Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN6183, Raad van State , 200908499/1/H2

Datum uitspraak: 08-09-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 16 april 2008, gewijzigd bij besluit van 30 september 2008, heeft de raad ten behoeve van [partij] een toevoeging verleend.





Uitspraak

200908499/1/H2.
Datum uitspraak: 8 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 september 2009 in zaak nr. 09/900 in het geding tussen:

[appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen,

en

de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage.





1. Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2008, gewijzigd bij besluit van 30 september 2008, heeft de raad ten behoeve van [partij] een toevoeging verleend.

Bij besluit van 22 januari 2009 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 23 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2009, hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brieven van 8 en 10 maart 2010 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.





2. Overwegingen

2.1. Met het besluit van 16 april 2008 heeft de raad [partij] rechtsbijstand toegevoegd voor een procedure over een verzoek om verlaging van kinderalimentatie. Met het besluit van 30 september 2008 heeft de raad de zaakcategorie van de toevoeging op verzoek van [partij] gewijzigd in: omgangsregeling.

De raad heeft zich in het besluit van 22 januari 2009 op het standpunt gesteld dat [appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, geen belanghebbende is bij een aanvraag om toevoeging van haar ex-echtgenoot in een geschil met haar, omdat haar belangen als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen niet rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.

2.2. De rechtbank heeft dat standpunt onderschreven. Daartoe heeft zij overwogen dat bij een besluit over een aanvraag om toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) slechts de rechtzoekende als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt.

2.3. [appellante] bestrijdt het oordeel van de rechtbank. Daartoe betoogt zij dat het belang van haar minderjarige kinderen in het geschil over de hoogte van de kinderalimentatie tegengesteld aan dat van [partij] is en dat de kinderen, die geen partij in dat geschil zijn, in die procedure niet voor hun belang kunnen opkomen.

2.3.1. Dit betoog faalt. Uitgangspunt van de Wrb is dat een ieder die over onvoldoende financiële middelen beschikt om daarin zelf te voorzien, aanspraak heeft op van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand door het verlenen van een toevoeging. Dit belang betreft in beginsel slechts degene aan wie wordt toegevoegd. Gelet op dit uitgangspunt, leiden de door [appellante] gestelde feiten en omstandigheden niet tot het oordeel dat het belang van haar minderjarige kinderen rechtstreeks bij het herziene besluit tot toevoeging is betrokken en dat haar kinderen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.





Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2010

452.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl