Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0799, Gerechtshof Amsterdam , 200.061.506/01 Print uitspraak

Datum uitspraak: 06-07-2010
Inhoudsindicatie: Zekerheidsstelling ex artikel 224 Rv. Tussenuitspraak. Geen voorlopige voorziening.





Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
BIJZONDERE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

de REPUBLIEK IRAK,
met zetel te Bagdad, Irak,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.N. Grooss, te ’s-Gravenhage,

t e g e n

1. X,
wonend te Velsen,
2. Y,
wonend te Beverwijk,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud, te Amsterdam.





1. Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 10 december 2009 is appellante in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2009, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 435356/HA ZA 09-2564 gewezen tussen appellante als eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident en geïntimeerden als gedaagden in de hoofdzaak/eisers in het incident, met dagvaarding van geïntimeerden voor dit hof tegen de roldatum 6 april 2010.
De zaak is op 6 april 2010 aangebracht.
Bij rolbeslissing van 7 april 2010 is appellante in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 20 april 2010 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep.
Appellante heeft een akte genomen.
Geïntimeerde heeft bij akte geantwoord.
Arrest is bepaald op heden.





2. Ontvankelijkheid

2.1 Bij het vonnis waarvan beroep is appellante in het incident bevolen op de voet van artikel 224 Rv zekerheid te stellen voor de proceskosten en is de hoofdzaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord, onder aanhouding van elke verdere beslissing. In het vonnis is niet bepaald dat tussentijds hoger beroep is toegelaten.

2.2 De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep niet reeds door een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. Het vonnis is daarom een tussenvonnis. Anders dan partijen menen, betreft de bevolen zekerheidsstelling – die op één lijn is te stellen met het deponeren van een voorschot - niet een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 223 Rv, maar een beslissing in het kader van de voortgang en de instructie van de zaak (vergelijk HR 22 januari 2010, LJN BK1639). Van die beslissing kan hoger beroep eerst tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld.

2.3 Het voorgaande brengt mee dat appellante niet kan worden ontvangen in het hoger beroep.

2.4 De kosten van het hoger beroep komen ten laste van appellante omdat zij is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij.





3. Beslissing

Het hof:

verklaart appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep;

verwijst appellante in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van geïntimeerde gevallen, op € 314,- voor verschotten en op € 894,- voor salaris van de advocaat.





Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 6 juli 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl