- rechtspraak
Datum uitspraak: 02-08-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 159 lid 2 Rv rust de bewijslast voor wat betreft de echtheid van een handtekening op degene die de akte als bewijsstuk gebruikt of zich daarop beroept.
Blijkens de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2000 (NJ 2000/730, Océano) en 26 oktober 2006 (NJ 2007/201, Mostaza Claro), dienen bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten te worden getoetst aan de bepalingen van artikel 6:231 e.v. BW zoals bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen, ook indien de consument daar zelf geen beroep op doet. De in artikel 3 van de Richtlijn bedoelde bedingen zijn nader uitgewerkt in de bijlage bij de Richtlijn. In de bijlage wordt als oneerlijk beding ondermeer aangemerkt een beding dat tot doel of gevolg heeft (sub e) de consument die zijn verbintenissen niet nakomt een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen en (sub o) de consument te verplichten al zijn verbintenissen na te komen, zelfs wanneer de verkoper zijn verbintenissen niet nakomt. Deze bepalingen kleuren de ‘open norm’ van artikel 6:233 sub a BW betreffende onredelijk bezwarend beding nader in.
In het kader van een richtlijnconforme interpretatie van artikel 6:233 sub a BW vormt het feit, dat een beding is opgenomen in de bijlage bij artikel 3 lid 3 van de Richtlijn 93/13/EEG, een indicatie, dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Of daadwerkelijk sprake is van een onredelijk bezwarend beding dient te worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl