Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Algemene wet bestuursrecht
artikel 4:6

LJN: BM1766, Raad van State , 200908569/1/H3

Datum uitspraak: 21-04-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 31 december 2008 heeft de burgemeester van Zaanstad een verzoek van [appellant] om intrekking van een beschikking van 23 maart 2004, waarbij het aan [appellant] afgegeven rijbewijs met nummer 3310673850 voor de categorieën B, C, E bij B en E bij C ongeldig is verklaard, en een beschikking van 30 juni 2004, waarbij het tegen het besluit van 23 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard, afgewezen.





Uitspraak

200908569/1/H3.
Datum uitspraak: 21 april 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Zaanstad,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 oktober 2009 in zaak nr. 09/2333 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.





1. Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2008 heeft de burgemeester van Zaanstad een verzoek van [appellant] om intrekking van een beschikking van 23 maart 2004, waarbij het aan [appellant] afgegeven rijbewijs met nummer 3310673850 voor de categorieën B, C, E bij B en E bij C ongeldig is verklaard, en een beschikking van 30 juni 2004, waarbij het tegen het besluit van 23 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard, afgewezen.

Bij besluit van 20 maart 2009 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2009, hoger beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2010, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. I.A. Blom, werkzaam bij de gemeente Zaanstad, zijn verschenen.





2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

2.2. De Afdeling overweegt ambtshalve dat het in beroep bestreden besluit bevoegdelijk is genomen door de burgemeester en dat de vermelding in de aangevallen uitspraak van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad als verwerende partij als een kennelijke verschrijving moet worden aangemerkt.

2.3. [appellant] voert aan dat de burgemeester in de besluiten uit 2004 ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat, aangezien het rijbewijs niet is vermist maar door een ontzegging van de rijbevoegdheid is ingenomen, [appellant] onjuiste gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van het vervangende rijbewijs. In dat verband stelt hij dat hij slechts een vermoeden heeft uitgesproken over de reden van vermissing en dat het hem niet kan worden aangerekend dat het bijna twee jaar geduurd heeft voordat de Turkse autoriteiten het rijbewijs naar Nederland hebben teruggestuurd. Verder voert hij aan dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een bepaald besluit te nemen, ook de bevoegdheid bezit dat besluit te wijzigen of in te trekken en dat het verzoek om intrekking volkomen legitiem is, aangezien de burgemeester de regelgeving onjuist heeft toegepast en geen belangen van derden worden geschaad. Ten slotte voert hij aan dat hij een rijbewijs nodig heeft voor het verkrijgen van werk.

2.3.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is het besluit van 30 juni 2004, waarbij de bezwaren tegen het besluit van 23 maart 2004 ongegrond zijn verklaard, rechtens onaantastbaar geworden, aangezien tegen dat besluit geen beroep is ingesteld.

2.3.2. Het verzoek om intrekking van de besluiten van 23 maart 2004 en 30 juni 2004 moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 30 juni 2004. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1 en 13 januari 2010 in zaak nr. 200904134/1/H3) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.

2.3.3. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.

2.3.4. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot het in de besluiten van 2004 ingenomen standpunt van de burgemeester dat [appellant] onjuiste gegevens heeft verstrekt, had hij reeds in een procedure tegen het besluit van 30 juni 2004 kunnen aanvoeren. Nu in hetgeen is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn gelegen, was er geen plaats voor een rechterlijke toetsing van het besluit van 20 maart 2009 en heeft de rechtbank het beroep terecht ongegrond verklaard.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.





Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010

97-640.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl