wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010
85-616.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BM7792, Raad van State , 200907254/1/H2
Datum uitspraak: 16-06-2010
Inhoudsindicatie: Op 22 augustus 2008 is de gevraagde monumentenvergunning voor het restaureren en verbouwen van Hoeve De Struyver op het perceel Ten Esschen 80 te Heerlen van rechtswege verleend.
Uitspraak
200907254/1/H2. Datum uitspraak: 16 juni 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 7 augustus 2009 in zaak nr. 08/1760 in het geding tussen: de stichting Stichting Actie Comité Ten Esschen, gevestigd te Heerlen, en het college. 1. Procesverloop Op 22 augustus 2008 is de gevraagde monumentenvergunning voor het restaureren en verbouwen van Hoeve De Struyver op het perceel Ten Esschen 80 te Heerlen van rechtswege verleend. Bij uitspraak van 7 augustus 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep van de Stichting tegen de op 9 oktober 2008 door het college verleende monumentenvergunning. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 17 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 oktober 2009. De Stichting heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2010, waar het college, vertegenwoordigd door W.A.A. Buttolo, werkzaam bij de gemeente, en de Stichting, vertegenwoordigd door haar voorzitter [voorzitter], bijgestaan door mr. M.J.J. Smeets, advocaat te Heerlen, zijn verschenen. |
2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Monumentenwet 1988 beslist het college binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het laatste van de adviezen, bedoeld in het tweede lid, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bepaalde termijn. Ingevolge het vierde lid, wordt, indien het college niet voldoet aan het derde lid, de vergunning geacht te zijn verleend. Ingevolge artikel 3:18, eerste lid, van de Awb, neemt, indien het een besluit op aanvraag betreft, het bestuursorgaan het besluit zo spoedig Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. 2.2. Het college betoogt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard en het beroep van de Stichting had moeten behandelen. 2.2.1. Het betoogt slaagt. Het college heeft op 9 oktober 2008 op de aanvraag om een monumentenvergunning na toepassing van afdeling 3.4 van de Awb beslist en deze verleend, hoewel het daartoe, gelet op artikel 16, vierde lid, van de Monumentenwet 1988, niet bevoegd was nu reeds op 22 augustus 2008 een monumentenvergunning van rechtswege was verleend. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat alvorens tegen de monumentenvergunning van rechtswege beroep kan worden ingesteld, eerst hiertegen bezwaar moet worden gemaakt. De rechtbank heeft hierbij echter niet onderkend dat het beroep van de Stichting tegen het besluit van 9 oktober 2008 overeenkomstig vaste jurisprudentie van de Afdeling (vergelijk reeds de uitspraak van 30 augustus 1999 in zaak nr. H01.99.0376; AB 2000, 16) wordt geacht betrekking te hebben op de van rechtswege verleende monumentenvergunning en dat daarnaast hiertegen, gelet op artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Awb, niet eerst bezwaar hoefde te worden gemaakt. De rechtbank had dit beroep dan ook als zodanig moeten behandelen. Gelet hierop heeft de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd verklaard. 2.3. De Afdeling zal gezien artikel 45 van de Wet op de Raad van State thans zelf het bij de rechtbank ingediende beroep van de Stichting behandelen en dit beschouwen als gericht tegen de monumentenvergunning van rechtswege. 2.3.1. Dit beroep is niet-ontvankelijk. Het door de Stichting behartigde belang, het behouden, bewaken en/of verbeteren van de leefbaarheid van het buurtschap Ten Esschen, is niet rechtstreeks bij de monumentenvergunning betrokken. Deze vergunning ziet op de restauratie en verbouwing van de Hoeve De Struyver en met name op inpandige wijzigingen aan het monument. Niet is aannemelijk geworden dat de vergunde werkzaamheden een ruimtelijke uitstraling hebben, zodat niet kan worden geoordeeld dat een belang van de Stichting rechtstreeks is betrokken bij de verlening van de monumentenvergunning. Hieraan doet niet af dat, zoals de Stichting betoogt, de vergunning een voorwaarde is voor de verlening van een bouwvergunning. Hetgeen de Stichting in dit verband aanvoert heeft betrekking op het gebruik van de Hoeve De Struyver als herensociëteit en de gevolgen hiervan voor de omgeving. Die aspecten worden bestreken door besluitvorming op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening en Woningwet. 2.4. Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de Stichting tegen de monumentenvergunning van rechtswege alsnog niet-ontvankelijk verklaren en het onbevoegd genomen besluit van het college van 9 oktober 2008 vernietigen. Het college hoeft geen nieuw besluit te nemen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. |
3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 7 augustus 2009 in zaak nr. 08/1760; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van de stichting Stichting Actie Comité Ten Esschen niet-ontvankelijk; IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen van 9 oktober 2008. |
w.g. Polak w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010
85-616.
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl