Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Algemene wet bestuursrecht
artikel 6:2

Datum uitspraak: 29-03-2010
Inhoudsindicatie: [appellant] heeft bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op zijn aanvraag van 25 april 2008 tot vaststelling van een wijzigingsplan voor de bouw van windturbines.





Uitspraak

Datum uitspraak: 29 maart 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Waterland,
appellant,

en

de raad van de gemeente Waterland,
verweerder.





1. Procesverloop
[appellant] heeft bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op zijn aanvraag van 25 april 2008 tot vaststelling van een wijzigingsplan voor de bouw van windturbines.

Het college van burgemeester en wethouders heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.





2. Overwegingen
2.1. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag is ná 1 oktober 2009 ingediend. Gelet op artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, is de per 1 oktober 2009 in werking getreden afdeling 8.2.4A van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing op dit beroep.

2.2. Bij brief van 25 april 2008 heeft [appellant] verzocht toepassing te geven aan artikel 9, negende lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Landelijk gebied". Ingevolge dit planvoorschrift is de gemeenteraad onder voorwaarden bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal negen windturbines. Het bestemmingsplan "Landelijk gebied" is tot stand gekomen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).

2.3. Het college betoogt dat niet de Afdeling maar de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het college stelt op basis van het overgangsrecht dat in artikel 9.1.5, tweede lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (hierna: Invoeringswet Wro) is opgenomen dat de raad na 1 juli 2009 geen toepassing meer kan geven aan de wijzigingsbevoegdheid. De aanvraag om vaststelling van een wijzigingsplan, die tegelijk is ingediend met een aanvraag om bouwvergunning voor de oprichting van windturbines, dient volgens het college thans te worden gezien als een aanvraag om toepassing van artikel 19 van de WRO. Aangezien de rechtbank bevoegd is ten aanzien van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om toepassing te geven aan artikel 19 van de WRO, is ter zake van het voorliggende beroep niet de Afdeling, maar de rechtbank bevoegd, aldus het college.

2.4. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden en is de WRO ingetrokken. Ingevolge artikel 9.1.4, tweede lid, van de Invoeringswet Wro blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet (1 juli 2008) van toepassing ten aanzien van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp voor dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Ingevolge artikel 9.1.5, tweede lid, van de Invoeringswet Wro blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing ten aanzien van een wijzigings- of uitwerkingsplan waarvan het ontwerp binnen een jaar na dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WRO kan bij een bestemmingsplan worden bepaald, dat, tenzij de gemeenteraad zich daarbij een van deze bevoegdheden zelf heeft voorbehouden, burgemeester en wethouders volgens bij het plan te geven regelen het plan moeten uitwerken of binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen.

Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van bij het plan te geven regels binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen.

2.5. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 26 november 2008, in zaak nr. 200708857/1 (www.raadvanstate.nl) wordt met artikel 9.1.4, tweede lid, van de Invoeringswet Wro beoogd dat een bestemmingsplan dat op grond van de WRO tot stand is gekomen vanaf 1 juli 2008 het rechtsgevolg behoudt dat het onder de WRO had.

Uit artikel 9.1.4, tweede lid, en artikel 9.1.5 van de Invoeringswet Wro volgt naar het oordeel van de Afdeling dat een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in een bestemmingsplan dat op grond van de WRO tot stand is gekomen, ook na 1 juli 2008 kan worden toegepast door het bestuursorgaan waaraan de bevoegdheid is toegekend onder de voorwaarden die in de bevoegdheid zijn opgenomen. Als het ontwerpwijzigingsplan op of na 1 juli 2009 ter inzage wordt gelegd, dan is artikel 3.9a van de Wro van toepassing op de totstandkoming van het plan, zij het dat daar waar in artikel 3.9a burgemeester en wethouders worden genoemd, de gemeenteraad moet worden gelezen, in het geval in het bestemmingsplan de gemeenteraad de bevoegdheid aan zich heeft voorbehouden. Toepassing van artikel 3.9a van de Wro betekent onder meer dat het plan wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb en dat het plan geen goedkeuring van het college van gedeputeerde staten behoeft. Anders dan het college betoogt is de raad derhalve nog steeds bevoegd toepassing te geven aan artikel 9, negende lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Landelijk gebied". De omstandigheid dat de gemeenteraad in een bestemmingsplan dat onder vigeur van de Wro tot stand komt de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid niet meer aan zichzelf kan voorbehouden, betekent niet dat een wijzigingsbevoegdheid in een op grond van de WRO tot stand gekomen bestemmingsplan waarvan de gemeenteraad de toepassing aan zichzelf heeft voorbehouden, na 1 juli 2009 niet meer door de gemeenteraad zou kunnen worden toegepast.

De Afdeling is dan ook bevoegd kennis te nemen van het beroep.

2.6. Ten tijde van de aanvraag was op het besluit op de aanvraag artikel 24 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" van toepassing. Hierin is bepaald dat afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is op de voorbereiding van een besluit waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 11 van de WRO. Dit betekent dat zowel een afwijzend besluit als een besluit waarbij een wijzigingsplan wordt vastgesteld met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb dient te worden voorbereid. Ingevolge artikel 3:18, eerste lid, van de Awb, neemt het bestuursorgaan een besluit op aanvraag dat met afdeling 3.4 van de Awb wordt voorbereid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

De raad heeft de beslistermijn overschreden doordat hij niet uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de aanvraag heeft genomen.

2.7. Op grond van artikel 6:2, eerste lid, onder b, van de Awb wordt met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.

2.8. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

2.9. Bij brief van 20 november 2009 heeft [appellant] het gemeentebestuur meegedeeld dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen. De raad heeft nagelaten om binnen twee weken na deze ingebrekestelling alsnog een besluit te nemen of een ontwerpplan ter inzage te leggen.

2.10. Het beroep is kennelijk gegrond.

2.11. De raad dient bij het alsnog te nemen besluit toepassing te geven aan artikel 3.9a, van de Wro.

2.12. De raad heeft op 11 juni 2009 besloten gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 9, negende lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" en heeft het college verzocht het wijzigingsplan met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb voor te bereiden.

Vast staat dat nog geen ontwerpwijzigingsplan ter inzage is gelegd.

2.13. [appellant] heeft verzocht de raad te gelasten dat binnen twee weken alsnog de procedure voor de vaststelling van het wijzigingsplan feitelijk wordt opgestart. De Afdeling begrijpt dit aldus dat de raad wordt opgedragen om binnen twee weken alsnog een ontwerpwijzigingsplan ter inzage te leggen.

2.14. Gezien 2.12 is de Afdeling van oordeel dat in dit geval tegemoet kan worden gekomen aan het verzoek van [appellant]. De Afdeling ziet gelet op artikel 8:55d, derde lid, aanleiding de raad op te dragen om alsnog een ontwerpwijzigingsplan ter inzage te leggen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.

De Afdeling bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven.

2.15. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.





3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van 25 april 2008;
III. draagt de raad van de gemeente Waterland op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een ontwerpwijzigingsplan ter inzage te leggen;
IV. bepaalt dat de raad van de gemeente Waterland aan [appellant] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);
V. veroordeelt de raad van de gemeente Waterland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 109,25 (zegge: honderdnegen euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Waterland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.





Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Sloten w.g. Verbeek lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2010

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl