Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO1232, Rechtbank Zwolle , 161969 / HA ZA 09-1296

Datum uitspraak: 15-09-2010
Inhoudsindicatie: Uitleg clausule in bedrijfsverzekeringspolis. Verzekerde som per risicoadres of één verzekerde som voor alle risicoadressen?





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht


zaaknummer / rolnummer: 161969 / HA ZA 09-1296

Vonnis van 15 september 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. T.J. Dorhout Mees,

tegen

1. de naamloze vennootschap
ALGEMENE ASSURANTIE-MAATSCHAPPIJ GRANO N.V.,
gevestigd te Deventer,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij W.A.
ONDERLINGE BRANDWAARBORG-MAATSCHAPPIJ SPECIAAL VOOR MOLENAARS W.A.,
gevestigd te Deventer,
gedaagden,
advocaat mr. A. Knigge.


Partijen zullen hierna [eiser] en Verzekeraars genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de akte van de zijde van [eiser]
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek, tevens akte wijziging van eis
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. [eiser] exploiteert een groothandel in fietsen en fietsonderdelen.

2.2. Via tussenkomst van [Bedrijf A] (hierna: [bedrijf A]) heeft [eiser] met ingang van 5 december 2007 een verzekeringsovereenkomst gesloten met Verzekeraars. Krachtens deze zogenaamde Kettingpolis voor bedrijven houden Verzekeraars onder meer de voorraad fietsen en fietsonderdelen van [eiser] verzekerd tegen onder meer het risico van brand. Op de oorspronkelijk afgegeven polis staat vermeld dat het verzekerd bedrag op de voorraad fietsen en fietsonderdelen EUR 5.500.000,00 beloopt en dat de voorraad naast het risicoadres [adres 1] te [woonplaats] mede aanwezig is op het adres [adres 2] te [woonplaats].

2.3. Op 5 augustus 2008 zond [bedrijf A] aan assurantiekantoor [B] (hierna: [B]), de administratief gevolmachtigde van Verzekeraars, een e-mailbericht waarin - voor zover van belang – het volgende is opgenomen:

(…)
Op de polis staat het risico-adres [adres 2] aangetekend. Op dit risico-adres liggen ook goederen van [eiser]. (waarde zo’n 3 miljoen) Het bedrijf waar deze goederen liggen heet [bedrijf C].
Er is op dit moment gebrek aan opslagruimte ontstaan waardoor er drie andere risico-adressen bij komen nl:

[bedrijf C], [adres 3] [woonplaats]
[bedrijf D], [adres 4] [woonplaats]
[bedrijf E], [adres 5] [woonplaats]

80% van de goederen die opgeslagen zijn bij [bedrijf C] liggen op [adres 2]. De overige 20% is verdeeld over bovenstaande risico-adressen.

(…)

2.4. Naar aanleiding hiervan is in aanhangselnummer 1 van de polis het volgende aangetekend:

(…)
Sub 1 Risico-adres: [adres 1] [woonplaats]
Eur 6.000.000 a 2,1400 0/00
Conditie(s): uitgebreid
Op de voorraad goederen van een groothandel in fietsen en fietsonderdelen.
(…)
990 2e Aanvullende bepalingen
Overige risicoadressen te [woonplaats]:
- [bedrijf C]: [adres 6] (= [adres 2])
- [bedrijf C]: [adres 7]
- [bedrijf D]: [adres 8]
- [bedrijf E]: [adres 9]

Het is de maatschappij bekend dat 80% van de goederenvoorraad ligt opgeslagen op het adres [adres 2].
De overige 20% ligt verdeeld op de overige 3 adressen.
(…)

2.5. Met ingang van 2 maart 2009 is de verzekerde som voor wat betreft de voorraad goederen verhoogd tot EUR 7.200.000,00. Voorts is het risicoadres [adres 8] met ingang van 23 maart 2009 komen te vervallen.

2.6. Op 29 mei 2009 heeft er brand gewoed in het pand aan de [adres 9] te [woonplaats], waardoor schade is ontstaan aan de daar opgeslagen voorraad goederen.

2.7. [B] heeft namens Verzekeraars RVJ Expertises & Taxaties B.V. (hierna: RVJ) ingeschakeld om de schadetoedracht en -omvang te onderzoeken. Dat heeft geresulteerd in de onderzoeksrapportage van 24 juli 2009. In overleg met de door [eiser] aangewezen contra-expert, Troostwijk Expertises B.V., heeft RVJ de schade begroot op EUR 1.422.048,00 exclusief (verrekenbare) BTW.

2.8. [eiser] heeft vergoeding van deze schade van Verzekeraars gevorderd, onder aftrek van het eigen risico van EUR 1.134,00. Verzekeraars hebben deze schadeclaim afgewezen. Met een beroep op onderverzekering hebben Verzekeraars op 18 augustus 2009 een bedrag van EUR 720.000,00 aan [eiser] uitgekeerd.





3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert - samengevat - veroordeling van Verzekeraars tot betaling van EUR 700.914,00, vermeerderd met rente en kosten. Dit is het bedrag aan schade dat voor [eiser] resteert na aftrek van het reeds door Verzekeraars uitgekeerde bedrag van
EUR 720.000,00 en het eigen risico van EUR 1.134,00. Aan deze vordering legt [eiser] nakoming van de verzekeringsovereenkomst ten grondslag.

3.2. Verzekeraars voeren gemotiveerd verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4. De beoordeling

4.1. De rechtbank staat voor de vraag of Verzekeraars terecht volledige uitkering van de brandschade weigeren met een beroep op onderverzekering.

4.2. Verzekeraars beroepen zich op onderverzekering omdat de schade is begroot op EUR 1.422.048,00, terwijl de verzekerde som op het risicoadres [adres 9]
EUR 300.000,00 bedroeg. Na de bij e-mailbericht van 5 augustus 2008 gedane opgave zijn de nieuwe risicoadressen en de verdeling van de voorraad op de polis aangetekend in clausule 990. Gelezen tegen de achtergrond van dit e-mailbericht stellen Verzekeraars zich op het standpunt dat zij aan deze clausule redelijkerwijs de betekenis mogen geven dat de verzekerde som wat betreft de voorraad goederen per risicoadres nader is bepaald, met een verzekerde som van EUR 300.000,00 voor het risicoadres [adres 9] (zijnde 10% van de door [bedrijf A] opgegeven waarde van EUR 3.000.000,00 van de bij [bedrijf C] opgeslagen goederen). Verzekeraars zijn van mening dat zij met de uitkering van
EUR 720.000,00 aldus meer hebben betaald aan [eiser] dan waartoe zij, gelet op de onderverzekering, gehouden waren.

4.3. [eiser] betwist gemotiveerd de door Verzekeraars voorgestane uitleg van clausule 990 en meent dat één verzekerde som gold voor alle risicoadressen, te weten
EUR 7.200.000,00. Bij een totale waarde van de voorraad ten tijde van de brand van
EUR 6.516.302,00 is dan van onderverzekering geen sprake. Uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst zijn Verzekeraars gehouden de brandschade van de op het adres aan de [adres 9] aanwezige voorraad ten bedrage van EUR 1.422.048,00 volledig te vergoeden.

4.4. Dit geschil tussen partijen gaat over de uitleg van een clausule die deel uitmaakt van een verzekeringspolis. Aanvaarding van de ene of de andere uitleg heeft consequenties voor de berekening van de schadeuitkering die Verzekeraars aan [eiser] hebben te betalen. Bij uitleg van een clausule in een verzekeringspolis komt het aan op wat een redelijke uitleg van die polis meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die clausule mogen toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium).

4.5. De rechtbank is met [eiser] van oordeel dat uit de bewoordingen van clausule 990 niet kan worden afgeleid dat een verzekerde som per risicoadres is vastgesteld. Volgens deze bewoordingen is het Verzekeraars bekend dat 80% van de goederenvoorraad ligt opgeslagen op het adres [adres 2] en dat de overige 20% verdeeld ligt over de overige twee adressen. De gevolgtrekking die Verzekeraars hieraan verbinden komt op generlei wijze tot uitdrukking in de formulering van de clausule.

4.6. De stelling van Verzekeraars, dat [eiser] heeft moeten begrijpen dat Verzekeraars met deze clausule hebben beoogd te bepalen dat maar een beperkt deel van de totale verzekerde som beschikbaar was voor het risicoadres [adres 9], volgt de rechtbank niet. Steun voor deze stelling kan in ieder geval niet worden gevonden in de door Verzekeraars aangevoerde omstandigheid dat opname van de verdeling in de clausule anders geen betekenis zou hebben. [eiser] heeft naar aanleiding hiervan namelijk gesteld dat zij aan de formulering van de clausule de betekenis heeft ontleend dat Verzekeraars er geen bezwaar tegen hadden dat de goederen waren opgeslagen als destijds vermeld. In dit verband heeft [eiser] er op gewezen dat de formulering dat bepaalde feiten bij verzekeraars bekend zijn gebruikelijk betekent dat verzekeraars daaraan geen consequenties ten nadele van de verzekerde verbinden. Dit is door Verzekeraars niet, althans onvoldoende, bestreden, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [eiser] de clausule in de door haar gestelde zin heeft mogen begrijpen en daaruit in ieder geval de bedoeling van Verzekeraars niet heeft kunnen afleiden.

4.7. Door Verzekeraars is ter onderbouwing van het standpunt dat de door hen gestelde bedoeling van de clausule kenbaar was voor [eiser] verder aangevoerd dat opgave van de verdeling en de waarde door [bedrijf A] aan Verzekeraars niet voor niets is geschied. Tijdens pleidooi hebben partijen gediscussieerd over de reden van deze opgave, meer in het bijzonder over de vraag of Verzekeraars [eiser] om deze informatie hebben gevraagd dan wel of deze informatie op eigen initiatief door [eiser] aan Verzekeraars is verstrekt. Wat daar verder ook van zij, een en ander laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat van Verzekeraars verwacht had mogen worden dat zij, indien zij een verzekerde som per risicoadres hadden willen vaststellen, dit duidelijk en onomwonden in de clausule hadden moeten opnemen. Dit geldt te meer, nu het hier een belangrijke wijziging betrof ten opzichte van de tot die tijd geldende verzekeringsvoorwaarden en deze wijziging, zoals door [eiser] is aangevoerd en door Verzekeraars niet is bestreden, aanpassing van de door [eiser] bedreven bedrijfsvoering zou hebben gevergd.

4.8. Verder speelt een rol dat enig belang bij uitsplitsing van verzekerde sommen per risicoadres gesteld noch gebleken is. Illustratief is in dit verband ook de ter pleidooi betrokken onweersproken stelling van [eiser] dat Verzekeraars na de brand om een opgave per risicoadres hebben gevraagd doch dat dit niet heeft geleid tot gevolgen ten aanzien van de verzekeringsvoorwaarden of premiebetaling. Hieruit volgt dat de bedoeling van Verzekeraars voor [eiser] evenmin kenbaar kon zijn wegens een (evident) belang van Verzekeraars bij de uitsplitsing van verzekerde sommen per risicoadres.

4.9. Het enkele gegeven dat [eiser] zich heeft laten bijstaan door [bedrijf A] kan aan het vorenoverwogene niet afdoen.

4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat redelijkerwijs aan de clausule niet de betekenis kan worden toegekend die Verzekeraars voorstaan, namelijk dat met deze clausule een verzekerde som per risicoadres is vastgesteld. Nu Verzekeraars hun beroep op onderverzekering niet op andere feiten of omstandigheden hebben doen steunen, gaat dit beroep derhalve niet op. Dit betekent dat Verzekeraars in het kader van de nakoming van de verplichtingen die voor haar uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeien, gehouden zijn om aan [eiser] de volledige schade te vergoeden die zij als gevolg van de brand in het pand op de [adres 5] heeft geleden. De vordering tot betaling van EUR 700.914,00 ligt dan ook voor toewijzing gereed.

4.11. De door [eiser] gevorderde wettelijke rente zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen.

4.12. Verzekeraars zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 72,25
- vast recht EUR 4.938,00
- salaris advocaat EUR 10.320,00 (4 punten x tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 15.330,25
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis.





5. De beslissing

De rechtbank

5.1. veroordeelt Verzekeraars ieder naar rato van het aandeel waarvoor zij de polis hebben getekend om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 700.914,00, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 1.420.914,00 vanaf 27 juli 2009 tot
18 augustus 2009 en over EUR 700.914,00 vanaf 18 augustus tot aan de dag der algehele voldoening,

5.2. veroordeelt Verzekeraars in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 15.330,25,

5.3. veroordeelt Verzekeraars tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de aan [eiser] toegewezen proceskosten met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,

5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.





Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. M. Zomer en mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl