- rechtspraak
Datum uitspraak: 01-09-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, kunnen burgemeester en wethouders de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden.
Uit jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 7 april 2010, in zaak nr.200905372/1) volgt dat de intrekking van een bouwvergunning geen verplichting, maar een bevoegdheid is. De beslissing om al dan niet een bouwvergunning in te trekken op grond van artikel 59 van de Woningwet behoort tot de bevoegdheden van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 24 mei 2006 (zaak nr. 200504650/1) moeten bij hantering van de bevoegdheid tot intrekken van een bouwvergunning alle relevante belangen worden geïnventariseerd en afgewogen. Daartoe behoren naast de door het college gestelde belangen ook de (financiële) belangen van vergunninghouder. In dat kader dient tevens de vraag te worden beantwoord of het niet tijdig gebruik maken van de bouwvergunning aan de vergunninghouder is toe te rekenen.
Zoals de Afdeling ten slotte heeft overwogen in de uitspraak van 4 april 2007 (zaak nr.200604605/1) kunnen feitelijke en privaatrechtelijke omstandigheden, die een mogelijke belemmering kunnen vormen voor het feitelijk gebruik maken van de bouwvergunning, relevante belangen zijn bij de hantering van de bevoegdheid tot intrekken van een bouwvergunning. De Afdeling heeft in die uitspraak overwogen dat voor het oordeel dat van een privaatrechtelijke belemmering als hier bedoeld sprake is, slechts aanleiding bestaat wanneer zo'n belemmering evident is.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl