Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Algemene wet bestuursrecht
artikel handhaving

Datum uitspraak: 07-04-2010
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek \met toepassing van artikel 18.12 van de Wet milieubeheer de bij besluit van 1 februari 2005 aan [verzoeker] verleende vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer voor zijn varkensvermeerderingsbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats] ingetrokken.





Uitspraak

Datum uitspraak: 7 april 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college),
verweerder.





1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek \met toepassing van artikel 18.12 van de Wet milieubeheer de bij besluit van 1 februari 2005 aan [verzoeker] verleende vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer voor zijn varkensvermeerderingsbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats] ingetrokken.

Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het college het door [verzoeker] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 februari 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 maart 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. A.P.M. van der Plas, en het college vertegenwoordigd door J.M.Th.M. Sprengers en M.T.M. Heijligers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.





2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. [verzoeker] voert aan het besluit disproportioneel te vinden. Volgens hem is het besluit in strijd met de vereiste zorgvuldigheid en redelijkheid tot stand gekomen. Hij heeft inmiddels dure investeringen gedaan om mede op aandringen van de burgemeester van Laarbeek zijn varkensstallen af te bouwen. Dat hij mogelijkerwijs de aan hem vergunde stallen nog niet volledig heeft gerealiseerd mag volgens hem geen reden zijn om de gehele milieuvergunning in te trekken. Tevens stelt hij inmiddels een aanvraag om een Wet milieubeheer vergunning te hebben ingediend.

2.2.1. Het college stelt dat uit meerdere controlebezoeken gebleken is dat de inrichting niet in overeenstemming met de verleende vergunning in werking is. Er is in strijd met de vergunning een nieuwe varkensstal gebouwd, er worden meer of andere dieren gehouden dan is toegestaan en de emissiepunten zijn niet uitgevoerd conform de vergunning. De opgelegde lasten onder dwangsom hebben niet tot het opheffen van de overtredingen geleid. In het gesprek met de burgemeester waar [verzoeker] naar verwijst is er volgens het college enkel op aangedrongen om de overtredingen te beëindigen. Serieuze voorstellen om een einde aan de overtredingen te maken zijn niet ontvangen. Het college is van mening dat onder deze omstandigheden het algemene belang en het belang van de omwonenden moet prevaleren boven het belang dat [verzoeker] heeft bij voortzetting van de illegale situatie.

2.2.2. Ingevolge artikel 18.12, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, het ten aanzien van een vergunning bevoegde gezag, de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien niet overeenkomstig die vergunning of de daaraan verbonden voorschriften is gehandeld.

2.2.3. Niet in geschil is dat de inrichting al geruime tijd niet in overeenstemming met de verleende vergunning in werking is, wat er verder ook zij van de vraag of en in hoeverre de vigerende vergunning gelet op artikel 8.18 van de Wet milieubeheer geheel of gedeeltelijk is komen te vervallen.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen te treffen, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Ter zitting is gebleken dat met de door [verzoeker] ingediende conceptaanvraag om een nieuwe Wet milieubeheer vergunning niet voldaan kan worden aan de geurnorm uit de Geurverordening van de gemeente Laarbeek en dat om die reden de conceptaanvraag niet tot vergunningverlening kan leiden. Gezien deze omstandigheden heeft het college op goede gronden geconcludeerd dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Naar het oordeel van de voorzitter kan handhavend optreden evenmin als zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen worden aangemerkt dat het college daarvan had behoren af te zien.

De voorzitter overweegt dat het college wat betreft de wijze waarop en de modaliteiten waaronder handhavend wordt opgetreden, over een ruime beleidsvrijheid beschikt. Gelet op de voorgeschiedenis is [verzoeker] er al jaren van op de hoogte dat het college de overtredingen niet wenste te gedogen. Het feit dat het besluit van 7 april 2009 door de voorzitter is geschorst en het college de handhaving enige tijd heeft stilgelegd, leidt niet tot een andersluidend oordeel.

Gelet op het bovenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de intrekking van de milieuvergunning een onevenredig zware sanctie is. Het college heeft bij het bestreden besluit zijn aanvankelijke besluit tot intrekking van de vergunning terecht gehandhaafd.

2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.





Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.

De voorzitter w.g. Klap
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2010

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl