- rechtspraak
Datum uitspraak: 25-08-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Op deze hoofdregel moet een uitzondering worden gemaakt, indien de betaling het gevolg is van een onmiskenbare vergissing. In het door beide partijen aangehaalde arrest van 5 september 1997, NJ 1998, 437, Ontvanger/Mr. Hamm q.q., heeft de Hoge Raad bepaald dat de curator, wanneer hij wordt geconfronteerd met zodanige onmiskenbare vergissing in overeenstemming handelt met hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt beschouwd indien hij meewerkt aan het –zo spoedig mogelijk en met voorbijgaan van aanspraken van andere boedelcrediteuren- ongedaanmaken van die vergissing.
In latere jurisprudentie heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien terug te komen van bovengenoemd arrest. In zijn uitspraak van 8 juni 2007, NJ 2007,419, Mr. Van der Werff q.q./BLG, heeft de Hoge Raad onder rechtsoverweging 3.3.3.nader gepreciseerd wanneer sprake is van een onmiskenbare vergissing, waarbij voor de curator een terugbetalingsverplichting bestaat, te weten:
wanneer geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die de betaler, de gefailleerde of de curator aanleiding kon geven te veronderstellen dat er (mogelijk) wél een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling in kwestie. Dan valt immers voor geen van de betrokkenen te miskennen dat de betaling bij vergissing is verricht, omdat duidelijk is dat zij bij gebreke van enige rechtsverhouding noch voor de gefailleerde, noch voor de curator bestemd was, dan wel evident is dat de rechtsverhouding die tussen de betaler en de gefailleerde wél bestaat of heeft bestaan voor de betaling in kwestie geen rechtsgrond kon opleveren.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl