Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM4980, Raad van State , 200904996/1/R2

Datum uitspraak: 19-05-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 19 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tilburg bij besluit van 27 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Blaak West 2007".





Uitspraak

200904996/1/R2.
Datum uitspraak: 19 mei 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.





1. Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tilburg bij besluit van 27 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Blaak West 2007".

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juli 2009, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2010, waar [appellante],
vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, is verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. L.P.F. Warnier, D.J. Kersten en ing. J.V. Horsman, allen werkzaam bij de gemeente, en Projektcom Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door haar [directeur] en door [hoofd-projectontwikkelaar], bijgestaan door mr. D.H.J. Kochx, advocaat te Etten-Leur.





2. Overwegingen

Ontvankelijkheid

2.1. Ter zitting heeft de raad betoogd dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat [appellante] niet als belanghebbende is aan te merken.

2.1.1. [appellante] woont op ongeveer 100 meter van het plangebied. Anders dan de raad heeft gesteld is op basis van de stukken en het onderzoek ter zitting vast komen te staan dat [appellante] enig zicht kan hebben op het bouwplan en dat de verkeerstechnische ontsluiting ervan ertoe kan leiden dat er meer verkeer langs haar woning komt. Gelet hierop kan [appellante] worden aangemerkt als belanghebbend en kan zij in haar beroep worden ontvangen.

Toetsingskader

2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.3. Het plan betreft een actualisatie van de voor de in het zuidwesten van Tilburg gelegen wijk De Blaak geldende bestemmingsplannen en de delen daarvan waarvoor vrijstelling is verleend.

2.4. [appellante] betoogt dat het college hangende de artikel 19 WRO-vrijstellingsprocedure ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen-Gestapeld" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 22 meter" gelegen ten noorden van de Lauwers en de Texelstroom ten behoeve van een appartementengebouw met vijf woonlagen.

Volgens [appellante] past de voorgenomen hoogbouw niet in de omgeving en heeft op dit punt geen afweging plaatsgevonden. Zij wijst hierbij meer specifiek op het ontbreken van een afweging omtrent deze locatie in de Handreiking Hoogbouw.

[appellante] betoogt voorts dat geen behoefte bestaat aan luxe appartementen. [appellante] voert verder aan dat de ontsluiting van het appartementencomplex ten onrechte is voorzien via de Texelstroom nu deze weg te smal is voor het voorziene verkeer en bij calamiteiten de hulpdiensten als gevolg daarvan niet snel genoeg aanwezig zullen kunnen zijn.

Voorts stelt [appellante] dat de voorziene bouwmassa op korte afstand van haar woning leidt tot een inbreuk op haar privacy en tot een onaanvaardbare aantasting van haar woon- en leefklimaat. In dit verband vreest zij ook, mede gelet op mogelijke inkijk vanuit het voorziene appartementencomplex op haar perceel en op weggevangen zonlicht, voor een waardedaling van haar woning.

2.5. Het college stelt zich in navolging van de raad op het standpunt dat met het oog op de verleende verklaring van geen bezwaar in het kader van de artikel 19 WRO-procedure van 15 januari 2008 en de op 14 februari 2008 verleende vrijstelling en bouwvergunning ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex, de bestemming in het plan is opgenomen.

Met betrekking tot de voorgenomen bouwhoogte van 22 meter is volgens het college aansluiting gezocht bij de aan de overzijde van de Baroniebaan gelegen bebouwing met dezelfde bouwhoogte. Voorts past de verkeerstechnische ontsluiting volgens het college binnen het gemeentelijk beleid dat erop gericht is, dat op gebiedsontsluitingswegen zoals de Baroniebaan in beginsel geen rechtstreekse in-/uitritten ten behoeve van particuliere terreinen mogen komen. Het college stelt zich in navolging van de raad verder op het standpunt dat de appartementen voorzien in een woonbehoefte van onder meer de inwoners van de nabij gelegen wijken De Blaak en Zorgvlied.

Het college stelt zich in navolging van de raad voorts op het standpunt dat de gevolgen van de maximale toegestane bouwhoogte niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woongenot van [appellante], mede nu de woning achter een rij andere woningen op ruim 100 meter afstand van het appartementencomplex ligt. Daarnaast stelt het college dat de wet de mogelijkheid biedt om, in geval van planschade, een verzoek om vergoeding in te dienen.

2.6. De Afdeling overweegt dat de verleende bouwvergunning voor het verwezenlijken van het appartementencomplex ten tijde van de goedkeuring van het bestreden besluit weliswaar nog niet onherroepelijk was, maar dat de bestemming "Wonen-Gestapeld" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 22 meter" in overeenstemming is met het oogmerk van het plan om delen waarvoor vrijstelling is verleend te vervangen door een actuele regeling. Voor zover [appellante] heeft betoogd dat het college, gelet op de lopende procedure ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO aan het plan geen goedkeuring had mogen verlenen, overweegt de Afdeling dat de WRO voorziet in afzonderlijke procedures voor enerzijds een zelfstandig project en anderzijds een bestemmingsplan. De WRO noch enig ander wettelijk voorschrift bepaalt dat een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan niet mag worden genomen voordat de zelfstandige projectprocedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de WRO, is afgerond. De lopende procedure ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO stond derhalve niet in de weg aan het nemen van het bestreden besluit.

2.6.1. Gezien het onder 2.6 genoemde bouwplan is het het voornemen om ter plaatse 20 appartementen in het zogenoemde topsegment te verwezenlijken. Met het aan een krantenartikel ontleende argument dat er onzekerheid bestaat over de behoefte aan dit soort luxe appartementen, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat op dit punt niet in een behoefte wordt voorzien. Het door [appellante] aangehaalde artikel biedt hiertoe onvoldoende grondslag, aangezien de in dit artikel vervatte stelling dat er een overcapaciteit van appartementen dreigt, vooral in het duurdere segment, niet met concrete gegevens is onderbouwd. De enkele verwijzing dat de bewoners van De Blaak zich juist verzetten tegen de voorgenomen bebouwing is hiertoe eveneens onvoldoende.

2.6.2. Volgens de plantoelichting dienen bouwhoogtes van meer dan 15 meter per locatie te worden afgewogen, al dan niet afgestemd op een na te streven stadsbeeld. In de zogenoemde Handreiking Hoogbouw is de locatie opgenomen als lopend hoogbouwinitiatief met een bouwhoogte van 22 meter. De gevolgtrekking die [appellante] op dit punt maakt, inhoudende dat de hoogbouw in het plangebied niet is afgewogen volgt de Afdeling niet. Hiertoe wordt overwogen dat het college in dit verband heeft gewezen op het stedenbouwkundig beleid dat er op is gericht om de verstedelijking primair te concentreren binnen de vijf stedelijke regio's, waarvan de regio Tilburg-Breda er één is. Volgens het college past de hoogbouw in het plangebied in het streven naar concentratie, zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit en past de voorziene bebouwing bij de omvang, de schaal en de aard van de stad.

Voorts heeft het college er op gewezen dat het beleid erop is gericht om langs de ringbanen bij de kruispunten met aansluitende wegen bouwhoogtes tot 30 meter toe te staan. Nu de locatie is gelegen in de stedelijke hoofdstructuur en op het grensvlak van de stedelijke bebouwing en de landgoederenzone rond de Bredaseweg, is gekozen voor solitaire bebouwing en accentuering van de plek. Daarbij is aansluiting gezocht met de schuin tegenover het onderhavige perceel gelegen bebouwing aan de Friezenlaan, welke ongeveer 22 meter hoog is. Het college heeft overwogen dat de Baroniebaan op deze wijze aan beide zijde flankerende bebouwing krijgt die in overeenstemming is met de schaal van deze stedelijke hoofdontsluitingsweg, terwijl de afstand van de bebouwing tot de weg een parkachtige, groene uitstraling tot gevolg heeft. Gelet op het vorenstaande is de stelling van [appellante] dat ten aanzien van de keuze voor hoogbouw op deze plek in strijd met het beleid geen ruimtelijke afweging heeft plaatsgevonden, onjuist. Voorts bestaan voor de stelling van [appellante] dat het college zich heeft gebaseerd op onjuiste feiten geen aanknopingspunten.

2.6.3. Nu de Baroniebaan een gebiedsontsluitingsweg is met twee x twee rijbanen met een snelheidsregime van 70 km per uur, heeft college zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een rechtstreekse in- en uitrit van het particuliere terrein op de Baroniebaan ongewenst is in verband met de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Gelet hierop is gekozen voor ontsluiting via de Texelstroom. Voor zover [appellante] heeft gewezen op de reeds aanwezige korte wegversmalling van de Texelstroom tot een breedte van 5 meter vanwege het bosgebied langs de Texelstroom en de afslag naar de Lauwers, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat een afwikkeling van het verkeer via de Texelstroom uit verkeerstechnisch oogpunt hierdoor niet mogelijk is.

2.6.4. Voor zover [appellante] heeft gesteld dat de voorziene bouwmassa op korte afstand van haar woning een inbreuk op het woon- en leefklimaat met zich brengt, kan de Afdeling haar daarin niet volgen. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. De voorziene bebouwing ligt op ongeveer 100 meter afstand ten noorden van haar woning. Tussen de voorziene bebouwing en haar woning is tegenover haar woning aan de overkant van de straat een vrijstaande woning gesitueerd met 3 bouwlagen. Op ruim 70 meter daarachter is de bebouwing geprojecteerd. Gelet hierop valt - hoewel het uitzicht vanuit de woning enigszins zal wijzigen - niet in te zien in hoeverre de voorziene, noordelijk gelegen, bebouwing van invloed kan zijn op de bezonning van haar perceel en in het bijzonder de tuin aan de zuidzijde van haar woning en daarmee op haar woon- en leefklimaat.

2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover het ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen-Gestapeld" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 22 meter" gelegen ten noorden van de Lauwers en de Texelstroom niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.





Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2010

317-602.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl