Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Huisvestingsbesluit



Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: de Huisvestingswet;
b. verordening: de huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingswet.



Hoofdstuk 2. Bescherming van woningzoekenden

§ 1. Bescherming van woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met het gebied waar zij zich willen vestigen

Artikelen 2 t/m 5 [Vervallen per 01-07-1996]



Artikel 6

Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
a. die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien ten minste één der bij de ruil betrokken partijen behoort tot een categorie, genoemd in artikel 13c, eerste lid van de wet of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;
b. die als personeel in dienst zijn van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.



§ 2. Bescherming van woningzoekenden die, gelet op hun persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder zijn aangewezen op woonruimten met bij die omstandigheden passende kenmerken

Artikel 7 [Vervallen per 20-02-2001]



Artikel 8

1.Voorzover de aanwijzing van woonruimten krachtens artikel 5 van de wet tot gevolg heeft dat personen die een zodanige woonruimte als huurder in gebruik nemen, daartoe een huisvestingsvergunning nodig hebben, neemt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening criteria voor vergunningverlening op, die betrekking hebben op de passendheid van de verhouding tussen de persoonlijke omstandigheden van de vergunningaanvrager en degenen die tot diens huishouden behoren enerzijds en de kenmerken van de woonruimte waarvoor een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd anderzijds.

2.Criteria als bedoeld in het eerste lid strekken er in elk geval toe te bewerkstelligen dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voor het als huurwoning in gebruik nemen van woonruimten als bedoeld in dat lid met een rekenhuur als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, die gelijk is aan of lager is dan de aftoppingsgrens, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van die wet, zo veel mogelijk voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die een zodanig de gezamenlijke toetsingsinkomens, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet genieten, dat zij een beroep kunnen doen op een huurtoeslag in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de huurtoeslag.

3.De gemeente kan het meest recente inkomen van de woningzoekende, en de actuele vraag naar en het actuele aanbod ter plaatse van woonruimten, betrekken bij de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste lid.



§ 3. Bescherming van woningzoekenden die wegens omstandigheden als genoemd in de artikel 266, 267, 268 of 270 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met woningruil of in de hoedanigheid van personeel in dienst van ESTEC, een huisvestingsvergunning hebben aangevraagd

Artikel 9

Voor zover de verordening bepaalt dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, van de wet, voorziet de verordening erin dat de desbetreffende bepalingen buiten toepassing blijven, indien een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd:
a. door degene die ingevolge artikel 266, eerste lid, of 267, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek medehuurder van de betrokken woonruimte was, indien deze de huurovereenkomst voortzet krachtens artikel 266, derde lid, 267, zesde lid, of 268, eerste lid, van Boek 7 van dat wetboek;
b. met het oog op een voorgenomen ruil van woonruimte;
c. door personeel als bedoeld in artikel 6, onder b.



Hoofdstuk 3. Splitsing

§ 1. Algemeen

Artikel 10

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. splitsing: de splitsing van een recht op een gebouw in appartementsrechten of de verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten, als bedoeld in artikel 33 van de wet;
b. splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet.



Artikel 11

Andere gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning, dan die, genoemd in dit hoofdstuk, worden niet in de verordening opgenomen.



§ 2. Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning, betrekking hebbend op de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 12

1.In de verordening kan worden bepaald dat een splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:
a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest,
b. de huurprijs van een of meer van die woonruimten een door de gemeenteraad in de verordening vast te stellen bedrag van ten hoogste een twaalfde deel van het bedrag, op het tijdstip van de vaststelling genoemd in artikel 16, eerste volzin, van de Wet individuele huursubsidie, dan wel het bedrag op het tijdstip van de vaststelling genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Huursubsidiewet dan wel de Wet op de huurtoeslag, niet te boven gaat,
c. niet gewaarborgd is, dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en
d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.

2.Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, kan in de verordening tevens worden bepaald dat een splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:
a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen,
b. de huurprijs van een of meer der voormalige woonruimten lager is dan het krachtens het eerste lid, onder b, vastgestelde bedrag,
c. niet gewaarborgd is, dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en
d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.



§ 3. Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing

Artikel 13

1.In de verordening kan worden bepaald dat een splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:
a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of voor een herziening daarvan in procedure is,
b. het ontwerp voor dat plan, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd,
c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan nagestreefde of na te streven doeleinden, en
d. het belang dat de vergunningsaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.

2.Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, kan in de verordening tevens worden bepaald dat de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning wordt aangehouden, indien:
a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan,
b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend,
c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing, en
d. redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

3.Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het tweede lid, wordt daarbij tevens bepaald dat de aanhouding niet langer duurt dan tot het tijdstip waarop het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen.



§ 4. Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen van splitsing, indien de toestand van een gebouw uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud zich geheel of ten dele tegen splitsing verzet

Artikel 14

1.In de verordening kan worden bepaald dat een splitsingsvergunning kan worden geweigerd, indien:
a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en
b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven.

2.Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, kan in de verordening tevens worden bepaald dat de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning wordt aangehouden, indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aanvrager van de vergunning de gebreken, als bedoeld in het eerste lid, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen binnen een daarvoor redelijke termijn.

3.Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt daarbij tevens bepaald dat de vergunning wordt verleend, indien de in het besluit tot aanhouding aangegeven gebreken zijn opgeheven binnen de daartoe in dat besluit aangegeven termijn.



Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 15

1.Onze Minister kan afwijking van de regels van hoofdstuk 2 toestaan ten behoeve van experimenten die naar zijn oordeel in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte zijn.

2.Voorts kan Onze Minister afwijking van de regels van hoofdstuk 3 toestaan ten behoeve van experimenten die naar zijn oordeel in het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad of in het belang van het voorkomen van belemmeringen van de stadsvernieuwing zijn.

3.Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing, nadat een door Onze Minister aangewezen instantie hem over het betrokken experiment heeft geadviseerd.

4.Onze Minister kan besluiten dat een afwijking als bedoeld in het eerste of tweede lid van kracht blijft zolang een door hem op basis van het experiment noodzakelijk geoordeelde wijziging van het besluit nog niet van kracht is geworden en in werking is getreden.



Artikel 16 [Vervallen per 01-07-1996]

Artikel 17 [Vervallen per 01-07-1996]




Artikel 18

1.De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2.Dit besluit kan worden aangehaald als: Huisvestingsbesluit.

-

Het Huisvestingsbesluit is voor het laatst geactualiseerd op: 4 maart 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl