna de brief van 25 januari 2008 van Trend Network aan GVB is gevolgd. In deze brief wordt niet gesproken over het boetebeding en ook GVB heeft het in haar reactie op voornoemde brief, de brief van 5 februari 2008, niet over het boetebeding. Wel blijkt uit voornoemde brieven dat beide partijen ervan uitgaan dat het bestaande contract voortduurt.

4.7. In het licht van deze correspondentie en hetgeen hierna wordt overwogen wordt geoordeeld dat Trend Network de in begin 2008 gemaakte afspraken redelijkerwijs niet, ook niet in het licht van de tekst van de oorspronkelijke overeenkomst, zo heeft mogen begrijpen dat op deze afspraken het in de overeenkomst opgenomen boetebeding niet (meer) van toepassing zou zijn.

4.8. Voor zover Trend Network zich erop beroept dat in haar brief gesproken wordt over het fixeren van haar verdere contractuele verplichtingen en dat daarin het boetebeding niet (meer) wordt genoemd, wordt overwogen dat GVB - gelet op haar duidelijke stellingname in de brief van 7 december 2007 - redelijkerwijs niet heeft behoeven te begrijpen dat Trend Network – die dat niet had gestipuleerd, hetgeen van haar verwacht had mogen worden indien zij zulks had gewenst - daarmee voor ogen stond dat het boetebeding zou worden geëcarteerd. Dit klemt temeer indien daarbij wordt betrokken dat GVB, naar niet is bestreden, vanaf februari 2006 geen betalingen van Trend Network meer had ontvangen en GVB ingevolge de nadere afspraken aanzienlijk minder zou ontvangen dan waarop zij krachtens de overeenkomst recht had (memorie van grieven onder 7). Dat GVB onder die om-standigheden (ook nog) afstand zou doen van het recht zich op het boetebeding te beroepen voor het geval Trend Network in weerwil van de gedane toezeggingen opnieuw niet zou betalen ligt niet voor de hand en is door Trend Network ook niet plausibel gemaakt. Trend Network had, indien haar met haar aanbod voor ogen stond het boetebeding te ecarteren, dit in haar brief duidelijk tot uitdrukking moeten brengen. Het feit dat GVB in haar acceptatiebrief van 5 februari 2008 het niet heeft over het boetebeding maakt dit niet anders, nu GVB er immers redelijkerwijs niet op bedacht hoefde te zijn dat Trend Network ervan uitging (naar laatstgenoemde stelt dat het geval is geweest) dat het boetebeding van tafel was, waarbij nog gewezen wordt op het feit dat Trend Network in haar brief van 25 januari 2008 weliswaar spreekt over “Neuverhandlung des Vertrages”, maar dat dit slechts wordt gezegd in het kader van het verlengen van de overeenkomst na 2013. Voor zover Trend Network nog heeft bedoeld te stellen dat ook het feit dat zij op grond van de latere afspraken rente verschuldigd was eraan in de weg staat dat het boetebeding zijn gelding heeft behouden, wordt overwogen dat ook in de overeenkomst van 13 mei 2002 een rentebepaling was opgenomen, zie artikel 11.3 (hiervoor onder 3.2.5).

4.9. De vraag of er al dan niet sprake is van een vaststellingsovereenkomst behoeft geen beantwoording, aangezien ook bij bevestigende beantwoording van die vraag dit niet meebrengt dat de uitleg van de nadere afspraken zou worden geregeerd door een ander criterium dan hiervoor onder 4.5 is vermeld (HR 11 september 2009 LJN BI5915). Een en ander brengt mee dat dit onderdeel van de eerste grief faalt.

4.10. Subsidiair stelt Trend Network in deze grief dat GVB, gelet op artikel 6:92 BW, niet zowel nakoming van de verbintenis als nakoming van het boetebeding kan vorderen.
Daaromtrent geldt het volgende.

4.11. Een schuldeiser kan op grond van het bepaalde in artikel 6:92 BW, dat van regelend recht is, niet tegelijkertijd nakoming van de hoofdschuld en van het boetebeding vorderen, tenzij de boete alleen op vertraging is gesteld en daarmee niet in de plaats treedt van de oorspronkelijke prestatie. Artikel 14.3 van de overeenkomst bepaalt: “Het verbeuren van een boete laat de mogelijkheid tot het vorderen van schadevergoeding onverlet.” Het hof leidt uit deze bepaling af dat het boetebeding in de overeenkomst niet de functie heeft van gefixeerde schadevergoeding, maar slechts van een prikkel tot nakoming. Ook dit onderdeel van grief een faalt.

4.12. In haar tweede grief stelt Trend Network dat de voorzieningenrechter ten onrechte de wettelijke handelsrente vanaf 7 december 2007 heeft toegewezen. Kort samengevat brengt Trend Network naar voren dat artikel 6:119a BW zich niet uitstrekt tot de nadere tussen partijen tot stand gekomen afspraken, nu het daarbij niet gaat om een handelsovereenkomst in de zin van voornoemd artikel. Voorts is, aldus Trend Network, gelet op de datum waarop de facturen zijn verzonden, de door de voorzieningenrechter vastgestelde ingangsdatum onjuist.

4.13. GVB voert aan dat er wel sprake is van een handelsovereenkomst. Zij wijst er in dit verband op dat partijen handelden in het kader van de overeenkomst van 13 mei 2002 en dat Trend Network aan GVB diensten leverde. Met betrekking tot de begindatum merkt GVB op dat de door haar verzonden facturen slechts aangepaste versies zijn van hetgeen Trend Network reeds vanaf februari 2006 was verschuldigd.

4.14. Deze tweede grief slaagt. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente is geen plaats, nu de uit de nadere betalingsafspraken voortvloeiende verplichtingen niet kunnen worden aangemerkt als verplichtingen die voortvloeien uit een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW. Overigens, doch dit terzijde, wordt gewezen op de brief van GVB van 7 december 2007 waarin GVB rente vordert op grond van artikel 6:119 BW. Er zal geen wettelijke handelsrente worden toegewezen, maar wel wettelijke rente.

4.15. Met betrekking tot de door de voorzieningenrechter vastgestelde ingangsdatum van 7 december 2007 wordt overwogen dat nu GVB begin februari 2008 zonder voorbehoud het betalingsvoorstel van Trend Network heeft geaccepteerd de wettelijke rente niet kan worden toegewezen met ingang van 7 december 2007. Gezien de uitdrukkelijke – door GVB geaccepteerde - betalingstoezeggingen van Trend Network in haar brief van 25 januari 2008 zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de in die brief opgenomen data.

4.16. Slotconclusie is dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd voor zover Trend Network daarin in conventie is veroordeeld tot betaling van de wettelijke handelsrente vanaf 7 december 2007 en dat zal worden beslist als hierna in het dictum is bepaald. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. Trend Network zal, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.





5. Beslissing

Het hof:

vernietigt – voor zover aan het oordeel van het hof onderwor-pen - het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend voor zover Trend Network daarin in conventie is veroordeeld tot betaling aan GVB van wettelijke handelsrente vanaf 7 december 2007, en in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt Trend Network tot betaling aan GVB van wettelijke rente over een bedrag van € 220.000,- vanaf 8 februari 2008, over een bedrag van € 240.000,- vanaf 29 februari 2008 en over een bedrag van € 240.000,- vanaf 31 maart 2008 telkens tot de dag van voldoening;

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - voor al het overige en wijst het door GVB meer of anders gevorderde af;

veroordeelt Trend Network in de kosten van dit hoger beroep tot op dit moment aan de zijde van GVB begroot op € 6.174,- aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat.





Dit arrest is gewezen door mrs. A. Bockwinkel, S. Clement en H.J.M. Boukema en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 juli 2010 door de rolraadsheer.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl