




- rechtspraak
Datum uitspraak: 04-08-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter dient allereerst na te gaan of er sprake is van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
Ingevolge artikel 46, vierde lid, van de Woningwet dient, indien het gaat om een aanvraag om bouwvergunning die tevens wordt aangemerkt als een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wro, de beslissing omtrent de aanvraag om bouwvergunning voorbereid te worden overeenkomstig de procedure die van toepassing is op de voorbereiding van de beslissing omtrent de aanvraag om een ontheffing.
Zoals de Afdeling bestuurrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) reeds meermalen heeft overwogen, moet bij de welstandstoetsing aan het advies van de welstandscommissie in beginsel groot gewicht worden toegekend. De Woningwet voorziet immers niet zonder reden in de instelling van een commissie van onafhankelijke deskundigen voor het uitbrengen van advies over ingediende bouwplannen. De advisering van een dergelijke commissie moet worden gezien als een waarborg voor een verantwoorde en - binnen zekere grenzen - geobjectiveerde beoordeling van de welstandsaspecten. Hoewel verweerder niet aan het welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij hem berust, mag hij aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van het welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of derde- belanghebbende een tegenadvies overlegt van een ander deskundig te achten persoon of instantie of gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
De AbRvS heeft, onder meer in de uitspraak van 1 juli 2009 (LJN BJ1099), bepaald dat verweerder eerst en vooral heeft te beslissen omtrent het bouwplan zoals dat bij hem is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl


