Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN9240,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem , 205254

Datum uitspraak: 17-09-2010
Inhoudsindicatie: Hetgeen eiseres aan gedaagde verwijt (o.a. het op onrechmatige wijze proberen haar onderneming over te nemen) is een afgeleide van wat zij de voormalig medebestuurder van gedaagde verwijt. Die medebestuurder is in deze procedure geen partij, zodat zijn weerwoord op de verwijten ontbreekt. In het kader van dit kort geding is dus niet summierlijk gebleken of de vordering ondeugdelijk is. Vorderingen (tot opheffing beslag, tot betaling van een voorschot op schadevergoeding en tot een verbod op het doen van uitlatingen jegens derden) daarom afgewezen. Zie ook het vonnis in het gelijktijdig met deze zaak behandelde kort geding: LJN 9239.





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 205254 / KG ZA 10-595

Vonnis in kort geding van 17 september 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DATA CONCEPT TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Beesd (gemeente Geldermalsen),
eiseres,
advocaat mr. A.G.W. van Kessel te Culemborg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMTECHDDS B.V.,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Velenturf te Breda.

Partijen zullen hierna DCT en Comtech genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling, die gelijktijdig heeft plaatsgevonden met de mondelinge behandeling van de vordering in kort geding die DCT en de Rabobank Kromme Rijnstreek U.A. tegen DCT hebben ingesteld;
- de pleitnota van DCT;
- de pleitnota van Comtech.

1.2. Ten slotte is zowel in de onderhavige zaak als in die van Comtech en de Rabobank tegen DCT vonnis bepaald.





2. De feiten

2.1. Comtech is onderdeel van een concern dat zich bezighoudt met het vervaardigen, vertalen, publiceren en beheren van productinformatie en procesbeschrijvingen.

2.2. J. van Baardwijk en zijn echtgenote zijn bestuurders van de besloten vennootschap Marvaba Beheer B.V.. Deze vennootschap is via de vennootschappen Multilingual Information Technologie B.V. en iCtrl Holding B.V. bestuurder van (onder meer) Comtech. Tot 25 augustus 2010 was R.F. Vonk medebestuurder van iCtrl Holding B.V. en van Comtech. Tot medio april 2010 heeft M. Barth als hoofd financiën en lid van het managementteam voor Comtech gewerkt. Halverwege de maand juni 2010 is hij in dienst getreden van DCT in de functie van financieel manager.

2.3. DCT houdt zich bezig met het vervaardigen van en de handel in grafische en IT gerelateerde producten.

2.4. Op 24 augustus 2010 heeft Comtech conservatoir derdenbeslag gelegd op de betaalrekening van DCT.

2.5. Na daartoe op 31 augustus 2010 verlof te hebben verkregen, heeft DCT conservatoir derdenbeslagen gelegd op vorderingen van Comtech.





3. Het geschil

3.1. DCT heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter:
a) Comtech verbiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom zich jegens derden negatief uit te laten over DCT en in het bijzonder de stellingen te poneren dat DCT:
- sinds een langere periode middels Vonk vermogensbestanddelen aan Comtech heeft onttrokken;
- ‘fake’ facturen verstuurt aan klanten van Comtech;
- ‘fake’ facturen op briefpapier van iCtrl met het bankrekeningnummer van DCT aan klanten van Comtech verstuurt;
- in samenspraak met Vonk is opgericht met als doel om Comtech heimelijk ‘over te nemen’.
Voorts heeft zij gevorderd dat de voorzieningenrechter Comtech veroordeelt:
b) het derdenbeslag op de bankrekening van DCT op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom,
c) € 10.000,- aan DCT te betalen als voorschot op vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden en te zullen lijden als gevolg van het door Comtech gelegde derdenbeslag en van door Comtech gedane uitlatingen in de markt,
d) € 4.980,75 aan DCT te betalen als vergoeding van buitengerechtelijke kosten,
e) wettelijke handelsrente aan DCT te betalen over het beslagen banksaldo vanaf 24 augustus 2010 tot de doorhaling van het beslag en
f) de proceskosten waaronder de beslagkosten te vergoeden.

3.2. De grondslagen van deze vorderingen en de ertegen gevoerde verweren komen hieronder aan de orde.





4. De beoordeling

4.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.

4.2. DCT heeft allereerst met een beroep op artikel 700 lid 3 Rv betoogd dat het door Comtech gelegde beslag niet meer kleeft. Daartoe heeft zij gesteld dat Comtech het beslag op 24 augustus 2010 heeft gelegd, dat zij de eis in de hoofdzaak uiterlijk op 6 september 2010 had moeten instellen en dat zij dit niet heeft gedaan. Ter zitting heeft Comtech onbetwist gesteld dat bij het verlof tot het leggen van beslag een termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is gesteld van veertien dagen na beslaglegging en voorts dat de dagvaarding tegen DCT op 7 september 2010 is uitgebracht. Daarbij heeft zij de uitgebrachte dagvaarding aan de voorzieningenrechter getoond. Op grond daarvan wordt voorshands geoordeeld dat de eis in de hoofdzaak tijdig is ingesteld.

4.3. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.

4.4. Comtech heeft betoogd dat Vonk op onrechtmatige wijze heeft geprobeerd haar onderneming over te nemen en dat DCT daarbij met hem heeft samengewerkt. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Vonk heeft werknemers van Comtech uit hun relatiebeding ontslagen, zodat deze in dienst konden treden van DCT. Voorts heeft hij Gasunie, een van de grootste klanten van Comtech, op 18 juni 2010 bericht dat de activiteiten van Comtech zouden worden overgeheveld naar DCT. Contact met de Gasunie werd voor DCT onderhouden door Vonk. Aandeelhouders en bestuurders van DCT zijn twee zonen van E. Veen, voormalig meerderheidsaandeelhouder van Multilingual Information Technologie B.V.. Ten slotte heeft Vonk in overleg met de Rabobank, met gebruikmaking van vertrouwelijke bedrijfsgegevens, achter de rug van Van Baardwijk om en met verwaarlozing van diens belangen als aandeelhouder, een vijandige management buy-out van Comtech voorbereid. Op deze gronden maakt Comtech aanspraak op schadevergoeding, niet alleen jegens Vonk maar ook jegens DCT. Tot zekerheid daarvan heeft zij ten laste van DCT het derdenbeslag gelegd waarvan DCT thans de opheffing vordert.

4.5. DCT heeft als toelichting op haar vordering tot opheffing van het beslag betwist dat Vonk op onrechtmatige wijze heeft geprobeerd de onderneming van Comtech over te nemen en dat DCT daarbij met hem heeft samengewerkt. Bij dagvaarding heeft zij daartoe de door Comtech gestelde manipulaties door Vonk en haar eigen betrokkenheid daarbij betwist en gesteld dat het haar niet bekend is dat Vonk een ‘doorstart’ heeft voorbereid van Comtech middels DCT, dat DCT een geheel eigen koers vaart zonder enige invloed van Vonk, dat is gebleken van grote arbeidsonrust bij Comtech en dat DCT geďnteresseerd is geraakt in de goed opgeleide werknemers van Comtech. Ter zitting heeft DCT nader betoogd dat Vonk als bestuurder en statutair directeur heeft gezien dat Comtech door onverantwoorde onttrekkingen in financiële problemen kwam te verkeren, dat hij Van Baardwijk, die hij voor de onttrekkingen verantwoordelijk hield, niet kon bewegen daarin verandering te brengen, dat hij daarom als oplossing van de financiële problemen van Comtech in het belang van die onderneming heeft gekozen voor samenwerking met DCT en dat hij Van Baardwijk daarin niet heeft gekend omdat hij ervan overtuigd was dat deze oplossing voor hem niet aanvaardbaar zou zijn. De overheveling van de Gasunie van Comtech naar DCT was als een tijdelijke maatregel bedoeld. Ter onderbouwing van dat laatste heeft mr. Van Kessel ter zitting geciteerd uit een brief van Vonk aan Barth van 23 juni 2010. Comtech heeft betwist dat zij die brief kent. De brief is niet in het geding gebracht.

4.6. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands als volgt. Hetgeen Comtech aan DCT verwijt is een afgeleide van wat zij Vonk verwijt. Vonk is in deze procedure geen partij, zodat een weerwoord van Vonk op de verwijten van Comtech ontbreekt. De advocaat van DCT heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling herhaaldelijk verwezen naar het dossier van de advocaat van Vonk, zonder stukken daaruit in het geding te brengen. Bij deze stand van zaken kan zonder bewijslevering ook voorshands niet worden beoordeeld of de stellingen waarop Comtech haar vordering op DCT baseert al dan niet juist zijn. Daarvoor is een bodemprocedure nodig met de daaraan verbonden mogelijkheden van instructie. Het kort geding leent zich daar niet voor. Daarom kan niet summierlijk blijken of de op deze stellingen gebaseerde vordering ondeugdelijk is. Hieruit volgt dat de vordering onder b tot opheffing van het door Comtech gelegde beslag en de vordering onder c tot betaling van een voorschot op schadevergoeding in deze procedure niet kunnen worden toegewezen.

4.7. Hetzelfde geldt om dezelfde redenen voor de vordering onder a tot het geven van een verbod op het doen van uitlatingen jegens derden over het optreden van DCT. Daar komt bij dat DCT niet heeft gesteld wat er volgens haar is gezegd en door wie, tegen wie, wanneer en onder welke omstandigheden dat volgens haar is gebeurd, zodat de vordering onder a onvoldoende is toegelicht, en bovendien dat DCT, ondanks daartegen gevoerd verweer, niet heeft toegelicht tegen welke derden het verbod zou moeten gelden, zodat de vordering in zoverre onvoldoende bepaald is.

4.8. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar omdat de vorderingen onder a, b en c worden afgewezen en omdat gesteld noch gebleken is dat DCT werkzaamheden heeft verricht die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, welke werkzaamheden dat zijn geweest en welk doel deze hebben gehad (dagvaarding onder 26).

4.9. De vordering tot vergoeding van wettelijke handelsrente over het beslagen saldo is niet toegelicht (dagvaarding onder 25). De vordering wordt afgewezen bij gebreke van een grondslag.

4.10. DCT zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Comtech worden begroot op:
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.079,00





5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vorderingen af,

5.2. veroordeelt DCT in de proceskosten, aan de zijde van Comtech tot op heden begroot op € 1.079,00.





Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.L.B. Lewin op 17 september 2010.



coll.: CLB

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl