Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM8019, Rechtbank 's-Gravenhage , F 09/722

Datum uitspraak: 16-06-2010
Inhoudsindicatie: Verzoekster, geregistreerd partner van de gefailleerde, heeft zich op grond van artikel 69 Fw tot de rechter-commissaris gericht met het verzoek de curator te bevelen binnen 14 dagen duidelijkheid te geven aan verzoekster omtrent het opeisen van haar woning door de curator. De rechter-commissaris heeft - de vraag omtrent de ontvankelijk¬heid van het verzoek in het midden latend - dit verzoek geïnterpreteerd als een verzoek om de curator te bevelen voornoemde woning van verzoekster ex artikel 61 Fw te laten terugnemen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen. Ten aanzien van het initiële verzoek aan de rechter-commissaris ex artikel 69 Fw is de rechtbank met de curator van oordeel dat dit verzoek, conform het eerste lid van dit wetsartikel, uitsluitend kan worden ingesteld door (een) schuldeiser(s), de commissie uit hun midden benoemd en de gefailleerde. Gesteld noch gebleken is dat verzoekster tot deze limitatieve ‘kring der gerechtigden’ behoort. Verzoekster had derhalve door de rechter-commissaris niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. In die situatie biedt de wet geen ruimte, ook niet met een beroep op door verzoekster gestelde belangen en haar relatie tot gefailleerde, om desondanks het verzoek te beoordelen, zoals de rechter-commissaris heeft gedaan. De stelling van verzoekster dat de curator geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris ten aanzien van de ontvankelijkheid, maakt dit niet anders. De ontvankelijkheid van het verzoek raakt de openbare orde zodat de rechtbank die ambtshalve moet toetsen.





Uitspraak

insolventienummer: 09/722 F
uitspraakdatum : 16 juni 2010


RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer

In het faillissement van:

[gefailleerde],
geboren op [geboortedatum] 1923,
ten tijde van de faillietverklaring wonende te [postcode & woonplaats], [adres],

is hoger beroep ingesteld tegen de op 20 april 2010 door de rechter-commissaris, mr. D.R. van der Meer, gegeven beschikking ex artikel 69 van de Faillissementswet (Fw) door:

[verzoekster],
wonende te [postcode 2 en woonplaats 2] , [adres 2],
verzoekster,
advocaat: mr. P.G. Knoppers te Utrecht.

De rechtbank heeft kennis genomen van de hierna genoemde, door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting. De inhoud van deze stukken dient hier als ingelast te worden beschouwd.





Procesverloop

1.1 Bij vonnis van 20 oktober 2009 is A. Veldhof in staat van faillissement verklaard. Tot rechter-commissaris is benoemd mr. D.R. van der Meer en als curator is aangesteld mr. W.J.B. van Nielen, advocaat te 's-Gravenhage.

1.2 Bij verzoekschrift van 18 maart 2010 heeft verzoekster, geregistreerd partner van de gefailleerde, zich op grond van artikel 69 Fw tot de rechter-commissaris gericht met het verzoek de curator te bevelen binnen 14 dagen duidelijkheid te geven aan verzoekster omtrent het opeisen van haar woning aan [woonplaats 2 en adres 2] door de curator.

1.3 Bij beschikking van 20 april 2010 heeft de rechter-commissaris -de vraag omtrent de ontvankelijkheid van het verzoek in het midden latend- dit verzoek geïnterpreteerd als een verzoek om de curator te bevelen voornoemde woning van verzoekster ex artikel 61 Fw te laten terugnemen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen.

1.4 Tegen deze beschikking is verzoekster bij verzoekschrift gedateerd 23 april 2010 in hoger beroep gekomen. Op 27 april 2010 is het verzoekschrift ingekomen bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage. Het verzoekschrift is vervolgens doorgezonden naar de Insolventiekamer van deze rechtbank, alwaar het is ingekomen op 28 april 2010.

1.5 Ter zitting van 28 mei 2010 heeft verzoekster bij monde van haar advocaten mrs. S.E. Sprenger en P.G. Knoppers, in aanwezigheid van de curator mr. W.J.B. van Nielen, diens kantoorgenoot mr. M.D.F. Goedbloed en gefailleerde [gefailleerde], het beroepschrift nader toegelicht. Mr. P.G. Knoppers heeft pleitnotities overgelegd en verzocht – zakelijk weergegeven – de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen en het verzoek van verzoekster, als bedoeld onder punt 1.2, alsnog toe te wijzen.

1.6 De curator heeft verweer gevoerd.





Beoordeling

2.1 Allereerst dient te worden beoordeeld of het hoger beroep tijdig is ingesteld.

2.2 Ingevolge artikel 67, eerste lid, Fw is gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank mogelijk.
De beroepstermijn neemt een aanvang op de dag na die waarop de rechter-commissaris zijn beschikking heeft gegeven.


2.3 De rechter-commissaris heeft zijn beschikking op 20 april 2010 gegeven. De beroepstermijn nam derhalve een aanvang op 21 april 2010 en eindigde op 26 april 2010 (de zondag niet meegeteld conform artikel 1 van de Algemene Termijnenwet). Uit het dossier blijkt dat het verzoekschrift in hoger beroep op 27 april 2010 is ontvangen door het Gerechtshof. De rechtbank is echter van oordeel dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verzoekschrift voordien en wel op 26 april 2010 om 10.07 uur, bij de centrale balie van deze rechtbank is ingediend. Verzoekster heeft daartoe namelijk een schriftelijke verklaring van de courier, Falkpost, overgelegd, met vermelding van de naam van de persoon die het verzoekschrift in ontvangst heeft genomen en de datum en het tijdstip van afgifte. De rechtbank heeft geen aanleiding aan de inhoud van deze verklaring te twijfelen.

2.4 De rechtbank concludeert derhalve dat het verzoekschrift in hoger beroep tijdig is ingediend zodat verzoekster ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.

2.5 Ten aanzien van het initiële verzoek aan de rechter-commissaris ex artikel 69 Fw is de rechtbank met de curator van oordeel dat dit verzoek, conform het eerste lid van dit wetsartikel, uitsluitend kan worden ingesteld door (een) schuldeiser(s), de commissie uit hun midden benoemd en de gefailleerde, hetgeen moet worden gezien als een limitatieve opsomming (vergelijk ook HR 10 mei 1985, NJ 1985, 791 m. nt. G, LJN AG5015). Gesteld noch gebleken is dat verzoekster tot deze ‘kring der gerechtigden’ behoort. Verzoekster had derhalve door de rechter-commissaris, zoals deze ook heeft overwogen, niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. In die situatie biedt de wet geen ruimte, ook niet met een beroep op door verzoekster gestelde belangen en haar relatie tot gefailleerde, om desondanks het verzoek te beoordelen, zoals de rechter-commissaris heeft gedaan.

2.6 De stelling van verzoekster dat de curator geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris ten aanzien van de ontvankelijkheid, maakt dit niet anders. De ontvankelijkheid van het verzoek raakt de openbare orde zodat de rechtbank die ambtshalve moet toetsen.





BESLISSING IN HOGER BEROEP:

De rechtbank:

- vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 20 april 2010;

- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar oorspronkelijke verzoek.






Gegeven door mrs. R.J. Paris, E.A.G.M. van Rens en P.G.J. de Heij en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2010 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl