wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Dit arrest is gewezen door mrs. Pouw, Pellis en Coster en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2010.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BN7166, Gerechtshof 's-Hertogenbosch , HV 200.067.031
Datum uitspraak: 14-09-2010
Inhoudsindicatie: Ontvankelijkheid hoger beroep. Geen grieven geformuleerd in beroepschrift. Ongeveer drie maanden later aanvullend beroepschrift ingediend. Niet-ontvankelijk
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht Uitspraak: 14 september 2010 Zaaknummer: HV 200.067.031/01 Zaaknummer eerste aanleg: 07/343 R in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen: [X.], advocaat: mr. G.J.M. Volders. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 25 mei 2010. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 31 mei 2010, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en de schuldsaneringsregeling te beëindigen met een schone lei. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2010. Bij die gelegenheid is [X.] gehoord, bijgestaan door mr. Volders. Mevr. E. van Uijthoven (hierna te noemen: de bewindvoerder) is met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de stukken van de eerste aanleg, overgelegd door de advocaat van [X.] bij brief d.d. 11 juni 2010; - de brieven met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 4 juni 2010 en 25 augustus 2010; - de brief met bijlagen van de advocaat van [X.] d.d. 25 augustus 2010. |
3. De beoordeling 3.1. Bij vonnis van 3 april 2007 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. 3.2. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Aangezien inmiddels de looptijd van de schuldsaneringsregeling was verstreken, heeft de rechtbank tevens haar eindoordeel gegeven. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [Y.] geen “schone lei” is verleend. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. 3.3. [X.] heeft in het beroepschrift geen grieven aangevoerd tegen voormeld vonnis, doch zij heeft zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden de gronden van haar verzoek alsmede de feiten en de bewijsstukken nader aan te vullen. Zij heeft daartoe verzocht haar een nadere termijn te verlenen voor het indienen van de gronden van het beroep. Bij brief met bijlagen d.d. 25 augustus 2010 heeft [X.] de nadere stukken en het verweer waarop zij zich wenst te beroepen aan het hof overgelegd. 3.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling. 3.4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 359, tweede volzin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het beroepschrift, met overeenkomstige toepassing van artikel 278 eerste lid Rv, onder meer de gronden van het hoger beroep te vermelden. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan van dit vereiste worden afgeweken – namelijk in geval het een zeer korte appeltermijn betreft en de tekst van de beslissing waartegen het beroep wordt gericht nog niet beschikbaar is – in welk geval kan worden volstaan met een ‘blanco’ beroepschrift. Volgens vaste jurisprudentie dient zo’n aanvullend beroepschrift met bekwame spoed te worden ingediend, waarbij een termijn van veertien dagen – of een zoveel kortere termijn als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn – heeft te gelden. Waar in zaken als de onderhavige geldt dat gedurende acht dagen hoger beroep kan worden ingesteld, heeft deze termijn eveneens te gelden voor indiening van een aanvullend beroepschrift, zulks op straffe van niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep (HR 23 december 2005, NJ 2006, 31). 3.4.2. Het is het hof gebleken dat [X.] in het bezit was van het vonnis vóór het indienen met het beroepschrift, daar het als bijlage bij het beroepschrift is overgelegd. Nu er geen sprake is van voornoemde uitzonderlijke omstandigheden en [X.] in strijd met voormelde beroepstermijnen bovendien bijna drie maanden heeft gewacht met het indienen van het aanvullend beroepschrift, kan daarop geen acht worden geslagen. Het hof is dan ook van oordeel dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat [X.] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep. |
4. De uitspraak Het hof: verklaart [X.] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. |
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl