Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN7017, Raad van State , 201002149/1/H1

Datum uitspraak: 15-09-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de veranda en inrijpoort op het perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen.





Uitspraak

201002149/1/H1.
Datum uitspraak: 15 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 februari 2010 in zaak nr. 07/1068 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.





1. Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de veranda en inrijpoort op het perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen.

Bij besluit van 13 juni 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 april 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. van de Zedde en J.J. Toorn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.





2. Overwegingen

2.1. Niet in geschil is dat de last onder bestuursdwang niet ziet op de van de veranda deeluitmakende leilindeconstructie, bestaande uit vier pilaren en een dwarsbalk.

2.2. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zoals die bepaling luidde ten tijde hier van belang, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).

2.3. Vaststaat dat voor de veranda en de inrijpoort geen bouwvergunning is verleend, zodat het college terzake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.4. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat voor de veranda en de inrijpoort geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van de aanschrijving had behoren af te zien.

De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat zij het beroep van [appellant] tegen het besluit van 2 juli 2007, waarbij het college zijn besluit tot weigering van een lichte bouwvergunning voor de inrijpoort met een hoogte van 1.80 m heeft gehandhaafd, bij uitspraak van 3 februari 2010 in zaak nr. 07/1085 ongegrond heeft verklaard. Het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.

Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank eveneens op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Niet is gebleken dat door of namens het college toezeggingen zijn gedaan waaraan [appellant] het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat de inrijpoort zou mogen blijven staan.

Hetgeen [appellant] verder nog heeft aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.

2.5. De voorgedragen beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.





Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010

202.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl