- rechtspraak
Datum uitspraak: 14-07-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
De rechtbank stelt voorop dat (gedeeltelijke) vernietiging van een arbitraal vonnis slechts kan plaatsvinden op een of meer van de in artikel 1065 lid 1 onder a tot en met e Rv limitatief opgesomde gronden. Ingevolge artikel 1064 lid 5 Rv dienen alle gronden tot vernietiging, op straffe van verval van het recht daartoe, in de dagvaarding te worden voorgedragen. De gronden tot vernietiging zien grotendeels op de formele toetsing van het arbitraal vonnis. Indien een arbitraal vonnis niet in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, staat het de burgerlijke rechter in een geding tot vernietiging in beginsel niet vrij een arbitraal vonnis inhoudelijk te toetsen. In zijn algemeenheid geldt dat de burgerlijke rechter bij zijn onderzoek of er grond voor (gedeeltelijke) vernietiging van een arbitraal vonnis bestaat terughoudendheid dient te betrachten. Het geding tot vernietiging vormt niet een vorm van (verkapt) arbitraal hoger beroep bij de burgerlijke rechter. Bovendien brengt het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging mee dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de bezwaren van Verzekeraars tegen het Tussen- en Eindvonnis beoordelen.
Partijen bepalen de opdracht aan arbiters. Die opdracht kent een formele zijde en een materiële zijde. De formele zijde ziet op de wettelijke en overeengekomen procedureregels die arbiters in acht moeten nemen. De materiële zijde van de opdracht beslaat de grenzen van de rechtsstrijd (alsmede de beslissingsmaatstaf die arbiters moeten aanleggen). De grenzen van de rechtsstrijd worden bepaald door de vorderingen en verweren en de door partijen in dat verband gestelde feiten.
Arbiters zijn in zoverre lijdelijk dat zij zich moeten houden aan de feitenconstellatie, zoals door partijen aan hen voorgelegd. Arbiters mogen niet meer of anders toewijzen dan gevorderd.
Allereerst dient beoordeeld te worden of arbiters hun opdracht hebben geschonden door niet te beslissen op de grondslag van de vordering. Zoals hiervoor onder 4.5. is overwogen, zijn de toetsingsmogelijkheden van artikel 1065 lid 1 Rv (met uitzondering van sub e) beperkt; een arbitraal vonnis kan niet (zelfs niet marginaal) op zijn inhoud worden getoetst. De beoordeling van de vraag of arbiters op de grondslag van de vordering hebben beslist, vereist echter een inhoudelijke toetsing van het Tussenvonnis en valt daarom buiten die beperkte toetsingsmogelijkheid. De vordering is op grond van die stelling dan ook niet toewijsbaar.
Ten slotte dient beoordeeld te worden of het Tussenvonnis in strijd is met de openbare orde of de goede zeden op de grond dat arbiters de partij-autonomie hebben geschonden. Het is op zichzelf juist dat het beginsel van de partij-autonomie, zoals neergelegd in het voorschrift van artikel 24 Rv, in een arbitrageprocedure dezelfde betekenis toekomt als in een procedure voor de burgerlijke rechter.
Dit betekent echter niet dat het arbiters nimmer zou vrijstaan om hun beslissing te baseren op feiten en omstandigheden die kunnen worden afgeleid uit de gedingstukken, maar die door partijen niet expliciet zijn gesteld. Als arbiters zich op dergelijke feiten baseren, dienen zij partijen wél in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. Arbiters mogen geen beslissing geven waar de betrokken partijen, gelet op het verloop van het geding en het processuele debat, niet bedacht op behoefden te zijn en over de consequenties waarvan zij zich niet hebben kunnen uitlaten.
Onder een eindbeslissing wordt verstaan een definitieve beslissing van de rechter over een feitelijk of juridisch geschilpunt tussen partijen, gegeven in een tussenvonnis, zonder dat daarmee een deel van het gevorderde in het dictum is afgedaan. Van een eindbeslissing is slechts sprake als de rechter zijn oordeel in het tussenvonnis uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft gegeven. Of een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing in het tussenvonnis aanwezig is, wordt uitsluitend bepaald door de bedoeling van de rechter, die de beslissing gaf. Voormeld leerstuk is ook van toepassing op beslissingen van arbiters.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl