Onderwerp:

Datum uitspraak: 12-04-2010
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Inhoudsindicatie: Criteria voorschotverlening bij voorlopige voorziening; voorschot planschadevergoeding. Bij wijze van voorlopige voorziening voorschot ad € 50.000,- gevraagd op uiteindelijke planschadevergoeding. Bij het antwoord op de vraag of er bij wijze van voorlopige voorziening plaats is voor toewijzing van een geldvordering dient aansluiting te worden gezocht bij het civiele recht. Dit betekent dat in voorlopige voorziening in beginsel alleen dan tot toewijzing van een geldvordering kan worden gekomen indien: 1. het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Bij het bestreden besluit is beslist dat verzoeker planschade heeft geleden, hoogte dient nog vastgesteld te worden. Planschade zal naar voorlopig oordeel niet onder gevorderde bedrag uitkomen, nu woonbebouwingsmogelijkheden op het in het centrum gelegen perceel met een oppervlakte van 200 m² volledig zijn vervallen. 2. er sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt getroffen. Reeds op 28 maart 2001 verzocht om planschadevergoeding. Na bestreden besluit van 11 mei 2009 nog geen derde adviseur benoemd, die gezamenlijk met twee door partijen benoemde adviseurs bindend advies over hoogte planschadevergoeding dient uit te brengen. Dit feit is met name toe te rekenen aan houding van door gemeente aangewezen deskundige. 3. in de afweging van de belangen van partijen mede het risico van onmogelijkheid van terugbetaling is betrokken. Restitutierisico is gelet op financiële situatie verzoeker aanwezig, echter uiteindelijke schadebedrag naar verwachting niet minder dan gevorderde voorschot. Toewijzing voorlopige voorziening.



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter stelt allereerst vast, dat aan de formele eis van connexiteit is voldaan,

Uit de functie van het connexiteitsvereiste vloeit echter ook voort dat daaraan ook in materiële zin dient te worden voldaan, hetgeen betekent dat de gevraagde voorlopige voorziening rechtstreeks betrekking moet hebben op het (connexe) bestreden besluit.

Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vereiste spoed in genoegzame mate is aangetoond.

Na afweging van vorenstaande beschreven feiten en omstandigheden, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter de onverwijlde spoed in dit geval met zich dat de gevraagde voorziening getroffen dient te worden.


Klik hier voor de hele uitspraak.