Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN7116, Rechtbank Rotterdam , 333547 HA ZA 09-1759

Datum uitspraak: 28-07-2010
Inhoudsindicatie: Uit de inhoud van door partijen voor akkoord getekende brief blijkt van overeenstemming over een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd). Dat werknemer geweigerd heeft een nadien toegezonden arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te ondertekenen, doet daaraan niet af. In de brief is niet voorzien in de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. De desondanks door werkgever gedane opzegging is derhalve onregelmatig, zodat werkgever jegens werknemer schadeplichtig is geworden.





Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 333547 HA ZA 09-1759

Uitspraak: 28 juli 2010

VONNIS van de enkelvoudige kamer

in de zaak van:

[eiser],
wonende te Numansdorp, gemeente Cromstrijen,
eiser,
advocaat: mr. P.W. van Kooij,

- tegen -

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARKET TREE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Numansdorp, gemeente Cromstrijen,
gedaagde,
advocaat: mr. O.E. Meijer.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Parket Tree”.





1. Het verloop van de procedure

1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:

- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis d.d. 2 september 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief d.d. 8 oktober 2009 van de advocaat van [eiser], met producties;
- het proces-verbaal van de op 23 oktober 2009 gehouden comparitie van partijen;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte van [eiser].

1.2. De datum van uitspraak van dit vonnis is door de rechtbank nader bepaald op heden.





2. De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze door de ene partij zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en door de andere partij zijn erkend dan wel niet althans niet voldoende gemotiveerd zijn bestreden:

2.1. Parket Tree houdt zich -kort gezegd- bezig met het op basis van met verzekeraars gesloten contracten uitbesteden van schadeherstelwerkzaamheden aan leden van de coöperatie ‘Coöperatieve “Parket Tree” B.A.’ (hierna: “de Coöperatie”). Aldus wordt bewerkstelligd dat de verzekeraars geen geld uitkeren aan hun verzekerden maar de door hen geleden schade in natura, door het leveren van herstelwerk, vergoeden.

2.2. Hiertegenover staat dat de leden van de Coöperatie aan Parket Tree een bijdrage betalen, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op basis van een schatting van de te factureren omzet en de kosten van Parket Tree. Die bijdrage bedraagt thans 10% van de aan de verzekeraars te factureren omzet. Voor twee van de leden van de Coöperatie, de heer [X] (hierna: ‘[X]’) en de heer [Y] (hierna: ‘[Y]’), die de huidige bestuurders van Parket Tree zijn, bedraagt de bijdrage 7,5%.

2.3. [eiser], geboren op 28 januari 1948, heeft op 7 juni 1988 zijn eigen besloten vennootschap “[eiser] Assurantiën B.V.”opgericht. Dat bedrijf hield zich bezig met “het uitoefenen van het assurantiebemiddelingsbedrijf en het beheren van de assurantieportefeuilles”.
Begin 2006 hebben de leden van de Coöperatie te kennen gegeven een besloten vennootschap te willen oprichten die als schakel zou kunnen dienen tussen de verzekeraars en (de leden van) de Coöperatie.[eiser] heeft aangeboden voor deze constructie zijn BV te gebruiken en de Coöperatie heeft op 22 augustus 2006 de aandelen van [eiser] in zijn BV overgenomen voor een bedrag van € 5.000,-, de naam van de BV is met de aandelenoverdracht gewijzigd in “Parket Tree Nederland B.V.” en [eiser] is met ingang van die datum statutair bestuurder geworden van de BV, terwijl hij tevens met de BV een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

2.4. [X] en [Y] exploiteren 5 respectievelijk 2 parketwinkels en zijn beiden lid van de Coöperatie. Tot begin september 2008 waren bij de Coöperatie, inclusief [X] en [Y], 9 leden aangesloten, die in totaal 15 winkels exploiteerden. Begin september 2008 is Hanze Parket met twee winkels, respectievelijk in Zwolle en Deventer, uitgetreden.

2.5. [eiser] en [X] hebben tevens vanuit de vennootschap onder firma ‘Sluvin v.o.f.’(hierna: “Sluvin”), waarvan zij tot 1 januari 2008 de enige beherend vennoten waren, enige tijd een parketzaak te Heerenveen geëxploiteerd onder de naam ‘Parket Tree Heerenveen’.

2.6. Aan een aan [eiser] gerichte brief d.d. 11 maart 2008, voor akkoord getekend door [X] (als secretaris van Parket Tree), [penningmeester] (als penningmeester van Parket Tree) en [eiser] zelf, wordt het volgende ontleend:
“Geachte heer [eiser],
Conform de besluiten tijdens de algemene ledenvergadering d.d. 10-03-2008 te Utrecht, bevestigen wij hiermede, de navolgende afspraken met u te hebben gemaakt:
• De vergadering heeft besloten akkoord te gaan met de prognoseberekeningen inzake de beloning van [eiser], zoals deze nader zijn vastgesteld (over de periode 2008 t/m 2012) door de heer [I] d.d. 05-03-2008. Deze berekeningen zullen aan de nog op te maken arbeidsovereenkomst worden gehecht.
• Dit betekent dat [eiser] per jaar een vast salaris zal ontvangen van bruto € 36.500,= voor zijn werkzaamheden ten behoeve van Parket Tree Nederland B.V. Deze werkzaamheden zullen nader worden omschreven in de op te stellen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten de periode ingaande 1 januari 2008 tot 1 januari 2013 (65 jarige leeftijd). Een eventueel hierop volgende periode, zal in gezamenlijk overleg worden vastgesteld. Verder zal [eiser] ieder jaar een bonus ontvangen van 1,5 procent over de in dat jaar behaalde omzet (excl. BTW).
• Tevens zal [eiser] een afgesproken bedrag van € 10.000,= ontvangen voor de gemaakte uren in 2006 ten behoeve van de Cooperatieve Parket Tree B.A., en/of Parket Tree Nederland B.V. i.o. (…).
• Tenslotte is besloten dat [eiser], met ingang van 01-03-2008, gedechargeerd zijn functie als voorzitter van de cooperatie zal beëindigen”.

2.7. Parket Tree heeft [eiser] ten vervolge op de hiervoor bedoelde afspraken een concept arbeidsovereenkomst toegezonden. Die is door [eiser] niet ondertekend.

2.8. Per email van 6 juli 2008 heeft [eiser] [X] het volgende geschreven:
“Beste Albert,

Hierbij bevestig ik de inhoud van onze recente gesprekken met betrekking tot mijn mogelijke ontslag.

Zover ben ik van mening dat er wel degelijk een overeenkomst bestaat tussen de aandeelhouders van de Parket Tree Nederland B.V. en mij. De afspraken zoals die gemaakt zijn tijdens de Ledenvergadering op 10-03-2008 te Utrecht, zijn d.d. 11-03-2008 vastgelegd en ondertekend door partijen. Deze afspraken behelzen onder meer een gegarandeerd dienstverband ingaande 01-01-2008 en eindigende op 01-01-2013 (65 jaar). Jaarlijks ontvang ik hiervoor een vast salaris ten bedrage van € 36.500,= plus een bonus van 1,5% over de omzet. Één en ander conform, de in samenwerking met Roland Oerlemans gemaakte rekenmodule, die betrekking heeft op de gelijke periode.

Jij bent (namens de leden) echter van mening dat er geen overeenkomst is omdat de toegezonden arbeidsovereenkomst (die onvoldoende recht doet aan de eerder gemaakte afspraken) niet is ondertekend.

Inmiddels bestaat het voornemen om verregaande juridische stappen te ondernemen en de overeenkomst ter toetsing aan de Rechter voor te leggen.
Om te voorkomen dat er voor alle partijen hoge Gerechtskosten ontstaan, die de onderlinge sfeer ongetwijfeld zullen beïnvloeden, doe ik je onderstaand, puntsgewijs mijn finale voorstel:
• Ik ben bereid mijn (terechte) claim inzake gemiste inkomsten, te laten varen indien:
• De Coöperatie haar aandelen in Parket Tree Nederland B.V. weer aan mij overdraagt;
• De lopende verplichtingen/verliezen van de B.V. zullen door mij worden overgenomen
• De schade opdrachten zullen gewoon aan Parket Tree worden verstrekt, met dien verstande dat:
• Om de schulden/verliezen in te lopen, de afdracht aan Parket Tree Nederland N.V., zal worden verhoogd van 7,5% naar 10%
• Met betrekking tot de ontstane betalingstermijnen van de ingezonden reparatienota’s, merk ik nog op dat deze voorlopig ongewijzigd blijven, maar dat ik er alles aan zal doen om tegen het einde van het jaar weer op de gebruikelijke 30 dagen uit te komen.

Ik ben ervan overtuigd, dat het bovenstaande voorstel een definitieve oplossing biedt om uit de ontstane impasse te geraken. Graag verneem ik op korte termijn het standpunt van de huidige aandeelhouders.”.

2.9. Aan de schriftelijke overeenkomst d.d. 6 juli 2008, voor akkoord ondertekend door [eiser], [X] en [Y], wordt het volgende ontleend:
“Hierbij verklaren [eiser], [Y] en [X] dat op het moment dat de aandelen van Parket Tree Nederland BV door de leden van de Coöperatie overgedragen worden aan [eiser], de aandelen als volgt verdeeld zullen worden: 35% van de aandelen voor [X], 35% van de aandelen voor [Y] en 30% van de aandelen voor [eiser]. Deze verdeling van de aandelen van Parket Tree Nederland BV zullen vastgelegd worden bij de notaris.

De vergoeding die [eiser] krijgt is 3% van de omzet. Voor de omzet boven € 1.000.000,- krijgt hij een extra bonus van 1% over het bedrag boven € 1.000.000,-.

De opdrachten zullen verdeeld worden onder Albert en Dennis. Over de gefactureerde omzet dragen zij 7,5% af aan Parket Tree Nederland B.V.”.

2.10. Bedoelde aandelentransactie heeft plaatsgevonden, waarbij de Coöperatie in eerste instantie de aandelen aan [eiser] heeft overgedragen en hij op zijn beurt aan [X] en [Y] ieder 35% van de aandelen heeft overgedragen.

2.11.Op 20 september 2008 heeft [eiser] een bedrag ad € 6.232,- overgemaakt van de rekening van Parket Tree naar die van Sluvin. De echtgenote van [X], die de boekhouding voor Sluvin verzorgde, heeft dat opgemerkt en heeft dit bedrag diezelfde dag nog teruggestort naar Parket Tree.

2.12. Bij brief van 16 oktober 2008 is [eiser] door [X] en [Y] opgeroepen voor een algemene vergadering van aandeelhouders, met als voornaamste onderwerp(en), blijkens de meegezonden agenda, het voorgenomen besluit tot ontslag van [eiser] als bestuurder en werknemer van Parket Tree en het voorgenomen besluit tot benoeming van [X] en [Y] als nieuwe bestuurders van Parket Tree.

2.13. Op de algemene vergadering van aandeelhouders, die op 3 november 2008 heeft plaats gehad, is het besluit tot ontslag van [eiser] als statutair bestuurder (met 70% van de stemmen voor en 30% tegen) aangenomen en is gelijktijdig de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd tegen 1 januari 2009. Voorts is toen het besluit tot benoeming van [X] en [Y] als statutair bestuurders met eenzelfde stemuitslag aanvaard.





3. Het geschil

3.1. [eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) Parket Tree te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen € 278.353,00 aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2009;
b) te verklaren voor recht dat het van [eiser] op 3 november 2008 tegen 1 januari 2009 gegeven ontslag kennelijk onredelijk is als bedoeld in artikel 7:681 BW;
c) Parket Tree te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen een door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding wegens kennelijke onredelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten bedrag van € 121.666,66 bruto;
d) Parket Tree te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2. Hetgeen [eiser], naast voormelde vaststaande feiten, ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft aangevoerd alsook op hetgeen Parket Tree, dat heeft geconcludeerd tot afwijzing, ter afwering daarvan naar voren heeft gebracht, zal hierna, in samengevatte vorm en voor zover van belang voor de beoordeling, aan de orde komen.





4. De beoordeling

4.1. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de (on)regelmatigheid van de opzegging en de daaraan verbonden vordering ex artikel 7:680 BW.

4.2. [eiser] heeft aangevoerd dat partijen op 10 maart 2008 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2013, hebben afgesloten, tegen een bruto jaarsalaris van € 36.500,-, vermeerderd met een jaarlijkse bonus van 1,5% over de in het desbetreffende jaar behaalde omzet. In dat verband wijst hij op de ter zake op 11 maart 2008 vastgelegde afspraken (zie 2.6.), die alle essentialia van een arbeidsovereenkomst behelzen. Er is geen mogelijkheid van tussentijdse opzegging overeengekomen, zodat bij een regelmatige opzegging de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2013 zou zijn geëindigd. Dat, zoals Parket Tree stelt, het document van 11 maart 2008 slechts een intentieverklaring betreft, wordt door [eiser] betwist. Juist is dat er nog een nadere overeenkomst diende te worden opgesteld, maar het concept dat [eiser] werd toegezonden (zie 2.7.), heeft [eiser] geweigerd te ondertekenen omdat de inhoud daarvan naar zijn mening geen recht deed aan de gemaakte afspraken. Zo ging het concept uit van een arbeidsovereenkomst voor ónbepaalde tijd terwijl dat niet was overeengekomen, en bevatte dit een voor [eiser] onaanvaardbaar en niet overeengekomen concurrentiebeding. Ook is onjuist dat, zoals Parket Tree heeft aangevoerd, de overeenkomst van 11 maart 2008 is achterhaald door die van 6 juli 2008 (zie 2.9.). [eiser] vordert thans van Parket Tree de gefixeerde schadevergoeding bedoeld in artikel 7:680 BW, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Het betreft dan het loon ad € 36.500,- per jaar over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 (tezamen € 146.000,-) vermeerderd met de over die jaren aan [eiser] toekomende bonus ad 1,5% van de jaaromzet over die jaren. Voor de berekening van die bonus gaat [eiser] uit van de prognoses van de accountant van Parket Tree en zo komt hij op een totaalbedrag ad € 132.353,- aan bonussen. Tezamen beloopt dit onderdeel van de vordering van [eiser] derhalve een bedrag ad € 278.353,-.

4.3. Het door Parket Tree op dit onderdeel gevoerde verweer laat zich als volgt samenvatten.

Zij stelt voorop dat [eiser] op 22 augustus 2006 statutair bestuurder van Parket Tree is geworden en met haar een mondelinge arbeidsovereenkomst is aangegaan. Daarvóór was geen sprake van een arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Parket Tree dan wel de Coöperatie. Over de periode augustus 2006 tot en met augustus 2008 genoot [eiser] een salaris van € 2.630,- bruto per maand en daarna, over de periode september 2008 tot en met december 2008, een salaris van € 2.250,- bruto per maand. De mondeling gemaakte afspraken zijn in een schriftelijke arbeidsovereenkomst van augustus 2006 vastgelegd maar die heeft [eiser], ondanks diverse verzoeken van Parket Tree, niet ondertekend. Één van die afspraken was dat partijen de mogelijkheid hadden de arbeidsovereenkomst, al dan niet tussentijds ingeval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, op te zeggen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, zoals ook in voormelde arbeidsovereenkomst is opgenomen.

Eind 2007 ontstond er discussie over het aantal door [eiser] voor Parket Tree en de Coöperatie verrichte arbeidsuren en de hoogte van zijn salaris, dit omdat [eiser] niet naar verwachting bleek te functioneren en aanzienlijk meer uren declareerde dan overeengekomen. Een gesprek tussen de leden van de Coöperatie en [eiser] tijdens de ledenvergadering van 10 maart 2008 over een nieuw voorstel ter zake van de hoogte van het salaris en de bonus, heeft uiteindelijk geleid tot een akkoord, dat is uitgewerkt in de intentieverklaring van 11 maart 2008 (zie 2.6.). Daarin is opgenomen dat [eiser] naast een jaarlijkse bonus van 1,5% over de in dat jaar behaalde omzet, € 36.500,- bruto per jaar zou ontvangen voor alle werkzaamheden ten behoeve van Parket Tree, welke werkzaamheden nog nader zouden worden omschreven ‘in de op te stellen arbeidsovereenkomst’. Parket Tree heeft de tussen partijen gemaakte afspraken vervolgens laten uitwerken in een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (met een pensioenbeding). Het was immers niet de bedoeling de arbeidsovereenkomst voor de duur van maar liefst vijf jaar aan te gaan. De concept-arbeidsovereenkomst is per email van 9 april 2008 aan [eiser] toegezonden en daarna nog aan hem overhandigd.

Gelet op de sterk tegenvallende resultaten van Parket Tree, die vanaf begin 2008 alleen maar erger werden, hebben partijen na 11 maart 2008 en zelfs na 9 april 2008 nogmaals uitvoerig overleg gevoerd over het (alsnog) naar beneden bijstellen van de hoogte van het salaris en de bonus van [eiser]. Parket Tree c.q. de leden van de Coöperatie stelden zich op het standpunt dat die beloning voor het verrichten van werkzaamheden voor slechts 10 uur per week, terwijl Parket Tree sterke verliezen leed, niet acceptabel was. Na drie maanden onderhandelen, waarin ook het mogelijke vertrek van [eiser] aan de orde is gekomen ingeval partijen niet tot overeenstemming zouden komen, heeft [eiser] op 6 juli 2008 een finaal voorstel aan [X] gezonden (zie 2.8.). Naar aanleiding van dat voorstel van [eiser] hebben partijen diezelfde dag een overeenkomst gesloten (zie 2.9.), ingevolge welke het [eiser] toekomende salaris is vastgesteld op 3% van de omzet (€ 30.000,- bruto per jaar bij een omzet van € 1.000.000,-), terwijl de bonus 1% van het bedrag boven een omzet van € 1.000.000,- zou bedragen. [eiser] ging hiermee akkoord als hij 100% van de aandelen van Parket Tree zou verkrijgen en daarnaast wilde hij dat [X] en [Y] hem zouden helpen met het bestuur van Parket Tree, waartoe [X] en [Y] bereid waren indien zij ook aandelen in Parket Tree zouden verkrijgen. Dit is ook gebeurd: de Coöperatie heeft alle aandelen eerst aan [eiser] overgedragen, waarna [eiser] 35% van de aandelen aan [X] en 35% van de aandelen aan [Y] heeft overgedragen. Met het sluiten van de overeenkomst van 6 juli 2008 is er nadere invulling gegeven aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 9 april 2008, aldus nog steeds Parket Tree. Partijen hadden (eindelijk) overeenstemming bereikt over de twee nog openstaande punten, te weten het salaris en de bonus. De omstandigheid dat [eiser] ondanks vele verzoeken daartoe de arbeidsovereenkomst van 9 april 2008 - net als die van augustus 2006 - nimmer ondertekend heeft, doet niet af aan het feit dat wel degelijk (mondeling) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is afgesloten, welke met inachtneming van de geldende opzegtermijn van één maand door Parket Tree is opgezegd. De vordering wegens onregelmatige opzegging moet dan ook worden afgewezen, aldus Parket Tree.

4.4. Partijen twisten over de vraag of de tussen hen bestaan hebbende arbeidsovereenkomst laatstelijk voor bepaalde dan wel voor onbepaalde duur had te gelden. Het antwoord op die vraag is van belang nu op de voet van artikel 7:667 BW een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst slechts regelmatig tussentijds kan worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen. In verband hiermee wordt het volgende overwogen.

4.5. De inhoud van de door beide partijen op 11 maart 2008 voor akkoord ondertekende brief (zie 2.6.) kan in redelijkheid niet anders worden opgevat dan dat partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan. Niet alleen wordt die bepaalde periode helder omschreven, namelijk voor de periode 1 januari 2008 tot 1 januari 2013, maar ook wordt een reden gegeven voor die beperking in tijd, namelijk het (dan aanstaande) bereiken van de 65-jarige leeftijd door [eiser], op 28 januari 2013.

4.6. De rechtbank volgt Parket Tree niet in haar stelling dat de brief van 11 maart 2008 slechts heeft te gelden als een intentieverklaring. Weliswaar is in voormelde brief opgenomen dat de door [eiser] ten behoeve van Parket Tree te verrichten werkzaamheden nader zullen worden omschreven in de op te stellen arbeidsovereenkomst, maar dat neemt niet weg dat uit die, nogmaals: door beide partijen voor akkoord ondertekende, brief blijkt dat toen tussen partijen reeds wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de essentialia van de arbeidsovereenkomst, waaronder de duur ervan en de tegenover de door [eiser] ten behoeve van Parket Tree te verrichten werkzaamheden staande beloning, terwijl voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst geen schriftelijkheids vereiste geldt.

4.7. Aan de na de datum van deze brief door Parket Tree aan [eiser] gezonden concept-arbeidsovereenkomst, die in kop vermeldt dat deze voor onbepaalde tijd geldt, komt hier geen bijzondere betekenis toe nu uit niets blijkt dat [eiser] door ondertekening daarvan of anderszins (alsnog) heeft ingestemd met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, terwijl Parket Tree ook geen toereikende verklaring heeft gegeven voor de discrepantie tussen de ook door haar voor akkoord getekende brief d.d. 11 maart 2008, die uitgaat van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, en het in deze procedure ingenomen standpunt dat het ‘niet de bedoeling [was] de arbeidsovereenkomst voor de duur van maar liefst vijf jaar aan te gaan’.

4.8.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat partijen op 10/11 maart 2008 een arbeidovereenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen, voor de duur van vijf volle kalenderjaren ingaande 1 januari 2008.

Vervolgens dient de vraag beoordeeld te worden of daarna, in de periode tot aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 3 november 2008, alsnog tussen partijen is overeengekomen dat de arbeidsverhouding voor onbepaalde duur zou gaan gelden.

4.9. De inhoud van de e-mail van [eiser] d.d. 6 juli 2008 (zie 2.8.) en van de op diezelfde datum gesloten overeenkomst (zie 2.9.) is onder de gegeven omstandigheden niet toereikend om daaraan de conclusie te kunnen verbinden dat partijen in afwijking van de eerder gemaakte afspraak, waarbij de begin- en einddatum concreet zijn vermeld, alsnog een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur zijn overeengekomen. In die stukken wordt op dat onderdeel immers in het geheel niet ingegaan, hetgeen toch, indien partijen een dergelijke wezenlijke aanpassing wensten, in de rede zou hebben gelegen.

4.10. Voor het overige heeft Parket Tree geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht, die - indien bewezen - de conclusie zouden rechtvaardigen dat [eiser] jegens haar heeft ingestemd met omzetting van de arbeidsverhouding van één voor bepaalde duur in één voor onbepaalde duur. Bij de verdere beoordeling wordt er dan ook vanuit gegaan dat de op 6 juli 2008 gemaakte afspraken geen verandering hebben gebracht in de (bepaalde) duur waarvoor de arbeidsverhouding gold. Hetgeen partijen in dit verband verder nog naar voren hebben gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden, zodat een en ander geen nadere beoordeling meer behoeft.

4.11. Als gezegd stelt artikel 7:667 BW aan tussentijdse, regelmatige, opzegging van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst de eis dat dit recht voor ieder der partijen schriftelijk is overeengekomen. Gesteld noch gebleken is echter dat aan dit vereiste is voldaan.

4.12. Dat betekent dat de tussentijdse opzegging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2009 als onregelmatig moet worden aangemerkt met als gevolg dat Parket Tree, gelet op artikel 7:677 BW, jegens [eiser] schadeplichtig is geworden.

4.13. [eiser] vordert in dit geding de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:680 lid 1 BW, te weten het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor de tijd, dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, door hem berekend op € 278.353,-, opgebouwd uit vier jaar (2009-2012) maal € 36.500,- per jaar aan (regulier) loon en € 132.353,- aan bonus over die jaren overeenkomstig de prognoses van de accountant van Parket Tree.

4.14. In die berekening kan de rechtbank [eiser] echter niet zonder meer volgen. Immers, in de ook door hem op 11 juli 2008 ondertekende overeenkomst (b)lijkt een afwijking te zijn opgenomen voor wat betreft de aan [eiser] toekomende beloning. Daar wordt immers gesproken over een vergoeding van 3% van de omzet, aangevuld met voor zover de omzet een bedrag van € 1.000.000,- overstijgt, een extra bonus van 1% over dat deel, terwijl in de brief van 11 maart 2008 een vast loon van € 36.500,- werd genoemd alsook een bonus van 1,5% per jaar over de in dat jaar gerealiseerde omzet.

4.15. Op dit onderdeel wenst de rechtbank nader geïnformeerd te worden door partijen. Voor dat doel wordt opnieuw een comparitie van partijen gelast. Van Parket Tree, als de meest gerede partij, wordt verlangd dat zij tijdig, niet later dan één week voor de zitting, aan de rechtbank relevante bescheiden/gegevens ten aanzien van de omzet, in ieder geval over het kalenderjaar 2009 en het eerste halfjaar van 2010 toestuurt, met afschrift aan de advocaat van [eiser].

4.16. Ter zitting dienen beide partijen zich tevens uit te laten over de vraag of er aanleiding bestaat voor matiging van de gefixeerde schadevergoeding op de voet van het bepaalde in lid 5 van artikel 7:680 BW. In dat kader dient [eiser] zich uit te laten over de vraag of hij met ingang van 1 januari 2009 gedurende de uren die hij tot dan voor Parket Tree gewerkt heeft, andere werkzaamheden is gaan verrichten en zo ja welke inkomsten hij daarmee verworven heeft. Van [eiser] wordt verwacht dat hij een en ander onderbouwt aan de hand van nader door hem in het geding te brengen stukken, waarbij ook geldt dat die stukken minimaal één week voor de te houden comparitie overgelegd moeten worden, zowel aan de rechtbank als aan de advocaat van Parket Tree.

4.17. Voor wat betreft de vordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag heeft [eiser] bij repliek bij herhaling gesteld dat hij “kan aanvaarden dat bij volledige toekenning van de gefixeerde schadevergoeding geen reden zal bestaan tot toekenning va een schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijke beëindiging”. Niet duidelijk is wat [eiser] daarmee bedoelt en of daaruit afgeleid moet worden dat de vordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag enkel voorwaardelijk wordt ingesteld, uitsluitend en alleen voor het geval de vordering met betrekking tot de gefixeerde schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen.

Zo [eiser] beide vorderingen afzonderlijk van elkaar handhaaft, ligt het op zijn weg om een nadere onderbouwing te geven van het door hem gevorderde bedrag aan schadevergoeding van € 121.666,66 wegens kennelijk onredelijk ontslag. Immers wanneer de door hem gevorderde gefixeerde schadevergoeding integraal toegewezen zou worden, valt niet in te zien welke verdere inkomensschade hij dan nog lijdt tot het moment dat hij de 65-jarige leeftijd bereikt, als gevolg van de opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 1 januari 2009.

Zo mocht blijken dat [eiser] zijn vordering met betrekking tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag handhaaft, ligt het tevens op zijn weg om zich uit te laten over de wijze van berekening van de door hem gevorderde schadevergoeding. [eiser] immers is ervan uitgegaan dat voor de berekening van de hoogte van de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag gebruik gemaakt kan worden van de kantonrechtersformule die ontwikkeld is voor ontbindingszaken ex artikel 7:685 BW. Inmiddels heeft de Hoge Raad op dit punt in andere zin beslist en het ligt in de eerste plaats op de weg van [eiser] om zich uit te laten over de betekenis van die uitspraken van de Hoge Raad voor de onderhavige vordering, vide onder meer HR 27 november 2009, JAR 2009, 305 (Van de Grijp/Stam) en HR 12 februari 2010 JAR 2010, 72 (Rutten/Breed).

4.18. Tijdens de comparitie van partijen kan tevens worden getracht een minnelijke regeling tussen partijen te treffen.

4.19. Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.





5. De beslissing

De rechtbank, alvorens verder te beslissen:

- beveelt partijen, [eiser] in persoon en Parket Tree deugdelijk vertegenwoordigd door een welingelicht en tot schikking bevoegd persoon, bijgestaan door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de hieronder genoemde rechter, op vrijdag 10 september 2010 om 09.30 uur voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling;

- bepaalt dat Parket Tree de onder 4.15. en [eiser] de onder 4.16. bedoelde bescheiden niet later dan één week vóór de zitting aan de rechter (sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) en aan de advocaat van de wederpartij dient toe te zenden;

- bepaalt tevens dat eventuele verdere stukken die partijen nog in het geding willen brengen naar aanleiding van hetgeen hiervoor is overwogen en beslist ook minimaal één week voor de te houden zitting aan de rechtbank en aan de advocaat van de wederpartij moeten worden toegestuurd;

- houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.





Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels.

Uitgesproken in het openbaar.
1934/1404

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl