Vierde Boek. Arbitrage
Eerste titel. Arbitrage in Nederland
Eerste afdeling. De overeenkomst tot arbitrage en de benoeming tot arbiter
Artikel 1020Geschillen aan arbitrage onderwerpen
1.Partijen kunnen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen.
2.De overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in het eerste lid, betreft zowel het compromis waarbij de partijen zich verbinden om een tussen hen bestaand geschil aan arbitrage te onderwerpen als het arbitraal beding waarbij de partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage te onderwerpen.
3.De overeenkomst tot arbitrage mag niet leiden tot de vaststelling van rechtsgevolgen welke niet ter vrije bepaling van de partijen staan.
4.Bij overeenkomst kunnen tevens aan arbitrage worden onderworpen:
a. de enkele vaststelling van de hoedanigheid of van de toestand van zaken;
b. de enkele bepaling van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom;
c. de aanvulling of wijziging van de rechtsbetrekking als bedoeld in het eerste lid.
5.Onder de overeenkomst tot arbitrage wordt mede begrepen een arbitraal beding dat is opgenomen in de partijen bindende statuten of reglementen.
6.Een arbitragereglement, waarnaar in een overeenkomst tot arbitrage wordt verwezen, wordt geacht deel van die overeenkomst uit te maken.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.
Artikel 1021Overeenkomst tot arbitrage bewezen door een geschrift
De overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. De overeenkomst tot arbitrage kan tevens worden bewezen door elektronische gegevens. Artikel 227a, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1022Rechter verklaart zich onbevoegd
1.De rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
2.Een overeenkomst tot arbitrage belet niet dat een partij de gewone rechter verzoekt om een maatregel tot bewaring van recht dan wel zich wendt tot de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding overeenkomstig artikel 254; deze besluit in dit geval met inachtneming van het bepaalde in artikel 1051.
3.Een overeenkomst van arbitrage belet niet dat een partij de gewone rechter verzoekt een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging te bevelen, tenzij ten tijde van dit verzoek arbiters zijn benoemd. De artikelen 187, eerste lid, en 203, eerste lid, vinden toepassing alsof geen overeenkomst tot arbitrage van kracht is.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.
Artikel 1023Iedere handelingsbekwame tot arbiter benoemd
Iedere handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter worden benoemd. Geen persoon is om reden van zijn nationaliteit van benoeming uitgesloten, tenzij de partijen met het oog op de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van het scheidsgerecht anders zijn overeengekomen.
Artikel 1024Aanduiding van hetgeen aan arbitrage is onderworpen
1.Het compromis bevat een aanduiding van hetgeen de partijen aan arbitrage wensen te onderwerpen.
2.Door het sluiten van een compromis is de zaak aanhangig, tenzij de partijen een andere wijze van aanhangig maken zijn overeengekomen.
3.Indien de partijen zijn overeengekomen dat de benoeming van de arbiter of arbiters, of een of meer hunner, door een derde zal geschieden, zendt de meest gerede partij een afschrift van het compromis aan die derde.
Artikel 1025Arbitraal beding
1.Ingeval van een arbitraal beding is een zaak aanhangig op de dag van de ontvangst van een schriftelijke mededeling, waarbij een partij aan haar wederpartij bericht, tot arbitrage over te gaan. Die mededeling bevat een aanduiding van hetgeen de partij, die de zaak aanhangig maakt, aan arbitrage wenst te onderwerpen.
2.Indien de partijen zijn overeengekomen dat de benoeming van de arbiter of arbiters, of een of meer hunner, door een derde zal geschieden, zendt de partij die tot arbitrage overgaat een afschrift van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan die derde.
3.De partijen kunnen overeenkomen dat de zaak op een andere wijze aanhangig wordt gemaakt dan voorzien in dit artikel.
Artikel 1026Scheidsgerecht heeft een oneven aantal arbiters
1.Een scheidsgerecht heeft een oneven aantal arbiters. Het kan ook uit een arbiter bestaan.
2.Ingeval de partijen het aantal arbiters niet zijn overeengekomen, of indien een overeengekomen wijze van bepaling van het aantal niet wordt uitgevoerd en de partijen niet alsnog tot overeenstemming komen over het aantal, wordt dat aantal op verzoek van de meest gerede partij bepaald door de voorzieningenrechter van de rechtbank.
3.Indien de partijen een even aantal arbiters zijn overeengekomen, benoemen deze arbiters een aanvullend arbiter als voorzitter van het scheidsgerecht.
4.Bij gebreke van overeenstemming tussen de arbiters wordt deze aanvullend arbiter, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van de meest gerede partij benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Artikel 1027Arbiters benoemd op wijze zoals overeengekomen
1.De arbiter of arbiters worden benoemd op de wijze zoals de partijen zijn overeengekomen. De partijen kunnen de benoeming van de arbiter of arbiters, of van een of meer hunner, aan een derde opdragen. Indien geen wijze van benoeming is overeengekomen, worden de arbiter of arbiters door de partijen gezamenlijk benoemd.
2.De benoeming dient te geschieden binnen twee maanden nadat de zaak aanhangig is, tenzij de arbiter of arbiters reeds voordien zijn benoemd. Indien evenwel een der gevallen bedoeld in artikel 1026, tweede lid, zich voordoet, vangt de termijn van twee maanden aan op de dag dat het aantal der arbiters is bepaald. Deze termijn is drie maanden indien ten minste een der partijen buiten Nederland woont of feitelijk verblijf houdt. De termijnen kunnen door de partijen bij overeenkomst worden bekort of verlengd.
3.Vindt de benoeming van de arbiter of arbiters niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijn plaats, dan worden deze, op verzoek van de meest gerede partij, benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank. De wederpartij wordt in de gelegenheid gesteld, te worden gehoord.
4.De voorzieningenrechter of de derde benoemt de arbiter of arbiters ongeacht de vraag of de overeenkomst tot arbitrage geldig is. Door mede te werken aan de benoeming van de arbiter of arbiters verliezen de partijen niet het recht om een beroep te doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
Artikel 1028Bevoorrechte positie bij benoeming arbiters toegekend
Indien in de overeenkomst tot arbitrage aan een der partijen een bevoorrechte positie bij de benoeming van de arbiter of arbiters is toegekend, kan de wederpartij, in afwijking van de in deze overeenkomst nedergelegde benoemingsregeling, binnen een maand nadat de zaak aanhangig is, de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de arbiter of arbiters te benoemen. De wederpartij van de verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld, te worden gehoord. Artikel 1027, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1029Arbiter aanvaardt zijn opdracht schriftelijk
1.Een arbiter aanvaardt zijn opdracht schriftelijk.
2.Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan op eigen verzoek daarvan worden ontheven hetzij met instemming van de partijen, hetzij door een door de partijen aangewezen derde of, bij gebreke daarvan, door de voorzieningenrechter van de rechtbank.
3.Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan door de partijen gezamenlijk van zijn opdracht worden ontheven.
4.Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan, indien hij rechtens of feitelijk niet meer in staat is, zijn opdracht te vervullen, op verzoek van een der partijen van zijn opdracht worden ontheven door een door de partijen aangewezen derde of, bij gebreke daarvan, door de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Artikel 1030Arbiter van opdracht ontheven
1.Een arbiter die ingevolge artikel 1029, tweede, derde of vierde lid, van zijn opdracht is ontheven, wordt vervangen volgens de regelen die van toepassing waren op de oorspronkelijke benoeming, tenzij de partijen een andere wijze van vervanging zijn overeengekomen. Hetzelfde geldt ingeval van overlijden van een arbiter.
2.Indien de partijen in de overeenkomst tot arbitrage de arbiter of arbiters met name hebben aangewezen, vindt vervanging in de in het eerste lid bedoelde gevallen eveneens plaats, tenzij de partijen zijn overeengekomen dat de overeenkomst tot arbitrage alsdan eindigt.
3.Ingeval van vervanging is het geding van rechtswege geschorst, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Na de schorsing wordt het geding voortgezet in de stand waarin het zich bevindt, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
Artikel 1031Gezamenlijk opdracht van scheidsgerecht beëindigen
1.De partijen kunnen gezamenlijk de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen.
2.Op verzoek van de meest gerede partij kan een door de partijen aangewezen derde of, bij gebreke daarvan, de voorzieningenrechter van de rechtbank, de wederpartij en de arbiter of arbiters gehoord, de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen, indien het, ondanks herhaalde aanmaning, zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert. In dat geval herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
Artikel 1032Overlijden partij
1.Het overlijden van een partij doet de overeenkomst tot arbitrage noch de opdracht van het scheidsgerecht eindigen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
2.Het scheidsgerecht schorst het geding voor een door hem te bepalen termijn. Het scheidsgerecht kan, op verzoek van de rechtsopvolgers van een overleden partij, deze termijn verlengen. Het scheidsgerecht stelt de wederpartij in de gelegenheid, op het verzoek te worden gehoord.
3.Na de schorsing wordt het geding voortgezet in de stand waarin het zich bevindt, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
Artikel 1033Arbiter kan worden gewraakt
1.Een arbiter kan worden gewraakt indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Om dezelfde redenen kan een aan het scheidsgerecht toegevoegde secretaris worden gewraakt. Artikel 1035 is in dit geval van overeenkomstige toepassing.
2.Een door een partij benoemde arbiter kan door die partij slechts worden gewraakt om redenen welke haar na de benoeming bekend zijn geworden.
3.Een partij kan een door een derde of door de voorzieningenrechter van de rechtbank benoemde arbiter niet wraken, indien zij in diens benoeming heeft berust, tenzij de reden tot wraking haar eerst later bekend is geworden.
Artikel 1034Vermoeden dat hij zou kunnen worden gewraakt
1.Een als arbiter of secretaris aangezochte persoon die het vermoeden heeft dat hij zou kunnen worden gewraakt, doet daarvan schriftelijk mededeling aan degene die hem heeft aangezocht, onder vermelding van de vermoedelijke redenen tot wraking.
2.Een tot arbiter of secretaris benoemde persoon doet de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de partijen zodra zijn benoeming heeft plaatsgevonden, tenzij zij deze mededeling reeds hebben ontvangen.
Artikel 1035Wraking schriftelijk ter kennis brengen
1.De wrakende partij brengt de wraking, onder opgave van redenen, schriftelijk ter kennis van de betrokken arbiter, het scheidsgerecht, haar wederpartij en tevens, indien een derde de gewraakte arbiter heeft benoemd, van die derde. Het geding kan door het scheidsgerecht worden geschorst vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving.
2.Trekt een gewraakte arbiter zich niet binnen twee weken na de dag van de ontvangst van die kennisgeving terug, dan wordt over de gegrondheid van de wraking op verzoek van de meest gerede partij door de voorzieningenrechter van de rechtbank beslist. Wordt dit verzoek niet binnen vier weken na de dag van de ontvangst van de kennisgeving gedaan, dan vervalt het recht tot wraking en wordt het geding, indien het geschorst was, hervat in de stand waarin het zich bevindt.
3.Trekt de gewraakte arbiter zich terug of wordt diens wraking door de voorzieningenrechter van de rechtbank gegrond bevonden, dan wordt hij vervangen volgens de regelen welke van toepassing waren op zijn oorspronkelijke benoeming, tenzij de partijen een andere wijze van vervanging zijn overeengekomen. Artikel 1030, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4.Indien de betrokken arbiter, een der partijen of beide partijen buiten Nederland wonen of feitelijk verblijf houden, zijn de in het tweede lid vermelde termijnen zes onderscheidenlijk acht weken.
Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is voor het laatst geactualiseerd op: 27 februari 2014.
De status van deze wet is: zeer goed.
Klik hier voor meer informatie.
Uwwet.nl