- rechtspraak
Datum uitspraak: 20-09-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
De kantonrechter acht zich op grond van artikel 99 en 100 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen nu de grondslag van de vordering is gelegen in de arbeidsovereenkomst. Niet in geschil is dat het Nederlands recht van toepassing is op de verhouding tussen partijen, aangezien partijen dit in de overeenkomst hebben vastgelegd.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl