- rechtspraak
LJN: BN4526, Rechtbank 's-Hertogenbosch , 06/344 R
Datum uitspraak: 02-08-2010
Inhoudsindicatie: Bij vonnis van 25 mei 2009 werd de looptijd van onderhavige schuldsaneringsregeling verlengd tot 28 april 2010. Vervolgens werd bij vonnis van 3 februari 2010 onderhavige schuldsaneringsregeling tussentijds beeindigd met faillietverklaring. De schuldenares kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij arrest van het gerechtshof van 22 juni 2010 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terug verwezen naar de rechtbank ter verdere afdoening op de voet van artikel 354 Fw. E.e.a. omdat de looptijd van onderhavige schuldsaneringsregeling reeds verlopen was. Het hof is in haar arrest van mening dat er geen aanleiding meer bestaat voor een tussentijdse beeindiging van de schuldsaneringsregeling.
Uitspraak RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht insolventienummer: 06/344 R nummer verklaring: HEM0710600070 uitspraakdatum: 2 augustus 2010 Beëindiging schuldsanering na verloop termijn weigering schone lei Bij vonnis van deze rechtbank van 28 april 2006 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van: [schuldenares], geboren op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de schuldenares. Procesverloop Bij vonnis van deze rechtbank van 28 april 2006 is het saneringsplan vastgesteld, waarbij de looptijd is bepaald op 3 jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, te weten tot 28 april 2009. Bij tussenvonnis van deze rechtbank van 25 mei 2009 is de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd met 24 maanden, te weten tot 28 april 2010. Bij vonnis van deze rechtbank van 3 februari 2010 is de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd met faillietverklaring. De schuldenares kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 juni 2010 heeft het gerechtshof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank ter verdere afdoening op de voet van artikel 354 Faillissementswet (Fw). Het gerechtshof heeft daartoe overwogen: “Het hof is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de termijn van verlenging van de schuldsaneringsregeling op 25 mei 2010 is geëindigd, er thans geen aanleiding meer bestaat voor een tussentijdse beëindiging, van welke grondslag – tussentijdse beëindiging – de rechtbank bij haar beslissing is uitgegaan blijkens de toepassing van artikel 350 lid 3 sub c en sub d Fw.In het kader van een eindbeoordeling van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 354 Fw komt de vraag aan de orde of Scholten tijdens de looptijd al of niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de naleving van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en of er eventueel ruimte is voor toepassing van het bepaalde in artikel 354 lid 2 Fw. Die eindbeoordeling komt thans (eerst) toe aan de rechtbank.” De behandeling ex artikel 352 lid 1 Fw heeft plaatsgevonden op 26 juli 2010. Ter zitting zijn de schuldenares, bijgestaan door mr. Hendriks, en de bewindvoerder verschenen en gehoord. Er zijn geen schuldeisers verschenen. |
Inhoudelijke beoordeling
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat er gedurende de gehele schuldsaneringsregeling minimaal is afgedragen. De schuldenares ontvangt een ziektewet uitkering. Vervolgens verklaarde de bewindvoerder dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling is verlengd omdat de schuldenares niet in voldoende mate heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting. Door de verlenging heeft de schuldenares een laatste kans gekregen om de regeling tot een goed einde te brengen. Ter zitting heeft de schuldenares verklaard dat haar zoon destijds hennep heeft geteeld in de op haar naam staande huurwoning. De zoon van schuldenares heeft eigen aangifte gedaan bij de politie, hem werd destijds medegedeeld dat er waarschijnlijk geen veroordeling zal volgen, aldus de schuldenares en mr. Hendriks ter zitting. De schuldenares verklaarde dat haar zoon inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen om de nieuwe schuld bij Enexis in termijnen te voldoen. Volgens de schuldenares staat er nog een bedrag openstaan ter hoogte van circa € 214,00. De schuldenares heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de hennepteelt. De rechtbank overweegt als volgt. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenares toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenares aan de van haar te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft. De rechtbank heeft in het vonnis van 3 februari 2010 – kort samengevat – vastgesteld dat er een nieuwe schuld aan Enexis is ontstaan wegens hennepteelt in de woning van de schuldenares. Het plegen van een strafbaar feit (hennepteelt) is naar het oordeel van de rechtbank niet verenigbaar met de aard en de strekking van de schuldsaneringsregeling. Bovendien is er wederom sprake van een nieuwe schuld wat voortzetting van de schuldsaneringsregeling in de weg staat. De rechtbank heeft aldus uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist dat de schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Nu deze beslissing door het gerechthof niet inhoudelijk werd getoetst, geldt dat daarvan in dit vonnis niet zonder meer kan worden teruggekomen. Een afwijkend oordeel zal slechts kunnen worden gegeven wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden van zodanige aard dat er geen gronden meer zijn om wederom te concluderen dat van een tekortkoming sprake is. Deze laatste situatie doet zich, gelet op hetgeen ter zitting werd verklaard, niet voor. De nieuwe schuld is weliswaar gedeeltelijk voldaan, maar dat is – gelet op de overwegingen in het vonnis van 3 februari 2010 – onvoldoende zwaarwegend. Het voorgaande geldt eveneens voor de vraag of de tekortkoming aan de schuldenares kan worden toegerekend. De rechtbank heeft in het vonnis van 3 februari 2010 immers vastgesteld dat van de tekortkomingen aan de schuldenares een verwijt kan worden gemaakt. Het oordeel dat van de tekortkomingen aan de schuldenares een verwijt kan worden gemaakt, houdt tevens in dat er geen aanleiding is om op grond van artikel 354, tweede lid Fw te bepalen dat de tekortkomingen gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven. De verlengde looptijd is inmiddels verstreken. Gelet op al het voorgaande, geldt dat onderhavige schuldsaneringsregeling na het verstrijken van de looptijd beëindigd dient te worden zonder de toekenning van de schone lei. De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen, alsmede de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties. De kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties komen ten laste van de Staat, indien en voor zover blijkt dat deze niet geheel uit de boedel kunnen worden voldaan. Gelet op artikel 354 lid 1 Fw. |
Beslissing
De rechtbank: -stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten; ?-verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenares eindigden op 28 april 2010; -stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 3.359,66 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting), waarop het reeds bij vonnis van 3 februari 2010 vastgestelde salaris in mindering wordt gebracht; ?-stelt het bedrag van de door de bewindvoerder gemaakte reiskosten vast op € 99,60, waarop de reeds bij vonnis van 3 februari 2010 vastgestelde reiskosten in mindering wordt gebracht; |
Uwwet.nl