Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN3269, Rechtbank 's-Gravenhage , 370376/FT-EA 10.264

Datum uitspraak: 27-07-2010
Inhoudsindicatie: Eigen aangifte, misbruik van bevoegdheid, geen actief om de kosten van een faillissement te bestrijden





Uitspraak

rekestnummer: 370376/FT-EA 10.264
uitspraakdatum: 27 juli 2010



RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht – enkelvoudige kamer


[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1980
wonende te [adres], [postcode en woonplaats]
verzoeker,

heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot eigen faillietverklaring.

Het verzoekschrift is op 13 juli 2010 behandeld in raadkamer. Verzoeker is daarbij verschenen en gehoord.

Op basis van de eigen aangifte met bijlagen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht wordt van het volgende uitgegaan.
Op het door verzoeker ondertekende formulier eigen aangifte faillietverklaring staat een totaal bedrag aan schulden vermeld van € 31.924,18. Ter zitting heeft hij aangegeven dat er daarnaast nog een fraudevordering van de Gemeente Den Haag ad € 21.000, - bestaat.
Verzoeker is samenwonend met mevrouw [A.] en hun dochter van 9 jaar. Zij ontvangen een bijstandsgezinsuitkering. Verzoeker is afgekeurd en neemt deel aan een re-integratietraject.
Verzoeker heeft desgevraagd verklaard dat hij van een faillissement verwacht dat hij hulp krijgt en mogelijk daarna kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Het Hof ’s-Gravenhage heeft zijn verzoek om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling namelijk dit jaar afgewezen.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij geen bezittingen/baten heeft. Zijn advocaat heeft hem aangeraden een verzoek strekkende tot faillietverklaring te doen.





De rechtbank overweegt als volgt.

1. Krachtens artikel 1 Faillissementswet (hierna: Fw) kan een schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard worden.

2. Nu er volgens verzoeker geen bezittingen/baten zijn en evenmin te verwachten is dat die zullen komen mag er redelijkerwijs van worden uitgegaan dat er geen actief is of komt om de kosten van een faillissement, waaronder de kosten van de curator, te bestrijden.

3. Bij de beoordeling van het gedane verzoek (de eigen aangifte) en het belang van verzoeker bij de uitoefening van de bevoegdheid daartoe neemt de rechtbank het volgende in overweging.
a. Het algemene uitgangspunt en stelsel van de Fw gaat uit van een: verdeling van het vermogen onder de gezamenlijke schuldeisers. Daaruit wordt afgeleid dat er steeds sprake moet zijn van meerdere schuldeisers (pluraliteit) doch impliciet wordt daarmee ook aangegeven dat er (enig) vermogen moet zijn of komen ter verdeling.
b. Dit uitgangspunt is ook terug te vinden in artikel 18 Fw dat er van uit gaat dat de schuldenaar verplicht is aan te tonen dat er voldoende baten zijn ingeval aangifte gedaan wordt nadat een eerder faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten.


4. Verzoeker heeft zelve verklaard dat er geen vermogen is. Dit wijkt wezenlijk af van de situatie dat schuldeisers een verzoek tot faillietverklaring indienen, in welk geval conform de uitspraken van de HR (10-11-2000) het in beginsel zo is dat een curator daartoe een onderzoek instelt en het de rechter pas daarna vrijstaat een beslissing te nemen.

5. Verzoeker heeft gesteld dat het belang bij het uitspreken van een faillissement en benoeming van een curator is gelegen in het feit dat hij hulp krijgt. Hij ziet geen andere oplossing dan een faillissement. Verzoeker blijft daarbij in - en ondanks - de wetenschap dat na een opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten de schuldensituatie ongewijzigd is (gebleven), temeer daar er ook volgens verzoeker geen aanleiding is te veronderstellen dat er een akkoord bewerkstelligd kan worden.

6. De rechtbank acht het door verzoeker gestelde belang geen door de Faillissementswet beschermd belang. Tegen de achtergrond van het hier hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat er sprake is van een onevenredigheid tussen dat belang van verzoeker enerzijds en het belang van een curator verschoond te blijven van niet verhaalbare kosten; gelet op het bepaalde ik artikel 3:13 BW is sprake van misbruik van bevoegdheid hetgeen leidt tot afwijzing.

7. De rechtbank blijft aldus bij eerdere uitspraken (11-04-2007 en 27-09-09) en uitspraken van andere rechtbanken die dezelfde afwegingen maakten.





BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1980
wonende te [adres], [postcode en woonplaats].





Gewezen door mr. A.J.M. Slot en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2010 in tegenwoordigheid van mr. S. Alkema-Notting, griffier.


Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te ’s-Gravenhage.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl