Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM5910, Rechtbank Leeuwarden , 97865 / HA ZA 09-587

Datum uitspraak: 26-05-2010
Inhoudsindicatie: Diefstal van auto. Koop van de auto door professionele handelaar. Goede trouw.





Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 97865 / HA ZA 09-587

Vonnis van 26 mei 2010

in de zaak van

de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat: mr. L.M. Hiemstra, kantoorhoudende te Amsterdam,

tegen

1. de vennootschap onder firma
AUTOBEDRIJF [X] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
en haar vennoten:
2. [Y],
wonende te [woonplaats],
3. [Z],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat: mr. A.J. Welvering, kantoorhoudende te Leek.

Eiseres zal hierna "Aegon" en gedaagden zullen hierna (gezamenlijk) "[X]" genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2010.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

In dit geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

2.1. Comfort-Plant B.V. (hierna te noemen: Comfort-Plant) heeft op 20 juli 2006 bij Autobedrijf Schueler te Nijkerk een nieuwe Volkswagen Touran (hierna te noemen: de auto) - met kenteken 04-TD-XK - gekocht, met een nieuwwaarde van omstreeks € 32.500,- en onder inruil van een Volkswagen Passat. De auto is verzekerd bij Aegon.

2.2. Op 24 januari 2008 heeft de bestuurder van Comfort-Plant, de heer [A], de auto omstreeks 06.30 uur op een carpoolplaats aan de Beijerincklaan te Waddinxveen geparkeerd om samen met een aantal collega's naar een beurs in Essen (Duitsland) te rijden. Toen zij omstreeks 15.30 uur terugkwamen, stond de auto niet meer op de carpoolplaats. [A] heeft vervolgens bij de politie aangifte gedaan van diefstal van de auto en heeft de diefstal op 24 januari 2008 bij Aegon gemeld door middel van een aanrijdingsformulier.

2.3. Aegon heeft hierna aan Schade- en Onderzoeksbureau Hoofddorp opdracht verstrekt voor een diefstalonderzoek en schadevaststelling. Dit heeft geleid tot een rapport d.d. 19 februari 2008, waarin is geconcludeerd dat de auto is gestolen. Het Schade- en Onderzoeksbureau heeft Aegon voor de uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van € 1.124,19 inclusief BTW in rekening gebracht.

2.4. Aegon heeft op basis van genoemd onderzoeksrapport een schadebedrag van € 17.145,85 exclusief BTW uitgekeerd aan haar verzekerde Comfort-Plant. Dit bedrag is gebaseerd op de ten tijde van de schadedatum vastgestelde dagwaarde van de auto (€ 22.000,-) minus de historische BPM (€ 4.854,15).

2.5. [X] exploiteert een bedrijf in [woonplaats] (W) dat is gespecialiseerd in het onderhoud en de verkoop van auto's van de merken Volkswagen, Audi en Seat.

2.6. [X] is op verzoek van zijn klant [B] in februari 2008 op internet op zoek gegaan naar een auto. Uiteindelijk is [X] via de website www.marktplaats.nl bij de onderhavige Volkswagen Touran uitgekomen. Deze auto werd door een zekere [C] op genoemde website te koop aangeboden voor een bedrag van € 16.000,-. [X] heeft vervolgens met [C] afgesproken dat hij de auto wilde komen bekijken, waartoe zij elkaar op 12 februari 2008 bij het Centraal Station te Delft hebben getroffen. [X] heeft toen de autopapieren en het chassisnummer van de auto bekeken. De auto had toen het kenteken 03-ST-VL. [X] heeft een koopprijs van € 15.000,- geboden, waarmee [C] akkoord is gegaan. Vervolgens is de afspraak gemaakt dat [X] de auto op 15 februari 2008 zou komen ophalen.

2.7. [X] heeft nadien in het BOVAG Autolog registratie systeem gecontroleerd of de gegevens van het voertuig corresponderen met de gegevens van het kentekenbewijs. Ook heeft hij de kilometerstand van de auto gecontroleerd.

2.8. Op 15 februari 2008 werd Martens onderweg door [C] gebeld met de mededeling dat hij de auto niet, zoals aanvankelijk was afgesproken, in Delft, maar op een adres te Rijswijk moest komen ophalen. Martens is naar dit adres gereden en heeft de koopprijs contant betaald. Na betaling heeft [X] twee autosleutels ontvangen alsmede het complete kentekenbewijs. Voorts heeft [X] een inkoopfactuur uitgeschreven op naam van H.L.L. [C]. [X] heeft de auto daarna meegenomen en in de bedrijfsvoorraad in zijn computersysteem opgenomen.

2.9. [B] is in februari 2008 door [X] benaderd met de mededeling dat [X] een tweedehands Volkswagen Touran had ingekocht. [B] heeft de auto vervolgens bekeken en is met [X] een koopprijs van € 20.000,- overeengekomen. Hierop is de auto van [B] ingeruild, waardoor hij per saldo € 14.000,- aan [X] heeft betaald. Bij aflevering van de auto heeft [X] aan [B] twee autosleutels verstrekt alsmede het complete kentekenbewijs. De auto is bij het postkantoor te Sneek door [X] op naam van [B] en/of diens vriendin [E] gezet. [X] was daartoe gemachtigd. [B] heeft de auto verzekerd bij Fortis.

2.10. Bij akte van eigendomsoverdracht d.d. 3 maart 2008 heeft Comfort-Plant de eigendom van de auto aan Aegon overgedragen.

2.11. Bij een reparatie van de auto wegens ruitschade in augustus 2008 is het kenteken van de auto doorgegeven aan de verzekeringsmaatschappij van [B]. Bij de afwikkeling van de schade werd de factuur aan de kentekenhouder van het kenteken 03-ST-VL gezonden, een persoon te Boxmeer. Hierna bleek dat er twee auto's met hetzelfde kenteken rondreden. De verzekeraar van [B] heeft toen de politie ingeschakeld, die na inspectie heeft geconstateerd dat het kentekenbewijs van [B] vals was. Dit kentekenbewijs is, evenals de kentekenplaten, door de politie ingenomen.

2.12. Aegon heeft vervolgens wederom Schade- en Onderzoeksbureau Hoofddorp ingeschakeld, om nader onderzoek te doen. De kosten van dit nadere onderzoek hebben € 1.477,03 bedragen.

2.13. [B] heeft op 24 oktober 2008 - mede namens zijn vriendin C.J. [E] - aangifte gedaan tegen [X] wegens oplichting.

2.14. Aegon heeft [B] bij brief van 1 december 2008 medegedeeld dat de auto niet van hem wordt teruggevorderd. Bij brief van gelijke datum heeft Aegon aan [X] medegedeeld dat zij het aan haar verzekerde uitgekeerde schadebedrag van € 17.145,85 exclusief BTW van hem terugvordert. [X] is vervolgens niet tot betaling van dit bedrag overgegaan.

2.15. Aegon heeft na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van [X] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank en de Rabobank.





3. Het geschil

3.1. Aegon vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [X] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
I. € 20.403,60 (€ 17.145,88 exclusief BTW) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. de kosten die door Aegon zijn gemaakt ter inschakeling van het Onderzoeksbureau ten bedrage van € 2.601,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.158,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2. [X] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Aegon, met veroordeling van Aegon - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding.





4. Het standpunt van Aegon

4.1. Aegon baseert haar vordering jegens [X] primair op onrechtmatige daad. Deze onrechtmatige daad verplicht [X] om de daardoor door Aegon geleden schade te vergoeden, aldus Aegon.

4.1.1. Daartoe stelt Aegon allereerst dat [X] heeft gehandeld in strijd met een wettelijke plicht, namelijk artikel 6:162 BW jo. artikel 5:2 BW jo. artikel 417bis Sr (schuldheling). [X] is een professionele autohandelaar van wie redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij kan zien of een auto van diefstal afkomstig is. Ten tijde van de aankoop van de auto was [X] volgens Aegon niet te goeder trouw. Gelet op de conclusies van het Schade- en Onderzoeksbureau dat (i) de auto niet was voorzien van kentekenplaten, (ii) de auto was voorzien van een Voertuig Identificatie Nummer, (iii) de afsluitplaat van het portierslot was beschadigd, (iv) het portierslot niet op juiste wijze in de handgreep was bevestigd, (v) het mogelijk bleek om het slot uit de handgreep te trekken, waarbij duidelijk werd dat het slot met zwarte kit in de handgreep was bevestigd en (vi) de autosleutels niet waren voorzien van een nummer, waren er duidelijke aanwijzingen dat de auto gestolen was. Aan de hand daarvan had [X] volgens Aegon ten tijde van de aankoop redelijkerwijs aan de auto moeten en kunnen zien dat deze van diefstal afkomstig was. Daaraan doet niet af dat uit het BOVAG Autolog registratiesysteem niet kon worden opgemaakt dat de auto gestolen was. Bij de beoordeling van de goede trouw van [X] is voorts van belang dat [X] de auto via een internetadvertentie van een hem onbekende koper heeft gekocht, waarbij [X] niet heeft geοnformeerd naar de achtergrond van [C] of [C] heeft gevraagd zich te legitimeren. Ook de lage verkoopprijs van de auto had voor [X] reden moeten zijn om te twijfelen aan de herkomst van de auto. Nu [X], gezien het voorgaande, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto een door diefstal verkregen goed betrof, heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldheling, aldus Aegon.

4.1.2. Aegon stelt dat [X] ook onrechtmatig heeft gehandeld, nu zij heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het is volgens Aegon algemeen bekend dat Volkswagens tot de meest gestolen auto's in Nederland behoren. Juist van een professionele partij als [X] had verwacht mogen worden dat zij extra zorgvuldig handelde bij de inkoop van een tweedehands Volkswagen. [X] had redelijkerwijs moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was en had nadien - naar algemene verkeers- en veiligheidsnormen - de politie moeten inschakelen, hetgeen hij heeft nagelaten. Dit is, aldus Aegon, in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, namelijk het beschermen van het eigendomsrecht van de eigenaar van een auto wanneer men redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto gestolen is.

4.2. Aegon baseert haar vordering jegens [X] subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking. Daartoe stelt Aegon dat zij is verarmd doordat zij een schadeuitkering aan haar verzekerde heeft moeten doen, terwijl [X] verrijkt is met de ten onrechte ontvangen koopprijs van de auto. Er bestaat causaal verband tussen de verarming en de verrijking, nu de verrijking van [X] ten koste is gegaan van Aegon. Aegon verwijst ter onderbouwing van deze grondslag van haar vordering voorts nog naar de Parlementaire Geschiedenis bij artikel 3:86 lid 3 BW. [X] is gehouden de schade van Aegon te vergoeden tot het bedrag van de door haar verkregen koopsom ad € 20.000,-.





5. Het standpunt van [X]

5.1. [X] betwist dat er sprake is van een onrechtmatige daad jegens Aegon. Van schuldheling harerzijds is geen sprake. [X] stelt daartoe dat zij ten tijde van de aankoop van de auto te goeder trouw was. De heer [C] vertelde telefonisch aan [X] dat hij de auto kwijt moest vanwege een zakelijke ruzie en dat hij in de buurt van het station te Delft werkte en wel even vrij kon nemen om de auto daar door [X] te laten bezichtigen. Dit verhaal was naar de mening van [X] zeer geloofwaardig. Ten tijde van de aankoop van de auto was deze, anders dan Aegon stelt, voorzien van kentekenplaten. [X] betwist dat de afsluitplaat van het portierslot was beschadigd en dat het portierslot niet op de juiste wijze was gemonteerd. Bij een normaal onderzoek van de auto was dit ook niet zichtbaar. Hierbij dient ook te worden bedacht dat de auto over een - in de sleutel ingebouwde - afstandsbediening beschikt. In dat geval zal de auto in de regel niet meer geopend worden door de sleutel in het slot te steken, aldus [X]. Het namaken van een sleutel is volgens [X] vrijwel onmogelijk. [X] wijst er voorts op dat het onderzoeksbureau de auto nauwgezet heeft onderzocht nadat duidelijk was dat deze gestolen was. Dat is een ander onderzoek dan hetwelk [X] verricht wanneer zij een auto koopt in het kader van haar bedrijfsvoering. Ook aan de papieren van de auto was niet te zien dat de auto gestolen was. De papieren leken echt en stonden, voor zover [X] zich meent te herinneren, op naam van [C] in Nootdorp. Ook bij het op naam zetten van de auto van [B] is de medewerkers van het postkantoor niets opgevallen aangaande de authenticiteit van de autopapieren. Voor de goede trouw doet het niet terzake dat [X] de auto via een internetadvertentie van een derde heeft gekocht. Op [X] rustte niet de verplichting om de identiteit van de verkoper te controleren, bijvoorbeeld door te vragen naar een legitimatie, zeker niet nu de overige omstandigheden geen reden tot argwaan gaven. Ook de vraagprijs van de auto was geen reden voor argwaan, waarbij van belang is dat in het westen van het land de autoprijzen lager liggen dan in Friesland. [X] heeft de auto bovendien nog gecontroleerd in de Autolog van de BOVAG. Daaruit kwamen geen onregelmatigheden naar voren, aldus [X].

5.2. [X] heeft naar eigen zeggen niet gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het enkele feit dat [X] een Volkswagen Touran kocht, was onvoldoende om diefstal te vermoeden, ook omdat een Volkswagen Touran goed beveiligd is tegen diefstal. Daar komt bij dat de kans dat een Volkswagen wordt gestolen relatief gezien groter is dan bij andere merken, omdat Volkswagen het meest verkochte merk is, aldus [X].

5.3. [X] betwist dat de gestolen auto eigendom is van Aegon. Door subrogatie in de rechten van haar verzekerde ontstaat geen eigen vordering van Aegon op [X].

5.4. [X] betwist verder dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. [X] voert daartoe aan dat de daarmee samenhangende schadevergoeding maximaal het bedrag van de verarming kan betreffen, zijnde de door Aegon gedane schadeuitkering. Voorts vordert Aegon schadevergoeding mιt BTW, zonder daarvoor een verklaring te geven. Aegon is volgens [X] niet BTW-plichtig. Daarnaast is het gezien de goede trouw aan de zijde van [X] niet redelijk om de door Aegon geleden schade volledig op hem af te wentelen. [X] is per saldo slechts € 5.000,- beter geworden van de transactie met [C]. Dat bedrag is nog niet de gehele winst op de auto, nu [X] ook nog kosten heeft moeten maken om de auto op te halen en na te kijken. Voorts heeft Aegon gehandeld in strijd met de op haar rustende schadebeperkingsplicht, althans is er sprake van eigen schuld, doordat Aegon heeft nagelaten tijdig melding van de diefstal van de auto te doen bij de stichting VbV, waardoor [X] bij de aankoop van de auto - drie weken na de diefstal - niet heeft kunnen nagaan dat het een gestolen auto betrof.

5.5. Ten slotte betwist [X] de gevorderde kosten van het onderzoeksbureau, nu er geen sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De werkzaamheden van het onderzoeksbureau hebben geen, althans nauwelijks, toegevoegde waarde gehad om de schade en aansprakelijkheid vast te stellen, aldus [X]. Ook betwist [X] nog de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, aangezien niet gebleken is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.





6. De beoordeling van het geschil

6.1. De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in art. 7:962 lid 1 BW vorderingen tot vergoeding van door de verzekerde geleden schade, die deze verzekerde op derden heeft anders dan uit verzekering, bij wijze van subrogatie overgaan op de verzekeraar voor zover deze die schade vergoedt. Dit betekent dat de verzekeraar door die betaling treedt in de rechten van de verzekerde, en wel de rechten die de verzekerde tegen de aansprakelijke derde kan uitoefenen. Nu in het onderhavige geval Aegon de door haar verzekerde Comfort-Plant geleden schade aan haar heeft vergoed, is de schadevergoedingsvordering van Comfort-Plant op [X] krachtens subrogatie overgegaan op Aegon.

6.2. De rechtbank overweegt dat revindicatie door Aegon van de gestolen auto onder [B] in het onderhavige geval niet mogelijk is in verband met het bepaalde in artikel 3:86 lid 3 sub a BW, nu [B] een natuurlijk persoon/consument is, die de auto heeft gekocht bij een professioneel autobedrijf - [X] - waar men geen gestolen auto's hoeft te verwachten. Uit de Parlementaire Geschiedenis bij artikel 3:86 lid 3 BW volgt dat in een geval waarin revindicatie van de auto onder de consument is uitgesloten, de bestolene de autohandelaar eventueel kan aanspreken uit hoofde van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking (zie de nota II Invoeringswet en de toelichting bij de Nota van Wijziging 3 Invoeringswet, Parlementaire Geschiedenis, blz. 1226).

6.3. Ten aanzien van de primaire grondslag - onrechtmatige daad - overweegt de rechtbank dat een autohandelaar in beginsel een onrechtmatige daad pleegt door een ontvreemde auto aan een ander door te verkopen, waarbij de autohandelaar zich tegen een daarop gegronde vordering tot schadevergoeding van de bestolene slechts kan verweren met een betoog dat hem geen schuld treft. Een dergelijk betoog kan slechts slagen, indien de autohandelaar ten tijde van de doorverkoop en de daarop gevolgde levering nog steeds te goeder trouw was. Volgens HR 4 april 1986, NJ 1986, 810 is voor goede trouw niet alleen nodig dat de verkrijger ten tijde van de levering de onbevoegdheid van zijn voorman niet kende, maar ook dat niet gezegd kan worden dat hij die onbevoegdheid toen behoorde te kennen. Met het oog op dit laatste dient hij naar de bevoegdheid van zijn voorman het onderzoek in te stellen, dat in de gegeven omstandigheden van hem kan worden verlangd. Dit brengt met zich dat de verkrijger van een tweedehands auto tenminste de autopapieren - het kentekenbewijs en de kopie van deel III van het kentekenbewijs - heeft moeten onderzoeken met het oog op deze bevoegdheid, wil hij ten tijde van zijn verkrijging te goeder trouw zijn.

6.3.1. Geoordeeld wordt dat [X] een onrechtmatige daad jegens Comfort Plant heeft begaan door een aan laatstgenoemde in eigendom toebehorende en vervolgens gestolen auto aan een derde - [B] - door te verkopen.

6.3.2. De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot het verweer van [X] dat zij te goeder trouw was ten tijde van de verkrijging van de auto.

6.3.3. Vooropgesteld moet worden dat [X] een professioneel autohandelaar is die ervaren is in de inkoop van tweedehands auto's voor haar bedrijf, meer in het bijzonder in de merken waarin zij zich heeft gespecialiseerd, Volkswagen, Audi en Seat. Vanuit haar professionele achtergrond dient [X] extra bedacht te zijn op de mogelijkheid dat een haar aangeboden tweedehands auto van diefstal afkomstig zou kunnen zijn, te meer waar deze op het internet door een onbekende wordt aangeboden.

6.3.4. De rechtbank acht het niet relevant dat, naar [X] stelt, de medewerker van het postkantoor evenmin als [X] argwaan kreeg met betrekking tot de echtheid van de autopapieren. Dit betoog ziet er immers aan voorbij dat voor de beoordeling van de goede trouw slechts relevant is of de autohandelaar zιlf ten tijde van de doorverkoop en de daaropvolgende levering aan de derde nog steeds te goeder trouw was.

6.3.5. De rechtbank deelt niet het standpunt van Aegon dat er, gelet op de uiterlijke kenmerken van de auto ten tijde van de bezichtiging en aankoop daarvan, aanwijzingen waren dat de auto van diefstal afkomstig was. Aegon heeft in dit verband een rapport overgelegd van het hiervoor reeds genoemde Onderzoeksbureau, dat de staat van de auto heeft onderzocht op 17 november 2008, ongeveer 9 maanden na de aankoop van de auto door [X]. Het gaat echter niet om de staat van de auto ten tijde van deze inspectie, maar ten tijde van de bezichtiging en aankoop door [X] in februari 2008. Bovendien zal een onderzoek naar een gestolen auto naar zijn aard grondiger zijn dan het onderzoek dat een (professionele) koper van een auto ter gelegenheid van de aankoop uitvoert. Het Onderzoeksbureau heeft bij haar inspectie vastgesteld dat de auto niet was voorzien van kentekenplaten. Aegon heeft echter niet gemotiveerd gesteld dat dit ten tijde van de bezichtiging en aankoop van de auto ook het geval was. Bovendien heeft [X] op haar beurt gesteld dat de auto op dat moment wel degelijk was voorzien van kentekenplaten. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat er enige krassen rond de sloten van de auto zaten niet per se tot argwaan bij [X] had moeten leiden. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheden dat het portierslot niet op juiste wijze in de handgreep was bevestigd, dat het mogelijk bleek om het slot uit de handgreep te trekken en dat de sleutels niet waren voorzien van een nummer. Waar vast staat dat de auto - ten behoeve van het gebruiksgemak - over een afstandsbediening in de sleutel beschikte om de deuren te kunnen openen, ligt het niet voor de hand dat de auto desondanks wordt geopend door de sleutel in het slot te steken. Als de afstandsbediening - zoals in dit geval - bovendien goed werkt, dan bestaat er voor de koper geen reden om aan te nemen dat er met slot en sleutels van de auto onregelmatigheden aan de hand zijn.

6.3.6. [Y] heeft bij de comparitie verklaard dat hij zich niet met zekerheid kan herinneren of de kentekenpapieren op naam van [C] stonden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de verkoper niet naar zijn identiteitspapieren heeft gevraagd. In combinatie met de omstandigheid dat de bezichtiging en de overdracht van de auto niet bij de verkoper thuis, maar op 'neutraal terrein' plaatsvond, waarbij de locatie ook nog vlak voor de overdracht werd gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat [X] als professionele verkoper extra op haar hoede had moeten zijn, zeker nu het contact tussen [X] en de verkoper op internet gelegd was. Dit klemt te meer, gelet op de prijs waarvoor de auto aan [X] te koop is aangeboden (omstreeks € 15.000/16.000). Deze prijs is naar het oordeel van de rechtbank in het licht van (i) de betrekkelijk jonge leeftijd van de auto, (ii) de door het Onderzoeksbureau vastgestelde - en door [X] niet bestreden - dagwaarde ten tijde van de schade datum (€ 22.000,-) en (iii) de door [X] zelf gerealiseerde verkoopwaarde van omstreeks € 20.000,- naar het oordeel van de rechtbank dusdanig laag dat [X], die als professioneel handelaar in Volkswagens voldoende bekend moet worden geacht met de waarde van tweedehands auto's van dit merk - redelijkerwijs argwaan had moeten hebben omtrent de herkomst van de auto. Van [X] had onder al deze omstandigheden kunnen worden gevergd dat zij de identiteit van de verkoper had geverifieerd, bijvoorbeeld door diens identiteitspapieren te controleren. De rechtbank is, al deze omstandigheden in aanmerking genomen, dan ook van oordeel dat [X] zich niet kan beroepen op haar goede trouw, nu zij heeft nagelaten te onderzoeken of degene van wie zij de auto kocht wel de beschikkingsbevoegde was, hoewel dit volgens vaste jurisprudentie wel is vereist.

6.4. Met het oordeel dat [X] ten tijde van de verkrijging van de auto niet te goeder trouw was, staat vast dat haar een verwijt, en daarmee schuld, treft aan het doorverkopen van de auto aan [B] als derde. Daarmee kan de onrechtmatige daad aan haar worden toegerekend.

6.5. Vast staat dat Aegon - als gesubrogeerd verzekeraar van Comfort Plant - schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [X], doordat zij een schadeuitkering aan Comfort Plant heeft moeten doen van € 17.145,85. Deze schade dient door [X] (hoofdelijk) aan Aegon te worden vergoed. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan evenwel niet worden ingezien waarom Aegon BTW over dit schadebedrag van [X] vordert. De vordering van Aegon is dan ook toewijsbaar behoudens de BTW, en vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.

6.6. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen partijen omtrent de subsidiaire grondslag van de vordering van Aegon - ongerechtvaardigde verrijking - te berde hebben gebracht, bij gebrek aan belang onbesproken blijven.

6.7. Aegon vordert voorts op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor de inschakeling van het Onderzoeksbureau. Dit artikel(lid) ziet op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Hieronder vallen zowel expertisekosten als kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen (zie HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196). Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de werkzaamheden van het Onderzoeksbureau aan deze "dubbele redelijkheidstoets", nu het Onderzoeksbureau Aegon vanuit haar specifieke expertise behulpzaam is geweest bij het diefstalonderzoek en de schadevaststelling en aldus heeft bijgedragen aan het verzamelen van bewijs en het bepalen van de schade. De daarmee gemoeide kosten vallen onder de reikwijdte van genoemde wetsbepaling en zullen worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.

6.8. De rechtbank hanteert bij de beoordeling van een vordering terzake buitengerechtelijke incassokosten het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele - eventueel herhaalde - aanmaning, het doen van een - niet aanvaard - schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Aegon heeft, mede gezien het uitdrukkelijke verweer van [X] terzake, nagelaten om de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden voldoende te onderbouwen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook worden afgewezen.

6.9. De beslagkosten zijn op de voet van artikel 706 Rv toewijsbaar. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
- exploitkosten € 526,78
- vast recht € 102,00
-----------
totaal € 628,78

6.10. [X] zal als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Aegon als volgt vastgesteld:
- dagvaardingskosten € 72,25
- vast recht € 428,00
- salaris van de advocaat € 1.737,00 (3 x € 579,00, tarief III)
-------------
totaal € 2.237,25

De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.





7. De beslissing

De rechtbank

7.1. veroordeelt [X] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander (in zoverre) zal zijn bevrijd, tot betaling aan Aegon van een bedrag van € 17.145,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;

7.2. veroordeelt [X], eveneens hoofdelijk, tot betaling aan Aegon van een bedrag van € 2.601,22 terzake de kosten van inschakeling van het Onderzoeksbureau, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;

7.3. veroordeelt [X], eveneens hoofdelijk, tot betaling van de beslagkosten, vastgesteld op € 628,78;

7.4. veroordeelt [X], eveneens hoofdelijk, in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Aegon vastgesteld op € 2.237,25, bij niet (tijdige) betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

7.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

7.6. wijst af het meer of anders gevorderde.





Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.E. Geerlings en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2010.?

fn 343

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl