wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2010 door mr. G.M. Beunk, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Osinga-Sanders, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Afschrift verzonden op:
Coll: M.P.O.
D: B
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BM6219, Rechtbank Amsterdam , AWB 09/5004 WAO
Datum uitspraak: 07-05-2010
Inhoudsindicatie: Eiser heeft gemotiveerd geweigerd om een ingebrekestelling in te zenden. Beroepschrift van na 1 oktober 2009. Ingebrekestelling vereist. Het vóór 1 oktober 2009 ingediende bewaarschrift kan niet tevens als een geldige ingebrekestelling worden aangemerkt. Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummer: AWB 09/5004 WAO uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen: [eiser], wonende te [woonplaats] in Marokko, eiser, gemachtigde mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder. Procesverloop De rechtbank heeft op 30 oktober 2009 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van eiser van 15 februari 2008 (hierna: het bestreden besluit). De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten. |
Overwegingen 1. Eiser heeft bij brief van 19 oktober 2007 verweerder verzocht zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te heropenen. 1.1. Bij brief van 15 februari 2008 is tegen het niet tijdig nemen van een besluit een bezwaarschrift ingediend. 1.2. Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn bij beroepschrift van 29 oktober 2009 namens eiser beroep ingesteld en op de daartoe aangevoerde gronden onder meer verzocht het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen alsnog een beslissing op het bezwaarschrift te nemen op verbeurte van een dwangsom voor elke dag, waarop verweerder weigerachtig mocht blijken om hieraan te voldoen. Voorts is verzocht verweerder te veroordelen tot het vergoeden van de schade en de proceskosten. 1.3. Verweerder heeft bij besluit van 16 november 2009 op het verzoek van eiser beslist. Desgevraagd heeft eiser de rechtbank verzocht om uitspraak te doen op het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van eiser. 2. Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Paragraaf 4.1.3.2 van de Awb maakt deel uit van deze wetswijziging. Ingevolge artikel III, eerste lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijft op het niet tijdig beslissen op een aanvraag die of een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het bezwaarschrift is ingediend op 15 februari 2008, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat gold vóór 1 oktober 2009. 2.1. Ingevolge artikel 6:20, eerste lid, van de Awb blijft, indien een beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het bestuursorgaan verplicht dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende daarbij als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft. Ingevolge artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb kan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. 2.2. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. 2.3. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht. 2.4. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open. 2.5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra: a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. 2.6. Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. 3. Bij het indienen van het beroepschrift heeft eiser het wettelijk voorschrift van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb niet in acht genomen. 3.1. Bij brief van 2 december 2009, verzonden per fax en per post, heeft de griffier eiser in kennis gesteld van het in acht te nemen voorschrift en hem in de gelegenheid gesteld om binnen één week alsnog een afschrift van een ingebrekestelling in te zenden. 3.2.. Eiser heeft bij brief van 8 december 2009 de rechtbank medegedeeld van mening te zijn dat in de onderhavige situatie geen ingebrekestelling nodig is. 3.3. De griffier heeft eiser bij brief van 22 januari 2010 opnieuw verzocht om binnen één week de gevraagde ingebrekestelling in te zenden. Daarbij is eiser erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien aan die uitnodiging geen gehoor wordt gegeven. 3.4. Bij brief van 27 januari 2010 heeft eiser de rechtbank medegedeeld geen ingebrekestelling in te zenden. Eiser heeft zich onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 december 2009 (LJN: BL0518) op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift als een ingebrekestelling moet worden aangemerkt. Tevens heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat op grond van uitspraken van de rechtbank Haarlem van 19 november 2009 en 4 januari 2010 (LJN: BK4046 en LJN: BK8420) in het geval dat sprake is van een bezwaarschrift dat vóór 1 oktober 2009 is ingediend, een ingebrekestelling niet nodig is. Verder verwijst eiser naar uitspraken van de rechtbank Breda van 6 januari 2010 (LJN: BK8857) en de rechtbank Middelburg van 25 november 2009 (LJN: BK9767). 4. De rechtbank overweegt het volgende. 4.1. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder niet schriftelijk heeft medegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een besluit te nemen, hetgeen wel vereist is op grond van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb. Het beroep is immers ingediend na 1 oktober 2009. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiser heeft aangevoerd niet slaagt. Nu het bezwaarschrift is ingediend vóór 1 oktober 2009 kan dat naar het oordeel van de rechtbank niet (tevens) als een ingebrekestelling worden aangemerkt. Er bestaat in dit geval geen grond om te oordelen dat redelijkerwijs niet van eiser kan worden gevergd dat hij verweerder in gebreke stelt. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 3 december 2009, LJN: BK8222. 4.2. Eiser heeft verwezen naar jurisprudentie die ziet op andere situaties dan in het onderhavige geding aan de orde is. In LJN: BL0518 is sprake van een ná 1 oktober 2009 ingediend bezwaarschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het bezwaarschrift wordt in een dergelijke situatie (mede) als een ingebrekestelling beschouwd. In LJN: BK4046 en LJN: BK8420 is sprake van een eerdere uitspraak van een rechterlijk college. De uitspraak die is gepubliceerd onder nummer LJN: BK8857 is een uitspraak van de rechtbank Breda. Deze uitspraak ziet op een uitzonderlijk lange periode waarin partijen continue in contact met elkaar zijn geweest over onder meer een langere beslistermijn. De uitspraak die is gepubliceerd onder nummer LJN: BK9767 is een uitspraak van de rechtbank Middelburg. Deze uitspraak ziet niet op het niet tijdig nemen van een besluit. 5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Gelet hierop wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. |
Beslissing
De rechtbank - verklaart het beroep niet-ontvankelijk; - wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de schade af. |
De griffier, De rechter,
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Afschrift verzonden op:
Coll: M.P.O.
D: B
-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl