8-15-wraking-rechter- rechtspraak
Datum uitspraak: 26-07-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 8:16 van de Awb dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2010, LJN BJ9926, is een wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaand aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op zodanig tijdstip dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs nog kennis kon(den) nemen. Dit arrest is in lijn met de eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998, LJN AD2977.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl