wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Patijn, voorzitter, mr. G.W.S. de Groot en mr. K.I. de Jong, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2010 in tegenwoordigheid van mr. M.S. Kikkert als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BN0883, Rechtbank Haarlem , 171208 / HA RK 10-80
Datum uitspraak: 05-07-2010
Inhoudsindicatie: Wraking. Subjectief gevoel van vooringenomenheid voorstelbaar. Negatief ervaren procesbeslissing levert op ziczelf geen grond voor wraking op. Ook de opmerkingen van de oudste rechter tijdens de behandeling van de hoofdzaak en de gang van zaken tijdens het requisitoir leveren geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechters en derhalve geen grond voor wraking op.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM Wrakingskamer zaaknummer: 171208 / HA RK 10-80 datum beslissing: 5 juli 2010 Op verzoek van: [verzoeker], geboren op […] te […], volgens GBA-gegevens geregistreerd te […], thans gedetineerd in […], hierna te noemen: verzoeker, raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht. 1. Procesverloop 1.1 Op de openbare terechtzitting van 5 juli 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van [de rechters], hierna te noemen: de rechters, leden van de meervoudige strafkamer in de bij deze rechtbank, sector Strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer […], hierna te noemen: de hoofdzaak. Van het verhandelde ter terechtzitting is, voor zover van belang voor deze wraking, een (extract) proces-verbaal opgemaakt dat aan de raadsvouw van verzoeker en aan de officier van justitie is uitgereikt. 1.2 De rechters hebben niet in de wraking berust. 1.3 De wrakingskamer heeft het verzoek ter openbare terechtzitting van 5 juli 2010 behandeld. Verzoeker en zijn raadsvrouw, de officier van Justitie [… en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is in verband met een miscommunicatie tussen de gerechtsbode en de parketpolitie niet verschenen. Wel verschenen is zijn raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst. Na overleg met de raadsvrouw is het verzoek buiten de aanwezigheid van verzoeker behandeld. De raadsvrouw heeft het verzoek mondeling toegelicht. De rechters en de officier van justitie zijn eveneens verschenen en hebben hun zienswijze op het verzoek gegeven. 2. Standpunten van betrokkenen 2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechtbank, mede naar aanleiding van te laat verspreide stukken, bevel heeft gegeven tot afsplitsing van het onder feit 3 ten laste gelegde feit van de onder feit 1, 2, en 4 aan verzoeker ten laste gelegde feiten. Hierdoor krijgt verzoeker een extra zaak toebedeeld, hetgeen niet in zijn belang is. Hier is door de raadsvrouw nog aan toegevoegd dat het de rechtbank kennelijk vanaf het begin erom te doen is geweest de zaak vandaag “coûte que coûte” af te doen. De raadsvrouw heeft daar bij de mondelinge toelichting op het verzoek verder nog aan toegevoegd dat verzoeker na een eventueel hoger beroep in de hoofdzaak (feiten 1, 2 en 4) geen hoger beroep meer in kan stellen tegen het vonnis in de afgesplitste zaak (feit 3) en dat hij wordt opgezadeld met een extra veroordeling. Daarbij werd er tussen de rechtbank en de officier van justitie overleg gevoerd over het aanpassen van de strafeis na een eventuele splitsing van de zaken. Voorts heeft de raadsvrouw aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat er tijdens de behandeling van de hoofdzaak ongepaste opmerkingen jegens haar cliënt gemaakt zouden zijn. Zo zou de oudste rechter, gedurende het wachten op de aanvoer van verzoeker, de opmerking hebben gemaakt ‘of verzoeker wederspannig zou zijn’ en is er bij de ondervraging van verzoeker gezegd ‘dat er verstoppertje gespeeld werd’. Vorenbeschrevene processuele gang van zaken en de bejegening van verzoeker ter terechtzitting, in samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de raadvrouw tot een situatie waarin sprake is van een objectieve vrees voor partijdigheid van de rechters. 2.2 De rechters hebben er bij monde van de voorzitter […] op gewezen dat het bevel tot afsplitsing van het onder feit 3 ten laste gelegde feit een procesbeslissing betrof. In verband met laat aangeleverde stukken werd er door de raadsvrouw een algemeen verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak gedaan. Naar aanleiding daarvan is allereerst bekeken of de raadsvrouw de stukken op dat moment nog met verzoeker kon bespreken. Aangezien de raadsvrouw een schorsing van een uur daartoe te kort vond, is gesproken over aanhouding tot een tijdstip op korte termijn. Dit bleek in verband met de agenda van de raadsvrouw niet mogelijk te zijn. Vervolgens is splitsing van de feiten aan de orde geweest. Daarbij heeft de officier van justitie zelf aangeboden aan te geven wat voor straf hij voor de verschillende feiten zal eisen. De rechters herkennen de gestelde situatie van overleg (tussen rechtbank en officier) dan ook niet. Met betrekking tot de door de raadsvrouw aangehaalde opmerkingen heeft de voorzitter toegelicht dat het lang duurde voordat verzoeker werd aangevoerd. Hij heeft op dat moment (hardop) tegen de oudste rechter gezegd ‘men bouwt de spanning wel op’. De opmerking over het ‘verstoppertje spelen’ heeft de voorzitter geuit gedurende een kritische ondervraging van verzoeker over een tapgesprek. 2.3 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Hij herkent het door de raadsvrouw geschetste beeld niet. Het bevel tot splitsing van de feiten is gegeven na een door de raadsvrouw gedaan algemeen aanhoudingsverzoek. Behandeling op korte termijn bleek niet mogelijk. De officier van justitie heeft vervolgens aangegeven dat splitsing van de feiten zijns inziens in de rede lag, daar het tijdsverloop tussen de behandeling van de samenhangende zaken in het onderzoek […] anders onwenselijk lang zou zijn. De officier van justitie heeft er daarbij op gewezen dat het bevel tot splitsing in hoger beroep aanvechtbaar is. Met betrekking tot het gestelde overleg tussen de rechtbank en de officier van justitie over het requisitoir en de door de rechtbank geuite opmerkingen heeft de officier van justitie de door de voorzitter beschreven gang van zaken onderschreven. |
3. Beoordeling 3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. 3.2 De wrakingskamer begrijpt dat er in onderhavige zaak een reeks gebeurtenissen heeft plaatsgevonden die bij verzoeker het subjectieve gevoel heeft kunnen opwekken dat de rechtbank jegens hem een vooringenomenheid koestert en derhalve (steeds) in zijn nadeel beslist. In de onderhavige wrakingsprocedure dient echter bezien te worden of dat gevoel ook objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer stelt daarbij voorop dat het bevel tot splitsing van zaken een procesbeslissing betreft. Een (negatief ervaren) procesbeslissing is op zichzelf onvoldoende grond voor wraking. Efficiëntie en afstemming met zaken tegen medeverdachten spelen bij deze beslissing een rol. De in de onderhavige zaak genomen beslissing tot splitsing getuigt, gelet op de daarvoor opgegeven praktische redenen, op zichzelf dan ook niet van vooringenomenheid jegens verzoeker of van een objectief gerechtvaardige vrees voor vooringenomenheid jegens verzoeker. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de door de raadsvrouw geuite zorgen over het niet kunnen instellen van hoger beroep tegen twee vonnissen in de gesplitste zaken en de omstandigheid dat verzoeker wordt opgezadeld met een extra veroordeling ongegrond zijn nu ingevolge artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering tegen elke einduitspraak (niet zijnde een algehele vrijspraak) betreffende een misdrijf hoger beroep open staat. Hetzelfde geldt voor uitspraken in de loop van de terechtzitting gegeven (zoals bijvoorbeeld de aan de orde zijnde splitsing) waartegen hoger beroep is toegelaten gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak (artikel 406 van het Wetboek van Strafvordering). Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht voorkomt tenslotte dat verzoeker door de splitsing van zaken per saldo tot een hogere straf wordt veroordeeld. 3.3 Ook de door de raadsvrouw aangehaalde opmerkingen en gang van zaken omtrent het requisitoir leveren, gezien de ter terechtzitting van de wrakingskamer gegeven toelichting van de rechters en de officier van justitie, geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechters en grond voor wraking op. 3.4 De feiten en omstandigheden die door en namens verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren zijn gebracht, leveren aldus op zich zelf noch in samenhang bezien grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechters in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. 3.5 De rechtbank zal het verzoek afwijzen. |
4. Beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek tot wraking van […] af; 4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden; 4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. |
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl