Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM7018, Rechtbank Arnhem , 193409

Datum uitspraak: 12-05-2010
Inhoudsindicatie: Paard overlijdt door spierbevangenheid. Toerekenbare tekortkoming door gedaagden (opdrachtnemers) in nakoming zorgplicht door toedienen teveel krachtvoer in combinatie met te weinig beweging? Rechtbank wil deskundige benoemen om oorzaak spierbevangenheid te kunnen vaststellen.





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 193409 / HA ZA 09-2199

Vonnis van 12 mei 2010

in de zaak van

[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. S.A. Wensing te Oudewater,

tegen

1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.J. Gerbers te Beuningen.

Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 januari 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2010.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. [eiseres] was eigenaar van het paard [paard] (sportnaam ‘[A]’). [gedaagde sub 1] exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met het africhten van paarden, de instructie en coaching van ruiters en tevens in- en verkoop van paarden. [gedaagde sub 2] exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met de in- en verkoop, training en bemiddeling van dressuurpaarden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] werken nauw samen. Daarbij verzorgt en traint [gedaagde sub 1] dressuurpaarden en houdt [gedaagde sub 2] zich bezig met (onder meer) de in- en verkoop van deze paarden.

2.2. [gedaagde sub 2] is in augustus 2009 in contact getreden met [eiseres], omdat hij het paard van [eiseres] wilde verkopen voor haar. Tussen [eiseres], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] is vervolgens een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen, waarin [eiseres] [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] opdroeg het paard voor haar te verkopen. Medio augustus 2009 heeft [eiseres] het paard met het oog daarop gestald bij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 1] heeft het paard vervolgens getraind om het op een hoger niveau te brengen.

2.3. Partijen zijn overeengekomen dat aan [eiseres] een bedrag van € 50.000,00 zou worden betaald bij verkoop van het paard en dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] van de koper nog een additioneel bedrag zouden ontvangen. Daarmee zou de investering van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] – de verzorging en training – worden betaald.

2.4. Op 4 oktober 2009 heeft [gedaagde sub 1] het paard uitgebracht op een wedstrijd.

2.5. Op 9 oktober 2009 is het paard onwel geworden terwijl [gedaagde sub 1] het bereed. [gedaagde sub 1] heeft de dierenarts gebeld en die is meteen gekomen. Het paard bleek spierbevangen te zijn geraakt. Het paard is diezelfde dag nog ge-euthanaseerd, omdat het niet meer te redden was.

2.6. Het paard is na overlijden onderzocht door het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum. In het autopsierapport dat van dat onderzoek is opgemaakt staat onder meer het volgende:
‘Conclusie: Multifocaal geringe tot vrij uitgebreide subacute rabdomyolyse, hoofdzakelijk van skeletmusculatuur. Geen duidelijke aanwijzingen voor onderliggende pathologie.
De aangetroffen rabdomyolyse is aspecifiek en kan onder andere samenhangen met nutritionele /metabole of toxische invloeden. Veranderingen zouden ook kunnen passen bij de zogenaamde atypische wijde [handmatig verbeterd in ‘weide’, de Rb.] myopathie zoals die in dit jaargetijde wel wordt aangetroffen en waarvan de onderliggende oorzaak onduidelijk is.’

2.7. De dierenarts die als eerste het paard heeft behandeld op 9 oktober 2009, [ ]r, heeft in een schriftelijke verklaring, overgelegd door [eiseres], onder meer het volgende verklaard:
‘Rond 12:05 uur melding van mogelijk spierbevangen paard. Paard is ongeveer 10 min. gereden, stram tijdens het rijden. Ruiter denkt aan spierbevangenheid, zet paard in stapmolen en belt dierenarts. Geadviseerd om het paard direct op stal te zetten en niet verder af te stappen. Bij verder navragen heeft paard maandag voor het laatst gewerkt, maar nog wel volop voer gehad i.v.m. schrale conditie van het paard. (…) Diagnose: Acute myopathie, spierbevangenheid’

2.8. Dierenarts [ ], die het paard daarna heeft behandeld op 9 oktober 2009 verklaart in een door [eiseres] overgelegde schriftelijke verklaring onder meer het volgende:
‘Verschillende pogingen zijn ondernomen om het paard weer op te laten staan, maar hier was het paard niet meer toe in staat. Rond 19.00 vetrokken, omdat op dat moment een andere dierenarts aanwezig was die de zorg overnam. Rond 21.00 tweede bloedonderzoek: CPK 879.000 IU/L. Advies gegeven tot euthanasie aan andere dierenarts. Ondanks alle inspanningen was dit paard vanwege de ernstige vorm van spierbevangenheid niet te redden.’

2.9. Uit een brief van 5 februari 2010 van de Universiteit Utrecht, departement gezondheid paard, volgt dat geen sprake was van atypische myopathie. Deze conclusie is gebaseerd op de definitieve uitslag van het bloedonderzoek.





3. Het geschil

3.1. [eiseres] vordert samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening. Verder vordert zij veroordeling van gedaagden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op grond van het rapport Voorwerk, van de kosten van het beslag en in de kosten van dit geding.

3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toerekenbaar zijn tekort geschoten in de nakoming van hun zorgplicht als goed opdrachtnemer, door het paard zes kilo krachtvoer toe te dienen zonder het voldoende beweging te geven, waardoor het paard spierbevangen is geraakt. Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld, nu het zonder meer doorvoeren van het paard terwijl onvoldoende beweging werd gegeven een fout is in de zin van art. 6:162 BW. [eiseres] stelt ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming dan wel het onrechtmatig handelen schade te hebben geleden. De schade bestaat volgens [eiseres] uit de waarde van het paard.

3.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4. De beoordeling

4.1. Tussen partijen staat vast dat het paard is overleden omdat het spierbevangen is geraakt. Dat uit het autopsierapport geen eenduidige conclusie zou volgen, zoals door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nog ter comparitie is verklaard, is de rechtbank niet gebleken. Het autopsierapport vermeld dat sprake was van een subacute myopathie (spierbevangenheid). Hetgeen daarnaast in het autopsierapport wordt opgemerkt over de atypische myopatie is thans niet langer relevant, gelet op de definitieve uitslag van het bloedonderzoek (r.ov. 2.9).

4.2. Partijen twisten over de oorzaak van de spierbevangenheid. [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het paard teveel voer hebben gegeven, gelet op de hoeveelheid beweging die het paard na 4 oktober 2009 kreeg, en dat het paard daardoor spierbevangen is geraakt.

4.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aangevoerd dat de spierbevangenheid niet hoeft te zijn veroorzaakt door teveel voer. Zij verwijzen daarbij naar een door hen overgelegde brief van 27 november 2009 van dierenarts [ ] van Veterinair Centrum, waarin deze dierenarts enkele door mr. Gerbers voorgelegde vragen beantwoordt. Deze dierenarts schrijft onder meer het volgende: ‘Is de oorzaak van een acute tying up een voerfout of kunnen er nog andere oorzaken aan een acute tying up ten grondslag liggen?
Tying up, oftewel, acute rhabdomyolyse, kan verschillende oorzaken hebben. Hier liggen vele theorieën aan ten grondslag, maar geen enkele is wetenschappelijk bewezen. Wel is uit verschillende onderzoeken gebleken dat tying up, ook wel spierbevangenheid genoemd, kan ontstaan na een rustdag waarop identieke hoeveelheden koolhydraten zijn gevoerd als de dagen waarop het paard, de voor zijn doen, normale arbeid verricht. Een rustdag is bij dit paard niet waarschijnlijk, aangezien het paard de dag ervoor klinisch is gekeurd. Onderdeel van een klinische keuring is arbeid aan de longe eventueel in combinatie met arbeid onder het zadel, derhalve heeft het paard deze dag niet volledig op rust gestaan hetgeen de hier boven vermelde mogelijke oorzaak niet waarschijnlijk maakt. Andere oorzaken kunnen een tekort aan vitamine E en selenium, een virale uitbraak en een al eerder aanwezige myopathie zijn. Een tekort aan vitamine E en selenium wordt zelden als oorzaak gevonden. Een andere al eerder aanwezige myopathie, zoals PSSM en RER, zijn niet bij het pathologisch onderzoek als aanwijsbare oorzaak naar voren gekomen.’

4.4. De vraag rijst wat de oorzaak is geweest van de spierbevangenheid. Vervolgens rijst de vraag of, als de oorzaak is dat teveel voer is gegeven, de gevolgen daarvan voor rekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dienen te komen.

4.5. De rechtbank stelt bij haar beoordeling van deze vragen voorop dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht bestond en dat op [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van art. 7:401 BW de verplichting rustte de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Daarbij staat centraal of zij zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot hebben gehandeld. Indien zij het paard teveel voer hebben gegeven in verhouding tot de beweging die het paard kreeg en het paard daardoor spierbevangen is geraakt - zoals [eiseres] stelt - hebben zij niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot.

4.6. De rechtbank overweegt een deskundige te vragen wat de oorzaak is geweest van de spierbevangenheid. Daarbij is relevant hoeveel voer het paard heeft gekregen in de periode na 4 oktober 2009. Dit punt is ter comparitie uitgebreid besproken.

4.7. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben verklaard dat zij het paard tot en met 4 oktober 2009 vier en een halve schep sportbrokken per dag hebben gevoerd. Het paard kreeg verder van hen – voor en na 4 oktober 2009 - onbeperkt ruwvoer, in die zin dat het twee keer per dag een halve kruiwagen hooi kreeg en op stro stond. Dat is door [eiseres] niet betwist. Na 4 oktober 2009 hebben zij, zo hebben zij verklaard, het paard drie scheppen sportbrokken en drie scheppen muesli per dag gevoerd. Uit een door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde brief van de producent van de sportbrokken van 11 maart 2010, die door [eiseres] niet is betwist, blijkt dat drie scheppen slechts ca. twee kilo sportbrokken bevatten. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] haar eerder had gezegd dat het paard zes kilo krachtvoer was gevoerd. De rechtbank constateert dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook in de conclusie van antwoord spreken van zes kilo krachtvoer en dat zij dat uitsplitsen in drie kilo sportbrokken en drie kilo muesli (par. 29). De rechtbank is dan ook van oordeel dat het op de weg van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ligt om te bewijzen dat zij niet zes kilo krachtvoer voerden, maar zes scheppen krachtvoer, nu de hoeveelheid voer relevant is voor de vraag waardoor het paard spierbevangen is geraakt en [eiseres] dit punt gemotiveerd heeft betwist. Aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal dit bewijs te zijner tijd worden opgedragen. De rechtbank acht het uit proceseconomisch oogpunt praktisch om de deskundige te vragen of de spierbevangenheid kan zijn veroorzaakt door hetzij zes kilo krachtvoer hetzij zes scheppen krachtvoer. Indien immers na het deskundigenonderzoek al zou komen vast te staan dat de spierbevangenheid ook bij zes scheppen krachtvoer is ontstaan, dan is bewijslevering niet meer nodig.

4.8. Naast de hoeveelheid voer is de hoeveelheid beweging van het paard relevant. Ook daarover is ter comparitie uitgebreid gesproken. Daarbij is tussen partijen het volgende komen vast te staan.

4.9. Het paard is op 5 oktober 2009 licht bereden door [gedaagde sub 1]. Daarnaast heeft het paard op 6 en 7 oktober 2009 tussen de drie en vijf kwartier gestapt in de stapmolen. Verder staat tussen partijen vast dat het paard op 8 oktober 2009 aan de longe tussen de acht en twaalf rondjes in draf en galop heeft gelopen en tussen de twee en vier keer 20 tot 30 meter aan de hand heeft heen en weer gedraafd. Ten slotte staat tussen partijen vast dat het paard op 5 oktober en 7 oktober 2009 ongeveer anderhalf uur in de wei heeft gelopen, nu dat niet is betwist door [eiseres].

4.10. De rechtbank acht het derhalve voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen. Het voorschot voor de kosten van de deskundige zal dan, op grond van art. 195 Rv., door [eiseres] gestort moeten worden.

4.11. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van paardengeneeskunde en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Is de spierbevangenheid van het paard veroorzaakt door de hoeveelheid voer – zes kilo of zes scheppen krachtvoer per dag - in combinatie met de hoeveelheid beweging, zoals in r.ov. 4.9. beschreven?
2. Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, wat is dan de oorzaak geweest van de spierbevangenheid?
3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?

4.12. Indien zou komen vast te staan dat de combinatie van teveel voer en de beweging de oorzaak is geweest van de spierbevangenheid zal de rechtbank, zoals ook ter comparitie besproken, gelet op art. 612 Rv., de schade begroten en vaststellen op de door [eiseres] beoogde verkoopopbrengst van het paard op 5 oktober 2009. Dat is een bedrag van € 50.000,00. Het door [eiseres] overgelegde taxatierapport met betrekking tot de waarde van het paard betreft een verwachtingswaarde, zoals door [eiseres] ter comparitie is verklaard. De verwachtingswaarde kan evenwel niet gezien worden als de schade, nu niet vast staat dat deze waarde inderdaad behaald zou worden. Voor [eiseres] had het paard op 5 oktober 2009 een werkelijke waarde van € 50.000,00, gelet op het voorgaande en hetgeen is overwogen in r.ov. 2.3.

4.13. De rechtbank verzoekt partijen met elkaar in overleg te treden over de persoon van de te benoemen deskundige. Indien partijen het eens worden over deze te benoemen persoon kan de rechtbank deze als deskundige benoemen. De rechtbank geeft partijen in overweging om - als zij toch met elkaar in overleg treden - ook alvast met elkaar vast te stellen hoeveel voer nu aan het paard is gegeven, door bijvoorbeeld de heer en mevrouw [Q] bij het overleg te betrekken. Ter comparitie is gebleken dat de heer en mevrouw [Q] het paard daadwerkelijk voerden. Als partijen het daarover eens kunnen worden kan bewijslevering voorkomen worden en kan de deskundige de hoeveelheid voer die partijen samen hebben vastgesteld tot uitgangspunt nemen. Wellicht dat partijen tijdens hun overleg nog mogelijkheden zien deze zaak alsnog in zijn geheel in der minne te schikken, nu het overlijden van het paard heeft, zo is ter comparitie wel gebleken, beide partijen heeft geraakt en de hippische wereld in Nederland relatief klein is.





5. De beslissing

De rechtbank

5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 mei 2010 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,





Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl