- rechtspraak
LJN: BN4542,Notariskamer Gerechtshof Amsterdam , 200.048.031/01 NOT
Datum uitspraak: 17-08-2010
Inhoudsindicatie: Artikel 99 lid 12 Wna. Het hof is van oordeel dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door in het onderhavige geval, waarin partijen in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld en de notaris de akte van huwelijkse voorwaarden, die mede deel uitmaakte van het tussen de (ex-)echtgenoten bestaande geschil, had verleden, terwijl hij zoals uit de brief aan [X] blijkt van deze procedure op de hoogte was, zich dienen te onthouden van een uitleg van de tussen partijen in geschil zijnde huwelijkse voorwaarden, zonder dat hij door [X] in de gelegenheid was gesteld daarover met klaagster contact op te nemen. Het hof is van oordeel dat het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht in dit geval niet zodanig ernstig is dat aan de notaris een maatregel zou moeten worden opgelegd. Het hof vernietigt de beslissing van de kamer van toezicht.
Uitspraak GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 17 augustus 2010 in de zaak onder nummer 200.048.031/01 NOT van: [klaagster], wonende te [plaatsnaam], APPELLANTE, tegen [de notaris], notaris te [plaatsnaam], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. P.E. Mazel te Groningen. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 9 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder de kamer, van 27 oktober 2009, waarbij de klachten tegen geïntimeerde, hierna de notaris, ten dele ongegrond en voor het overige gegrond zijn verklaard zonder het opleggen van een maatregel. 1.2. Van de zijde van de notaris is op 22 december 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2010. Klaagster, de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van een pleitnota. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten 3.1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast. 3.2. Klaagster en [X] (hierna [X] te noemen) hebben op 4 november 1992 een akte van huwelijkse voorwaarden bij de notaris getekend, inhoudende – kort gezegd – met daarin een Amsterdams verrekenbeding en een specifieke regeling voor de bijdrage van klaagster in de rentelasten van de [X] toebehorende echtelijke woning en de verdeling van de overwaarde daarvan bij verkoop. 3.3. Op 30 september 1993 zijn klaagster en [X] in het huwelijk getreden. Op 31 maart 2008 is het huwelijk door echtscheiding ontbonden. 3.4. Tussen klaagster en [X] is een geschil ontstaan over de uitleg van de huwelijkse voorwaarden. In die procedure is door [X] een brief van de notaris in het geding gebracht van 26 januari 2009, waarin de notaris een uitleg heeft gegeven over de huwelijksvoorwaarden en een – in de ogen van klaagster suggestief – rekenvoorbeeld heeft gegeven. 4. Het standpunt van klaagster 4.1. De klachten van klaagster komen op de navolgende neer. 4.2. Volgens klaagster heeft de notaris onjuist gehandeld ten tijde van het opmaken van de huwelijkse voorwaarden. Het indexeringsbeding opgenomen in de huwelijkse voorwaarden is destijds niet door de notaris aan klaagster en [X] toegelicht. Dit beding was niet de bedoeling van klaagster en [X] aangezien het haaks staat op de insteek om door huwelijkse voorwaarden inkomsten en daarmee opgebouwd vermogen tijdens het huwelijk te verdelen. Daarnaast is het indexeringsbeding niet helder geformuleerd en is verwezen naar een tijde van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden niet door het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerde wijze van indexering. 4.3. De tweede klacht betreft het handelen van de notaris ten tijde van de echtscheidingsprocedure van klaagster en [X]. De notaris heeft aan [X] een brief geschreven met rekenvoorbeeld zonder klaagster hierover te informeren. Dit is volgens klaagster onbetamelijk. 5. Het standpunt van de notaris 5.1. De notaris stelt dat het indexeringsbeding destijds wel is besproken. Het beding was een compromis van partijen na uitvoerige onderhandelingen. 5.2. Met betrekking tot de tweede klacht verklaart de notaris dat het tot zijn verantwoordelijkheid behoort om dergelijke vragen van een partij te beantwoorden zonder de andere partij daarvan een afschrift te zenden. |
6. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klaagster in haar klacht zoals weergegeven onder 4.2. 6.1. Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. De klacht weergegeven onder 4.2. betreft het handelen van de notaris ten tijde van het opmaken van de akte van huwelijkse voorwaarden. De huwelijkse voorwaarden zijn op 4 november 1992 getekend. Nu de klacht is ingediend op 6 juli 2009, is de termijn ruimschoots overschreden en dient klaagster alsnog niet-ontvankelijk in de klacht te worden verklaard. De beoordeling van de klacht weergegeven onder 4.3. 6.2. Het hof is van oordeel dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door in het onderhavige geval, waarin partijen in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld en de notaris de akte van huwelijkse voorwaarden, die mede deel uitmaakte van het tussen de (ex-)echtgenoten bestaande geschil, had verleden, terwijl hij zoals uit de brief aan [X] blijkt van deze procedure op de hoogte was, zich dienen te onthouden van een uitleg van de tussen partijen in geschil zijnde huwelijkse voorwaarden, zonder dat hij door [X] in de gelegenheid was gesteld daarover met klaagster contact op te nemen. 6.3. Overigens is het hof van oordeel dat het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht in dit geval niet zodanig ernstig is dat aan de notaris een maatregel zou moeten worden opgelegd. 6.4. Aangezien het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. 6.5. Het vooroverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. |
7. De beslissing
Het hof: - vernietigt de beslissing waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende; - verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar hiervoor onder 4.2. weergegeven klacht; - verklaart de hiervoor onder 4.3. weergegeven klacht gegrond zonder het opleggen van een maatregel. |
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak : 27 oktober 2009 Reg.nr. : 111213 KT/RK 09-09 UITSPRAAK van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de Kamer), in de zaak van: [klaagster], wonende te [adres], hierna te noemen: klaagster, in persoon procederende, tegen [de notaris], notaris gevestigd te [adres], hierna te noemen: de notaris, in persoon procederende. PROCESVERLOOP Bij schrijven gedateerd 6 juli 2009 en binnengekomen bij de Kamer op 7 juli 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft bij brief van 26 augustus 2009 verweer gevoerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2009 ter vergadering van de voltallige Kamer. Partijen zijn ter zitting verschenen. Klaagster heeft haar klacht aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden. MOTIVERING 1. De vaststaande feiten 1.1 Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast. 1.2 Klaagster en [X] (hierna [X] te noemen) besloten na een periode van samenwonen in het huwelijk te treden. Toen bleek dat [X] niet in gemeenschap van goederen wenste te huwen is de relatie tussen beiden (tijdelijk) in een impasse geraakt. 1.3 Op 4 november 1992 hebben klaagster en [X] zich alsnog tot de notaris gewend met het verzoek om een akte van huwelijksvoorwaarden op te maken. 1.4 Partijen zijn huwelijksvoorwaarden overeengekomen met daarin een Amsterdams verrekenbeding. De artikelen 3 en 5b van de akte van huwelijksvoorwaarden luiden (voor zover hier van belang): Artikel 3 (…) Aangezien en voor zolang de man alle rentelasten van de door hen bewoonde woning voor zijn rekening neemt, zal de vrouw aan de man jaarlijks maximaal een bedrag van zevenduizend twee honderd tachtig gulden (f 7.280,00) vergoeden. Deze verplichting geldt alleen indien de vrouw in het betreffende jaar een netto-inkomen heeft. Mocht dat netto-inkomen in een jaar kleiner zijn dan zeven duizend tweehonderd tachtig gulden (f 7.280,--) dan dient zij dat kleinere bedrag bij te dragen. (…) Artikel 5b (…) Tot het privévermogen van de man behoort het gehele perceel [adres] te [plaatsnaam]. Ter zake van hun onderlinge verhouding stellen partijen de waarde van dit perceel vast op vierhonderd vijf en twintig gulden (f 425.000,00). Ingeval van verkoop van dit perceel of vervreemding anderszins, dan wel in geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed tussen partijen heeft de vrouw recht op veertig procent (40%) van het verschil tussen de verkoopprijs (tegenprestatie) en de hierboven vastgestelde waarde, welke verkoopprijs echter eerst dient te worden verminderd met de eventueel verschuldigde makelaarskosten. Partijen zijn de hierboven omschreven verrekening ten behoeve van de vrouw mede overeengekomen, aangezien de vrouw dan wel niet financieel, maar wel anderszins heeft bijgedragen tot de huidige staat waarin het perceel zich bevindt. Voormelde waarde wordt geïndexeerd of verhoogd of verlaagd conform de stijging of daling van de gemiddelde prijs van koopwoningen, zoals die door het Centraal Bureau voor de statistiek wordt gepubliceerd waarbij als peiljaar wordt genomen negentienhonderd éénennegentig. (…) 1.5 Op 30 september 1993 traden klaagster en [X] in het huwelijk. Op 31 mei 2008 is het huwelijk door echtscheiding ontbonden. 1.6 Tussen klaagster en [X] is een dispuut ontstaan over de uitleg van de huwelijksvoorwaarden. 2. Het standpunt van klaagster 2.1 De notaris heeft de verplichting om vóór het verlijden van de akte een toelichting te geven op de inhoud van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende consequenties voor partijen. Het indexeringsbeding is onduidelijk en de notaris heeft het beding niet toegelicht, althans, ik kan mij dat niet herinneren. Indien hij dit wel had gedaan dan zou ik de huwelijksvoorwaarden niet hebben getekend. Partijen beoogden destijds nu juist om te delen in de vermogensaanwas van de woning aan de [adres]. Het indexeringsbeding stond dit in de weg. 2.2 De functie van de notaris in het rechtsverkeer impliceert dat hij gehouden is naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht. Het tegendeel heeft plaatsgevonden. Mijn tien jaar oudere en financieel deskundige man heeft misbruik gemaakt van het feit dat ik als HEAO student niet in staat was de financiële implicaties van mijn handelen te overzien. 2.3 Tussen klaagster en [X] is een dispuut ontstaan over de uitleg van het indexeringsbeding. In een daaropvolgende juridische procedure heeft de notaris zich bij brief van 26 januari 2009 over het beding uitgelaten. De notaris heeft door middel van een rekenvoorbeeld inzichtelijk gemaakt op welke wijze het indexeringsbeding moest worden uitgelegd. Dit voorbeeld is suggestief. In het voorbeeld van de notaris zou klaagster aanspraak maken op een bedrag van € 40.000,00. Dit is exact het bedrag dat [X] bereid was aan mij te voldoen. Mijn advocaat heeft de notaris benaderd met het verzoek om een exacte berekening, aan welk verzoek de notaris geen gehoor heeft gegeven. 2.4 Het is onbetamelijk dat de notaris zich in een brief rechtstreeks tot [X] richt zonder mij hiervan op de hoogte te stellen, terwijl hij wist dat deze brief mogelijk in een gerechtelijke procedure zou worden gebruikt. Het past de notaris niet om op deze wijze zijn neutrale positie te verlaten. De notaris hoort op onpartijdige wijze de belangen te behartigen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen (artikel 17 Wet op het notarisambt). Dit voorschrift is door hem geschonden. 2.5 De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door in het indexeringsbeding te verwijzen naar een niet bestaande CBS index. 3. Het standpunt van de notaris 3.1 De notaris legt aan zijn verweer het volgende ten grondslag. De notaris kan zich de besprekingen over de huwelijksvoorwaarden goed herinneren omdat deze plaatsvonden in een onaangename sfeer. Klaagster eiste een vorm van meedelen in vermogensaanwas, terwijl haar aanstaande echtgenoot daar niet voor voelde. Om de patstelling te doorbreken is voor het indexeringsbeding gekozen. Het beding is na onderhandelingen tussen partijen tot stand gekomen. Dat klaagster niet op de hoogte was van het indexeringsbeding is onjuist. Haar standpunt ter zake is onbegrijpelijk omdat de inhoud van het beding mede door haar werd bepaald. 3.2 Klaagster kwam op mij over een intelligente vrouw die goed wist wat ze wilde en die gewaagd was aan haar aanstaande echtgenoot. De afspraken zijn tot stand gekomen na overleg met beide partijen. Ik kan mij niet herinneren dat ik afzonderlijk contact met [X] heb gehad. Ik bestrijd iedere beschuldiging van partijdigheid. 3.3 Ik heb de akte geredigeerd en toegelicht en vervolgens is de akte door partijen ondertekend. In de akte wordt verwezen naar een CBS index. Klaagster neemt aan dat dit een bedenksel van [X] is geweest. Ik vond het indertijd kennelijk aannemelijk dat het CBS indexen verschafte ter zake van de huizenprijzen. 3.4 Naar mijn mening heb ik de huwelijksvoorwaarden zorgvuldig met partijen besproken en toegelicht. Ik heb er veel tijd aan besteed om oplossingen tussen partijen te vinden. Ik verzoek de Kamer de klacht ongegrond te verklaren. |
4. De beoordeling
4.1 De Kamer dient in de onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt. 4.2 Ingevolge artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna Wna te noemen) zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klaagster beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert. 4.3 Behoudens bijzondere omstandigheden dient een notaris cliënten die huwelijksvoorwaarden wensen aan te gaan in een persoonlijk onderhoud te informeren over de gevolgen die aan de betrokken voorwaarden zijn verbonden. Ingevolge artikel 43 Wna dient de notaris tevens te controleren of cliënten de gevolgen van hun handelen overzien. Onweersproken gebleven is dat een onderhoud heeft plaatsgevonden. Vaststaat voorts dat klaagster en [X] (aanvankelijk) verdeeld waren over het al dan niet aangaan van huwelijksvoorwaarden. Klaagster stelt dat de notaris de implicaties van de voorwaarden onvoldoende heeft toegelicht, dat deze voor haar niet inzichtelijk waren en dat deze niet strookten met de wens van cliënten. Naar het oordeel van de Kamer hoort dit klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard. De notaris heeft in zijn verweer op overtuigende wijze uiteengezet dat de huwelijksvoorwaarden, in het bijzonder het indexeringsbeding, na onderhandelingen tussen partijen tot stand zijn gekomen. De notaris heeft aangevoerd dat hij het indexeringsbeding heeft toegelicht, terwijl klaagster in haar klacht daaromtrent slechts heeft opgemerkt dat zij zich deze toelichting van de notaris niet kan herinneren. Bezien in het licht van de door klaagster in haar klacht benoemde relationele problemen acht de Kamer het niet aannemelijk dat dit voor partijen essentiële onderdeel onbesproken is gebleven. De notaris benadrukt in zijn verweer dat klaagster op hem overkwam als een intelligente vrouw die gewaagd was aan haar aanstaande echtgenoot en dat zij wist wat er gebeurde. Op grond van hetgeen over en weer te berde is gebracht blijkt naar het oordeel van de Kamer niet dat de notaris tekort is geschoten in de verplichtingen zoals omschreven in de artikelen 17 en 43 Wna. 4.4 Anders dan klaagster is de Kamer van oordeel dat de notaris geen blijk heeft gegeven van partijdigheid. Met een rekenvoorbeeld heeft de notaris (op verzoek van [X]) inzicht willen verschaffen in de door partijen overeengekomen voorwaarden. Dat uit het gehanteerde rekenvoorbeeld een bedrag van € 40.000,00 is voortgekomen berust - zo oordeelt de Kamer - op toeval. Het was voor de notaris niet mogelijk om een werkelijke berekening te maken omdat hem daartoe de relevante gegevens ontbraken. Dat [X] deze informerende brief in een civielrechtelijke procedure heeft aangewend kan de notaris niet worden verweten. De Kamer verwerpt de ter zake opgeworpen klacht. 4.5 De Kamer stelt vast dat de notaris heeft nagelaten om een afschrift van de brief met het rekenvoorbeeld aan klaagster te doen toekomen. Naar het oordeel van de Kamer getuigt het van zorgvuldigheid om - in voorkomende gevallen - beide partijen van een dergelijk informerend schrijven te voorzien. Gezien het gewicht van dit klachtonderdeel ziet de Kamer geen aanleiding hieraan tuchtrechtelijke consequenties te verbinden. 4.6 Naar het oordeel van de Kamer is niet gebleken dat de bepalingen van de artikelen 3 en 5b van de akte van huwelijksvoorwaarden verwijtbaar onduidelijk zijn geformuleerd. Klaagster kan er in worden gevolgd dat zij als betrokkene belang heeft bij een ondubbelzinnige uitleg van de artikelen, maar onvoldoende aannemelijk is geworden dat het conflict waarin zij met [X] is geraakt over de uitleg van de artikelen het gevolg is van een aan de notaris te verwijten ondeugdelijke redactie daarvan. 4.7 Vaststaat dat partijen in artikel 5b van de akte van huwelijksvoorwaarden (al dan niet op verzoek van [X]) verwijzen naar een niet bestaande CBS index. Naar het oordeel van de Kamer had de notaris het bestaan van deze index niet zondermeer mogen aannemen. De klacht is terecht voorgesteld. Het handelen van de notaris is echter niet van dien aard dat de Kamer hieraan tuchtrechtelijke consequenties zal verbinden. 4.8 Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. |
BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen: verklaart de klachtonderdelen zoals omschreven onder rechtsoverwegingen 4.3, 4.4 en 4.6 ongegrond; verklaart de klacht onder overwegingen 4.5 en 4.7 gegrond zonder dat hieraan een tuchtrechtelijke maatregel zal worden verbonden. |
Uwwet.nl