Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet op het notarisambt
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Titel IX. De tuchtrechtspraak en het toezicht

Afdeling 1. De tuchtrechtspraak

Artikel 93Toezicht door de kamers van toezicht

1. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

2. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.



Artikel 94Kamer van toezicht bestaat uit voorzitter en vier leden

1. De tuchtrechtspraak over de notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat en in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam. Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.

2. Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

3. In ieder ressort is een kamer voor het notariaat gevestigd, waarvan het rechtsgebied samenvalt met het ressort. De kamers zijn belast met de uitvoering van de hun in deze wet opgedragen taken. De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste van de Staat.

4. Elke kamer van toezicht bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er zijn ten minste twee plaatsvervangend voorzitters.

5. De president van de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd, is voorzitter van deze kamer. De plaatsvervangende voorzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de leden van de rechtbank.

6. Twee leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd door Onze Minister, die tevens voor elk hunner een of meer plaatsvervangers aanwijst. Een van die leden wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer voor het notariaat. Het andere lid is de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Zij zijn bij hun aftreden herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hen door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend.

7. De overige twee leden zijn notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de ledenraad van de KNB, op voordracht van de ringbesturen in het ressort van de desbetreffende kamer voor het notariaat, uit de leden van die ringen benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hun tussentijds door de ledenraad ontslag worden verleend. De ledenraad wijst tevens uit de leden van de ringen twee of meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van voordracht en benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.

8. De kamer van toezicht heeft een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door de voorzitter van de kamer aangewezen uit de gerechtssecretarissen van de rechtbank.

9. Tussen de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een kamer van toezicht mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het notarisambt.

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de vestigingsplaats en de inrichting van de kamers en betreffende de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en andere vergoedingen.



Artikel 95Lidmaatschap vervalt van rechtswege

1. Het lidmaatschap van de leden van de kamer voor het notariaat vervalt van rechtswege indien zij de kwaliteit verliezen waarin zij benoemd zijn, met dien verstande dat ten aanzien van een lid als bedoeld in artikel 94, vierde lid, dit kwaliteitsverlies alleen dan intreedt wanneer hij noch kandidaat-notaris, noch toegevoegd notaris, noch notaris is.

2. Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, aanhef en onder a, en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechtelijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van deze leden.

3. De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van deze leden, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van de kamer voor het notariaat; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.



Artikelen 96 t/m 98 [Vervallen per 01-01-2013]



Artikel 99Klachten worden schriftelijk ingediend

1. Klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen kunnen, schriftelijk en met redenen omkleed, door een ieder met enig redelijk belang worden ingediend bij de kamer voor het notariaat waaronder de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris ressorteert. Indien de klager daarom verzoekt, is de secretaris van de kamer hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht. Van de klacht wordt een afschrift gezonden aan de KNB en het Bureau.

2. Indien een klacht is ingediend met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamer voor het notariaat die notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn, verzoekt de voorzitter van de kamer de president van het gerechtshof Amsterdam om een andere kamer aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. De president deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer, aan de desbetreffende notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, aan de voorzitter van de kamer die het verzoek tot aanwijzing heeft gedaan en aan de klager.

3. Een klacht is niet ontvankelijk voorzover deze betrekking heeft op een gedraging waarvoor een boete is opgelegd als bedoeld in artikel 111b.

4. Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter daartoe leent en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 55, tweede lid, kan de voorzitter besluiten de klacht ter behandeling neer te leggen bij de geschillencommissie en hij stelt dan de op de zaak betrekking hebbende stukken in handen van de commissie. De beslissing schorst de in het vijftiende lid bedoelde termijn. Tegen de beslissing is geen voorziening toegelaten.

5. De voorzitter kan na een summier onderzoek, zo nodig na de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris te hebben gehoord, de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.

6. Indien de voorzitter van oordeel is dat een klacht vatbaar is voor minnelijke schikking, roept hij de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris op teneinde een zodanige schikking te beproeven. Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de notaris, toegevoegd notaris of de kandidaat-notaris tegen wie de klacht is ingediend en de voorzitter ondertekend.

7. De voorzitter brengt klachten die niet zijn neergelegd bij de geschillencommissie, niet in der minne zijn geschikt of zijn afgewezen, ter kennis van de kamer.

8. Van de beslissing van de voorzitter zendt de secretaris onverwijld een afschrift aan de klager en de betrokken notaris of kandidaat-notaris, in geval van afwijzing van een klacht aan de klager bij aangetekende brief. Indien de voorzitter toepassing geeft aan het vierde lid, vermeldt hij de bevoegdheid van de klager om na ommekomst van de behandeling door de geschillencommissie de kamer te verzoeken de klacht alsnog in behandeling te nemen.

9. Tegen de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht, kan de klager binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de kamer voor het notariaat. Hij dient gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen van de voorzitter hij zich niet kan verenigen. Hij kan daarbij vragen over zijn verzet te worden gehoord.

10. Indien overeenkomstig het negende lid verzet is gedaan tegen de beslissing van de voorzitter, wijst deze een plaatsvervanger aan om hem bij de behandeling van het verzet te vervangen.

11. Ten gevolge van het verzet vervalt de beslissing, tenzij de kamer voor het notariaat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart.

12. Is de kamer voor het notariaat van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan kan zij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na de klager die daarom vroeg in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

13. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet is met redenen omkleed. Daartegen staat geen rechtsmiddel open. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

14. Is de kamer van oordeel dat het verzet gegrond is, dan wordt de zaak in verdere behandeling genomen.

15. Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

16. Intrekken van de klacht, nadat deze is ingekomen, of staking van de werkzaamheden door de persoon over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling geen invloed, wanneer naar het oordeel van de kamer voor het notariaat het algemeen belang de voortzetting van de behandeling vordert of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak. » Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 99aKlachten

1. De voorzitter van de kamer voor het notariaat kan naar aanleiding van een klacht een vooronderzoek gelasten naar een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, na afloop waarvan verslag wordt uitgebracht aan de kamer. Het Bureau ontvangt een afschrift van het verslag en alle daarbij behorende stukken.

2. De voorzitter kan het verrichten van het vooronderzoek opdragen aan een of meer leden of plaatsvervangende leden van de kamer, aan de secretaris of plaatsvervangend secretaris, alsmede aan personen die werkzaam zijn bij het Bureau of andere deskundigen.

3. De voorzitter bepaalt de omvang van het vooronderzoek. Het vooronderzoek kan zich mede uitstrekken tot andere dan de in de klacht vermelde feiten. De voorzitter van de kamer kan de vooronderzoeker aanwijzingen geven.

4. Op het vooronderzoek en de in het tweede lid bedoelde personen zijn artikel 111a, tweede lid, alsmede de artikelen 5:13 tot en met 5:18 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

5. Ten behoeve van het verrichten van het vooronderzoek door de aangewezen personen, bedoeld in het tweede lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

6. Bij het verrichten van vooronderzoek wordt een afschrift van de last tot het verrichten van het onderzoek zo mogelijk aan de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris getoond.

7. De vooronderzoeker stelt de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te worden gehoord.

8. De betrokkene is niet verplicht ten behoeve van het vooronderzoek verklaringen omtrent zijn onderzochte handelen of nalaten af te leggen. Voor het horen wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

9. Indien de klacht is ingediend door het Bureau, wordt het vooronderzoek niet opgedragen aan degenen die betrokken waren bij de uitoefening van het toezicht dat aanleiding gaf tot de indiening van de klacht.

10. Een lid of plaatsvervangend lid van de kamer dat vooronderzoek in een zaak heeft verricht, neemt op straffe van nietigheid van de beslissing van de kamer geen deel aan de behandeling van die zaak door de kamer.

11. De voorzitter kan het vooronderzoek te allen tijde opschorten of beëindigen.



Artikel 100Verschonen en wraken

Zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt, indien te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 101Verhoor of behoorlijke oproeping notaris

1. De kamer voor het notariaat neemt geen beslissing dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris en van de klager. De oproepingen geschieden bij aangetekende brief ten minste zeven dagen voor het verhoor.

2. De notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris en de klager zijn bevoegd zich te doen bijstaan door een raadsman. De secretaris van de kamer stelt hen tijdig in de gelegenheid om van de op de zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen. Zij kunnen afschriften of uittreksels van die stukken vragen tegen vergoeding van de kostende prijs.

3. De kamer voor het notariaat kan weigeren personen, die geen advocaat zijn, als raadsman toe te laten. In dat geval houdt de kamer de zaak tot een volgende zitting aan.

4. De behandeling door de kamer geschiedt in het openbaar. De kamer kan om gewichtige redenen bevelen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 102Horen van getuigen en deskundigen

1. De kamer voor het notariaat kan getuigen en deskundigen horen. Zij worden daartoe bij aangetekende brief opgeroepen en zijn verplicht aan de oproeping gevolg te geven.

2. Verschijnt een getuige of deskundige op de oproeping niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de kamer hem dagvaarden. Verschijnt een getuige of deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de kamer hem andermaal dagvaarden desverzocht met bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

3. De voorzitter kan een getuige onder ede horen. In dat geval moet hij verklaren dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. De getuige is verplicht op de gestelde vragen te antwoorden. De deskundige is gehouden zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

4. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217 tot en met 219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

5. De getuigen en deskundigen ontvangen op verzoek op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling overeenkomstig het bij en krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 103Opleggen tuchtmaatregelen

1. De kamer voor het notariaat kan, indien zij oordeelt dat een tegen een notaris gerezen bedenking gegrond is, de volgende tuchtmaatregelen opleggen:
a. een waarschuwing;
b. een berisping;
c. een geldboete;
d. de ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris, voor bepaalde of onbepaalde duur;
e. de schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten hoogste zes maanden;
f. de ontzetting uit het ambt.

2. De kamer kan een bedenking ook gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel.

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat aan hen de tuchtmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, kunnen worden opgelegd, alsmede de tuchtmaatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden, voor bepaalde of onbepaalde duur.

4. In geval van waarneming is het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op de waarnemer, met dien verstande dat hij tevens kan worden geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt of dat zijn benoeming tot waarnemer kan worden ingetrokken.

5. De kamer kan bij het opleggen van een waarschuwing, berisping of geldboete besluiten tot openbaarheid van de opgelegde maatregel.

6. Een waarschuwing of berisping wordt door de voorzitter uitgesproken in een vergadering van de kamer, in aanwezigheid van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende brief wordt opgeroepen. Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt. De secretaris zendt een afschrift van het proces-verbaal bij aangetekende brief aan de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Indien deze in de vergadering niet is verschenen, deelt de secretaris de inhoud van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan hem mee. De KNB ontvangt in beide gevallen een afschrift.

7. Schorsing in de uitoefening van het ambt brengt mede verlies voor de duur van de schorsing van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van notaris vereiste is voor de verkiesbaarheid of benoembaarheid. De geschorste notaris mag gedurende zijn schorsing de titel van notaris niet voeren.

8. Een notaris die uit zijn ambt is ontzet kan niet meer tot waarnemer worden benoemd of aan een notaris worden toegevoegd.

9. Artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 103aGeldboete

1. De geldboete, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, bedraagt ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. De beslissing tot oplegging van de geldboete bevat de termijn waarbinnen en de wijze waarop het bedrag moet worden betaald. Op verzoek van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris kan de voorzitter van de kamer voor het notariaat de termijn verlengen.

3. Het bedrag van de opgelegde boete komt ten bate van de Staat.

4. Wordt de boete niet voldaan binnen de termijn, krachtens het tweede lid gesteld, dan kan de kamer, na de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te hebben gesteld daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen een of meer tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen c, e of f, de maatregel als bedoeld in artikel 103, derde lid, laatste deelzin.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de invordering van de geldboete.



Artikel 104Beslissingen worden in het openbaar uitgesproken

1. De beslissingen van de kamer voor het notariaat zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken.

2. De secretaris zendt van de beslissingen van de kamer bij aangetekende brief een afschrift:
a. aan de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris;
b. aan het bestuur van de KNB;
c. aan het bestuur van het Bureau;
d. aan de klager, indien werd beslist naar aanleiding van een klacht als bedoeld in artikel 99.

3. Aan de ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 111c, wordt een afschrift van de beslissing gezonden.



Artikel 105Schorsing en ontzetting

In geval van oplegging van schorsing in de uitoefening van het ambt, ontzetting uit het ambt, schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt of intrekking van de benoeming als waarnemer, deelt de kamer voor het notariaat bij aangetekende brief aan de betrokken notaris, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de maatregel van kracht wordt.



Artikel 106Klacht van zeer ernstige aard

1. Indien het betreft een klacht tegen een notaris van zeer ernstige aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, en de voorzitter van de kamer voor het notariaat een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling, kan hij bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen, ten hoogste voor de duur van de behandeling van de klacht. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met viifde volzin, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Indien de kamer voor het notariaat uiteindelijk de klacht niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart of een andere maatregel dan schorsing oplegt, vervalt de ordemaatregel van rechtswege. Spreekt de kamer de schorsing uit, dan kan zij bij de bepaling van de termijn rekening houden met de duur van de schorsing bij wege van ordemaatregel.

3. Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter van de kamer voor het notariaat ter kennis is gebracht, beslist hij binnen veertien dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer voor het notariaat kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.

4. Op verzoek van de betrokken notaris kan de voorzitter van de kamer voor het notariaat te allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing of voorlopige voorziening opheffen. Hij beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris en de klager.

5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt



Artikel 107Hoger beroep instellen

1. Tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de in artikel 104 bedoelde brief hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep worden in alle gevallen de KNB en het Bureau als klager aangemerkt.

2. Het beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift. De griffier van het hof geeft door toezending van een afschrift van het verzoekschrift onverwijld kennis aan de kamer voor het notariaat die de beslissing heeft genomen en, voor zover het beroep niet door hem is ingesteld, aan de notaris, de toegevoegd notaris of de kandidaat-notaris en aan de KNB en het Bureau.

3. Op de behandeling in hoger beroep zijn de artikelen 99a en 101 tot en met 104 van overeenkomstige toepassing.

4. Het gerechtshof behandelt de zaak opnieuw in volle omvang.

5. Tenzij het gerechtshof beslist dat er geen aanleiding bestaat tot het opleggen van enige maatregel, legt het zelf een maatregel op die het in het gegeven geval passend oordeelt.

6. De griffier van het gerechtshof brengt de beslissing terstond ter kennis van de kamer voor het notariaat.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 108 [Vervallen per 01-01-2013]



Artikel 109Schorsing opheffen

1. In gevallen waarin een van de in artikel 103, eerste lid, onder e en f, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden, voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in artikel 103, derde lid, is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheden wordt hersteld.

2. De voordracht tot een besluit krachtens het eerste lid wordt gedaan door Onze Minister. Alvorens zodanige voordracht wordt gedaan, wint Onze Minister het advies in van de kamer voor het notariaat of het gerechtshof die de maatregel heeft opgelegd.



Afdeling 2. Het toezicht

Artikel 110Bureau Financieel Toezicht

1. Er is een Bureau Financieel Toezicht. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid. Het Bureau is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met inbegrip van toezicht op de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Het Bureau is tevens verantwoordelijk voor andere taken die het bij of krachtens deze wet en andere wetten zijn opgedragen.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan zonodig worden bepaald dat het Bureau daarbij aangegeven andere taken kan verrichten dan die, bedoeld in het eerste lid, indien deze taken verband houden met de in dat lid genoemde taken.

3. Het bestuur van het Bureau is belast met de algemene leiding van het Bureau en met het beheer en de beschikking over zijn vermogen.

4. Het bestuur van het Bureau bestaat uit een voorzitter en uit minimaal twee en maximaal vier leden. In het bestuursreglement wordt het aantal leden vastgesteld. Het bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitter en één lid moeten over juridische deskundigheid en ervaring beschikken; de andere leden moeten over financiële deskundigheid en ervaring beschikken. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaren en kunnen na aftreden terstond voor eenzelfde termijn eenmaal worden herbenoemd.

5. De voorzitter vertegenwoordigt het Bureau in en buiten rechte.

6. Het bestuur wordt bijgestaan door een directeur, die belast is met de dagelijkse leiding van het Bureau. De directeur wordt aangesteld, geschorst en ontslagen door het bestuur. Het personeel van het Bureau wordt door het bestuur, op voordracht van de directeur, aangesteld, geschorst en ontslagen.

7. Het bestuur stelt een bestuursreglement vast.

8. De bestuursleden en het personeel van het Bureau moeten, alvorens zij hun taak aanvangen, voor de rechtbank in het arrondissement waarin de plaats van vestiging van het Bureau is gelegen de navolgende eed afleggen: «Ik zweer getrouwheid aan de Koning en de wet.
Ik zweer dat ik mijn taak toegewijd en nauwgezet zal uitvoeren en dat ik, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, geheimhouding zal betrachten ten aanzien van alles waarvan ik uit hoofde van mijn taakvervulling kennis neem». De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van de eedsaflegging af aan de betrokkene.

9. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op het Bureau.



Artikel 111Verstrekken subsidie

1. Onze Minister verstrekt aan het Bureau een subsidie voor de kosten van de exploitatie van het Bureau.

2. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing.

3. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Afdeling 4.2.8, met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is van toepassing, met dien verstande dat:
a. de overeenkomstig artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen toe te zenden begroting betrekking heeft op het boekjaar en Onze Minister bij de ingevolge dat artikel vast te stellen datum rekening houdt met de artikelen 4:60 en 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht;
b. in afwijking van artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht op de inhoud van de begroting de artikelen 27 en 28 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing zijn;
c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

4. Onze Minister kan voorschotten op de in het eerste lid bedoelde subsidie verlenen.



Artikel 111aBestuur van het Bureau

1. De bij besluit van het bestuur van het Bureau aangewezen personen die werkzaam zijn bij het Bureau, zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Van dat besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

2. In aanvulling op artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is een toezichthouder als bedoeld in het eerste lid, bevoegd om inzage te vorderen in persoonlijke gegevens en bescheiden, voorzover deze betrekking hebben op de persoonlijke financiële administratie van de notaris.

3. Ten behoeve van de uitoefening van het toezicht door de aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.



Artikel 111bTuchtmaatregel

1. Indien het Bureau bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel voldoende grond opleveren voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het een klacht indienen, tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid .

2. Het Bureau kan voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 24, eerste tot en met vierde lid, en 25a, de overtreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen.

3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4. Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd indien tegen de overtreder jegens dezelfde gedraging een klacht is ingediend.



Artikel 111cAmbtenaren rijksbelastingdienst

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst doen van hetgeen hen bij de uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris blijkt of hun meegedeeld wordt, terstond mededeling aan het Bureau, indien het een handelen of nalaten betreft dat, gelet op artikel 93, eerste lid, aanleiding kan zijn voor de indiening van een klacht.



Artikel 112 [Vervallen per 01-01-2013]



Artikel 113Verslag over doeltreffendheid en doelmatigheid

Het verslag, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgenomen in het verslag, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

-

De wet op het notarisambt is voor het laatst geactualiseerd op: 19 februari 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl