Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN4808, Gerechtshof Leeuwarden , 200.069.456

Datum uitspraak: 19-08-2010
Inhoudsindicatie: Nu de saniet heeft aangetoond dat zij de nieuwe schulden niet verschuldigd is, is derhalve voldaan aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde en wordt de regeling beëindigd met een schone lei.





Uitspraak

Arrest d.d. 19 augustus 2010
Zaaknummer 200.069.456

HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Arrest in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. N.R.H. Boasman-Trustfull, kantoorhoudende te Almere.





Het geding in eerste aanleg

Bij vonnis van 17 juni 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, geweigerd de sedert 22 januari 2007 ten aanzien van [appellante] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling te beëindigen en is de termijn, gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing is, verlengd met maximaal één jaar, tot 22 januari 2011.





Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 25 juni 2010, heeft [appellante] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de schuldsaneringsregeling alsnog komt te eindigen onder toekenning van een schone lei aan haar.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 5 juli 2010 met bijlagen van drs. P. Kranen, de bewindvoerder, en een brief van 9 augustus 2010 (met bijlagen) en een faxbericht van 11 augustus 2010, beide van mr. Boasman-Trustfull.

Ter zitting van 11 augustus 2010 is de zaak behandeld. Verschenen is [appellante], bijgestaan door haar advocaat. De bewindvoerder is - met bericht - niet verschenen.





De beoordeling

Inleiding
1. Bij tussenvonnis van 22 februari 2010 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden om [appellante] de gelegenheid te geven te onderzoeken of de nieuwe schulden aan UPC, Nuon en Scarlet inderdaad verschuldigd zijn.

2. Bij eindvonnis van 17 juni 2010, waarvan beroep, heeft de rechtbank geweigerd de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen en heeft zij de termijn, gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, verlengd met maximaal één jaar, tot 22 januari 2011. Naar het oordeel van de rechtbank dient [appellante] gedurende deze verlenging de nieuwe schulden af te betalen, dan wel aan te tonen dat zij die niet verschuldigd is, in welke gevallen de schuldsaneringsregeling alsdan kan eindigen. De rechtbank heeft daartoe - samengevat - overwogen dat enerzijds voldoende vast is komen te staan dat [appellante] zich niet heeft gehouden aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, nu er nieuwe schulden op haar naam zijn ontstaan. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat gebleken is dat de termijn die aan [appellante] is gegeven om uit te zoeken of de vorderingen van Scarlet, Nuon en UPC juist zijn, te kort is geweest om duidelijkheid omtrent de nieuwe schulden te verkrijgen.

3. [appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen.

Het oordeel van het hof
4. Uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of aan een schuldenaar een schone lei kan worden verleend is of deze in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en, indien er sprake is van een tekortkoming, of deze aan de schuldenaar kan worden toegerekend (artikel 354, lid 1, van de Faillissementswet, hierna ook: Fw). In geval van een toerekenbare tekortkoming kan de rechter daarbij bepalen dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing blijft (artikel 354, lid 2 Fw).

5. Ten aanzien van de schuld aan UPC is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende aannemelijk geworden. [appellante] is op of omstreeks 6 juli 2007 telefonisch benaderd door UPC. In dat telefoongesprek heeft [appellante] gezegd dat zij al gebruik maakte van de diensten van een andere provider en dat zij eerst moest uitzoeken of zij een opzegtermijn in acht diende te nemen. Desondanks heeft UPC haar enkele dagen daarna een mediabox toegezonden. In oktober 2007 heeft [appellante] naar aanleiding van de ontvangst van facturen van UPC zowel telefonisch als schriftelijk contact met UPC opgenomen teneinde opheldering te krijgen over (de toezending van) die facturen. Een medewerkster van UPC heeft tijdens het telefoongesprek van oktober 2007 medegedeeld dat in het systeem stond dat de modem op 18 juli 2007 naar UPC is teruggestuurd. De medewerkster heeft [appellante] verzocht het verzendbewijs op te sturen. Op grond van de door [appellante] aan het hof verstrekte kopie van het verzendbewijs is aannemelijk geworden dat zij de mediabox op 18 juli 2007 naar UPC heeft teruggezonden. Het hof is dan ook van oordeel dat er niet van kan worden uitgegaan dat ten aanzien van de vordering van UPC sprake is van een nieuwe schuld die door [appellante] zal moeten worden voldaan. Het hof betrekt voorts bij zijn oordeel dat mr. Boasman-Trustfull ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard recent van de deurwaarder aan wie UPC haar vordering ter incasso in handen had gegeven, te hebben vernomen dat de incasso-opdracht was teruggegeven.

6. Met betrekking tot de schuld aan Scarlet overweegt het hof als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellante] bij brief van 1 juli 2007 de overeenkomst met Scarlet heeft opgezegd en dat Scarlet de einddatum van de overeenkomst op 26 januari 2008 heeft bepaald. Uit de door [appellante] overgelegde algemene voorwaarden met betrekking tot de diensten van Scarlet leidt het hof evenwel af dat het heel wel mogelijk is dat er in dit geval een opzegtermijn van één maand gold. In dat geval zou de overeenkomst met Scarlet niet pas op 26 januari 2008, maar reeds begin augustus 2007 door de opzegging bij brief van 1 juli 2007 zijn geëindigd en daarmee de betalingsverplichting van [appellante] jegens Scarlet. Dat [appellante] na begin augustus 2007 feitelijk (toch) nog gebruik heeft gemaakt van de diensten van Scarlet ligt niet voor de hand, gelet op haar mededeling ter zitting van de rechtbank van 22 februari 2010 'Ik heb het tijdig afgezegd, toen was ik ook afgesloten'. Al met al acht het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat Scarlet de facturen van september tot en met december 2007, januari 2008, maart 2008 en mei 2008 ten onrechte in rekening heeft gebracht. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat er geen sprake is van een vordering van [appellante] op Scarlet.

7. Met betrekking tot de schuld aan Nuon die tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling is ontstaan waarvan thans nog een bedrag van ongeveer € 90,- openstaat, heeft [appellante] ter zitting van het hof verklaard dat zij bij haar, in het beroepschrift gestelde, standpunt blijft, maar dat zij op grond van het aan haar gegeven juridisch advies, de vordering alsnog zo spoedig mogelijk zal voldoen. Het hof heeft na de zitting een faxbericht van mr. Boasman-Trustfull ontvangen waaruit blijkt dat [appellante], zoals afgesproken tijdens de zitting, het bedrag ten behoeve van Nuon op de derdengeldenrekening van mr. Boasman-Trustfull heeft gestort.

8. Gelet op de omstandigheden dat niet aannemelijk is dat UPC en Scarlet een vordering op [appellante] hebben en dat [appellante] een bedrag van € 90,- ten behoeve van Nuon op de derdengeldrekening van haar advocaat heeft gestort, is het hof van oordeel dat [appellante] heeft voldaan aan hetgeen de rechtbank haar heeft opgedragen, zodat aan [appellante] de zogeheten "schone lei" als bedoeld in artikel 358, eerste lid, Fw, niet dient te worden onthouden.

9. Het bepaalde in artikel 356, eerste lid, Fw brengt mee dat de bewindvoerder, zodra de onderhavige uitspraak in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, onverwijld dient over te gaan tot het opmaken van een slotuitdelingslijst. Zodra deze slotuitdelingslijst verbindend is geworden, is - ingevolge het bepaalde in artikel 356, tweede lid, Fw - de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege beëindigd.

Slotsom
10. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat [appellante] heeft aangetoond dat zij de nieuwe schulden niet verschuldigd is en dat derhalve aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde is voldaan. Er zal worden beslist als na te melden.





De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

en voorts beslissende:

stelt vast dat aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde voor eerdere beëindiging dan met ingang van 22 januari 2011 is voldaan;

verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege zal zijn beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden;

verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn.





Aldus gewezen door mrs. Rowel-Van der Linde, Zuidema en Jongbloed en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 19 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl