Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0377, Rechtbank Dordrecht , AWB 09/595

Datum uitspraak: 02-07-2010
Inhoudsindicatie: Samenvatting ten behoeve van AWB 09/595 Wettelijk kader: Artikel 12, lid 1 RWN; Artikel 36, lid 2, Wet GBA; artikelen 1, lid 1 en 4, lid 1 en lid 2 van de WCN. Samenvatting: Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onder meer de uitspraak van 3 maart 2004 in zaak no. 200305066/1, LJN AO4789 volgt dat voorop staat dat de gebruikers van de gegevens in de basisadministratie erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. In het licht hiervan acht de rechtbank het door verweerder in de Handleiding bij artikel 12 van de RWN opgenomen beleid dat hij niet afwijkt van inschrijving in de GBA niet onredelijk dan wel anderszins onjuist. Verweerder mag en moet immers uitgaan van de betrouwbaarheid van de gegevens zoals bekend uit de GBA. De rechtbank overweegt vervolgens, dat de verklaring ex artikel 36 van de wet GBA een verklaring onder ede of belofte is en aan bepaalde vormvereisten voldoet. De betrokkene wordt door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar voorgelicht over wat van hem verwacht wordt en gewezen dat de verklaring onder eed of belofte wordt afgelegd, en aan de betrokkene wordt duidelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van het opnemen van gegevens aan de hand van een verklaring onder ede of belofte. Een eenmaal afgelegde verklaring onder eed of belofte kan niet worden herroepen. Naar het oordeel van de rechtbank mag eiser gehouden worden aan zijn verklaring ex artikel 36 wet van de GBA. Overigens heeft eiser de mogelijkheid gehad voorafgaande aan zijn verzoek om naturalisatie een procedure te entameren om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Dat eiser niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt komt voor zijn eigen rekening en risico. Voor verweerder bestond dan ook geen aanleiding om van de in de Handleiding opgenomen beleid af te wijken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij Koninklijk Besluit van 5 juli 2008, waarbij aan eiser het Nederlanderschap is verleend op juiste wijze en conform het gestelde in artikel 12 van de RWN eisers geslachtsnaam als (-naam-) vastgesteld.





Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht

procedurenummer: AWB 09/595

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam,

tegen

de Minister van Justitie namens de regering, verweerder,
gemachtigde: mr. A.W. van den Berg, werkzaam bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (hierna: IND).





1. Ontstaan en loop van het geding

Bij Koninklijk Besluit van 5 juli 2008, verzonden op 4 september 2008, is aan eiser het Nederlanderschap verleend.

Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 11 september 2009 bezwaar gemaakt.

Bij Koninklijk Besluit van besluit van 6 maart 2009, verzonden op 27 maart 2009, is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 7 mei 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.

De zaak is op 15 maart 2010 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.

Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Verweerder is verschenen bij gemachtigde.





2. Overwegingen

2.1. Wettelijk kader
2.1.1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) zullen, indien de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, deze in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend.

In de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: Handleiding) is - voor zover hier van belang - de volgende toelichting opgenomen bij artikel 12 RWN:
"Bij verlening van het Nederlanderschap is het Nederlands namenrecht van toepassing (artikel 4, eerste lid, WCN). Uitgangspunt is dat de naturalisatie plaatsvindt met toepassing van de namen van de verzoeker in de GBA. Aan deze namen dient verder zo weinig mogelijk te worden gesleuteld.
(...)
Indien naamsvaststelling of naamswijziging is geboden op grond van artikel 12 RWN, overlegt de burgemeester met de verzoeker over de vast te stellen of te wijzigen namen van de verzoeker en van de personen voor wie medeverlening wordt verzocht, (...). Daartoe kan gebruik worden gemaakt van model 2.6/2.7.
(...)
De burgemeester brengt over de naamsvaststelling of naamswijziging advies uit aan de Minister van Justitie (artikel 36, vijfde lid, BVVN)."

"De minister van justitie is gemachtigd correcties aan te brengen in een koninklijk besluit tot verlening van het Nederlanderschap. De machtiging is uitsluitend verleend om kennelijke administratieve misslagen in de vermelde persoonsgegevens van de verzoeker te herstellen.(...) Onder kennelijke administratieve misslag wordt niet verstaan het geval waarin de verzoeker na verlening van het Nederlanderschap één of meer persoonsgegevens (namen, geboortedatum, geboorteplaats, geboorteland) wenst te corrigeren, omdat hij is genaturaliseerd onder onjuiste, maar wel door hem aangeleverde, persoonsgegevens."

2.1.2. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

2.1.3. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet conflictenrecht namen (hierna: WCN) wordt de geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling bepaald door het recht van de Staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Onder recht zijn mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht. Uitsluitend voor de vaststelling van de geslachtsnaam en de voornaam worden de omstandigheden waarvan deze afhangen beoordeeld naar dat recht.

Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WCN is ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de Staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing, daaronder begrepen de regels van dat recht nopens de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel brengt de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door een vreemdeling geen wijziging in diens geslachtsnaam en voornaam, behoudens het bepaalde in artikel 5b, onder b, van deze wet en in de artikelen 6, vijfde lid, en 12 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

2.2. Het bestreden besluit en verweer
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het aangevoerde niet kan leiden tot het oordeel dat de geslachtsnaam van eiser moet worden gewijzigd in '[naam 1]'.
Verweerder hanteert, als uitgangspunt in het kader van de naturalisatieprocedure, dat er zo min mogelijk wordt gesleuteld aan de voor- en geslachtsnamen van de verzoeker. In de regel zal de voordracht tot naturalisatie plaatsvinden op basis van de vermelding van de na(a)m(en) in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (verder: GBA).
Eiser heeft op 21 mei 2003, bij gebreke van een gelegaliseerde geboorteakte dan wel enig ander officieel brondocument bij de gemeente [naam gemeente] onder ede een verklaring ex artikel 36 Wet GBA afgelegd en ondertekend. Daarbij heeft eiser verklaard dat zijn naam '[naam 2]' is. Op basis van deze verklaring heeft vervolgens de inschrijving van eiser in de GBA plaatsgevonden. Daarbij is voor verweerder van belang dat eiser nadien niet alsnog een gelegaliseerde geboorteakte dan wel enig ander officieel brondocument heeft overgelegd waaruit zijn personalia blijken.
In het verweerschrift heeft verweerder nog naar voren gebracht dat eiser reeds op 15 januari 2001 een verklaring onder ede heeft afgelegd, waarin hij heeft verklaard dat zijn namen [naam 3] zijn. Onder vermelding van deze namenreeks is eiser op 18 januari 2001 in het GBA ingeschreven. Op 25 januari 2001 is de schrijfwijze van deze namen in het GBA aangepast tot [naam 2].
Dat de broer van eiser is genaturaliseerd onder de naam [naam 1] kan, aldus verweerder, niet afdoen aan het vorenstaande, omdat de broer van eiser op het moment van naturalisatie in de GBA stond ingeschreven met een namenreeks met de naam [naam 1], zodat hij [naam 1] mocht kiezen.

2.3. De gronden van beroep
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. v Eiser is van mening dat de motivering om vast te houden aan de naamsvaststelling conform het Koninklijk Besluit van 5 juli 2008 onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd en in strijd is met artikel 12 van de RWN. Verweerder is ten onrechte niet ingegaan op eisers verweer dat er sprake is van een gewijzigde notatie van de namenreeks door de IND met als gevolg een andere notatie door de GBA. Eiser wijst er op dat in artikel 12 van de RWN is bepaald dat in overleg met de naturalisandus een naam en een achternaam wordt vastgesteld. Naar eiser stelt is er geen rechtsregel die dwingend voorschrijft dat de in de GBA opgenomen namen ook dienen te worden gebruikt in het kader van de naamsvaststelling ingevolge artikel 12 van de RWN.
Voorts voert eiser aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel. Eiser wijst er op dat zijn genaturaliseerde familieleden allen de achternaam [naam 1] voeren.
Daarnaast meent eiser dat het onredelijk en onrechtmatig is hem op te hangen aan een verklaring ex artikel 36 van de Wet GBA. Eiser stelt voorop dat er sprake is geweest van een gewijzigde notatie van de namenreeks door de Immigratie- en Naturalisatiedienst met als gevolg een andere notatie door de GBA.
Eiser meent dat hij de namen [naam 2] en [naam 1] bevoegdelijk mocht voeren. Waarbij van belang is dat welke namen eiser bevoegdelijk mag voeren bij zijn inschrijving in de GBA in 2003 wordt bepaald door de WCN. Artikel 1 van deze wet bepaalt dat het toepasselijk recht, het recht van het land van herkomst is.
Eiser meent dat zijn verklaring ex artikel 36 van de Wet GBA hier niet aan kan afdoen, ook al omdat het hier ging om een gewijzigde notatie en niet om een naamswijziging. Daarom meent eiser dat gelet op het bepaalde in artikel 1 van de WCN de verklaring ex artikel 36 wet van de GBA hoogstens kan verklaren dat hij de namen [voornamen eiser] [eiser] bevoegdelijk kon en mocht voeren. Eiser ziet dan ook niet in dat de naam [naam 1] niet kon worden gekozen in het kader van de naamsvaststelling van artikel 12 van de RWN. De verklaring zoals afgelegd ex artikel 36 van de wet GBA kan hem gelet op de toepasselijkheid van artikel 1 van de WCN niet worden tegengeworpen. Naar eiser meent is er geen sprake van een vrije verklaring conform artikel 36 van de Wet GBA. Er is telkens op basis van beleidsregelgeving een namenreeks opgelegd, terwijl zoals ook reeds eerder is betoogd eiser de naam [naam 1] bevoegdelijk mocht voeren.

2.4. Oordeel van de rechtbank
2.4.1. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 21 mei 2003 heeft eiser een verklaring ingevolge artikel 36 van de Wet GBA afgelegd waarbij hij heeft verklaard dat zijn geslachtsnaam-/familienaam [naam 2] is en heeft daarbij tevens verklaard dat het hem bekend is dat wijziging van deze verklaring niet mogelijk is.
Bij brief van 8 februari 2008 heeft eiser een verzoek ingediend tot naturalisatie, waarbij hij verzocht heeft om naamsvaststelling bij naturalisatie door het invullen van het model 2.6 en daarbij als geslachtsnaam [naam 1] en als voornamen [naam 2] vast te stellen.
Verweerder heeft op 19 juni 2008 telefonisch contact opgenomen met de gemeente van eisers woonplaats. In dit gesprek is aangegeven, dat voor eiser een nieuwe geslachtsnaam is gekozen die niet uit de namenreeks gekozen is die in de GBA staat. Hierbij is medegedeeld dat eiser dient te worden opgeroepen om een naamsvaststelling te doen uit de namenreeks zoals vastgelegd in de GBA.
Op 24 juni 2008 heeft eiser verzocht middels het invullen van model 2.6 om naamsvaststelling bij naturalisatie als volgt vast te stellen geslachtsnaam: [eiser], voornamen: [voornamen eiser].
Bij Koninklijk Besluit van 5 juli 2008 is het Nederlanderschap verleend aan [twee voornamen] (als voornamen) [eiser] (als geslachtsnaam).

2.4.2. Over het betoog van eiser dat er geen rechtsregel is die dwingend voorschrijft dat de in de GBA opgenomen namen dienen te worden gebruikt in het kader van de naamsvaststelling ingevolge artikel 12 van de RWN overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onder meer de uitspraak van 3 maart 2004 in zaak no. 200305066/1, LJN AO4789 volgt dat voorop staat dat de gebruikers van de gegevens in de basisadministratie erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. In het licht hiervan acht de rechtbank het door verweerder in de Handleiding bij artikel 12 van de RWN opgenomen beleid dat hij niet afwijkt van inschrijving in de GBA niet onredelijk dan wel anderszins onjuist. Verweerder mag en moet immers uitgaan van de betrouwbaarheid van de gegevens zoals bekend uit de GBA.
De rechtbank overweegt vervolgens, dat de verklaring ex artikel 36 van de wet GBA een verklaring onder ede of belofte is en aan bepaalde vormvereisten voldoet. De betrokkene wordt door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar voorgelicht over wat van hem verwacht wordt en gewezen dat de verklaring onder eed of belofte wordt afgelegd, en aan de betrokkene wordt duidelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van het opnemen van gegevens aan de hand van een verklaring onder ede of belofte. Een eenmaal afgelegde verklaring onder eed of belofte kan niet worden herroepen. Naar het oordeel van de rechtbank mag eiser gehouden worden aan zijn verklaring ex artikel 36 wet van de GBA. Overigens heeft eiser de mogelijkheid gehad voorafgaande aan zijn verzoek om naturalisatie een procedure te entameren om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Dat eiser niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt komt voor zijn eigen rekening en risico.
Voor verweerder bestond dan ook geen aanleiding om van de in de Handleiding opgenomen beleid af te wijken.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij Koninklijk Besluit van 5 juli 2008, waarbij aan eiser het Nederlanderschap is verleend op juiste wijze en conform het gestelde in artikel 12 van de RWN eisers geslachtsnaam als [eiser] vastgesteld. De rechtbank stelt vast gelet op het verzoek om naamsvaststelling van 24 juni 2008 de geslachtsnaam en voornamen van eiser in overleg met hem zijn vastgesteld. De naam [naam 1] komt niet in de namenreeks van eiser in de GBA voor, zodat verweerder de naam [naam 1] niet mocht gebruiken bij de naamsvaststelling ten behoeve van het Koninklijk Besluit tot naturalisatie.
Overigens is hier niet gebleken van een 'kennelijke administratieve misslag' in het Koninklijk Besluit.

2.4.3. Omdat ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WCN ingeval van verandering van nationaliteit het recht van de Staat van de nieuwe nationaliteit van toepassing is, daaronder begrepen de regels van dat recht nopens de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam treft eisers betoog voor zover hij stelt dat het bestreden besluit in strijd is genomen met artikel 1, eerste lid, van de WCN, geen doel.

2.4.4. De rechtbank volgt eiser niet daar waar hij stelt dat verweerder ten onrechte in de bestreden besluit niet is ingegaan op eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel, nu het beroep hierop eerst expliciet in de beroepsfase is gedaan.
Wat betreft eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank gebleken dat voor de broer en de vader van eiser in het GBA de naam [naam 1] is opgenomen. Voor zover de betrokken familieleden nadien zijn genaturaliseerd, bestaat dan voor hen anders dan voor eiser bij de naamsvaststelling ingevolge artikel 12 van de Rijkswet de mogelijkheid om [naam 1] als geslachtsnaam te kiezen. Nu geen sprake is van gelijke gevallen, is er geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.

2.5. Gelet al het vorenstaande is het beroep ongegrond.

Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.





3. Beslissing

De rechtbank Dordrecht,

- verklaart het beroep ongegrond.





Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, rechter, en door deze en drs. S.R. Jonkergouw, griffier, ondertekend.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl