Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet bescherming persoonsgegevens
<     Naar vorige pagina                                                       Naar inhoudsopgave     >



Artikel 60College kan onderzoek instellen

1.Het College kan ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende, een onderzoek instellen naar de wijze waarop ten aanzien van gegevensverwerking toepassing wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de wet.

2.Het College brengt zijn voorlopige bevindingen ter kennis van de verantwoordelijke of de groep van verantwoordelijken die bij het onderzoek zijn betrokken en stelt hen in de gelegenheid hun zienswijze daarop te geven. Houden de voorlopige bevindingen verband met de uitvoering van enige wet, dan brengt het College deze tevens ter kennis van Onze Minister die het aangaat.

3.In geval van een onderzoek, ingesteld op verzoek van een belanghebbende, doet het College aan deze mededeling van zijn bevindingen, tenzij zodanige mededeling onverenigbaar is met het doel van de gegevensverwerking of de aard van de persoonsgegevens, dan wel gewichtige belangen van anderen dan de verzoeker, de verantwoordelijke daaronder begrepen, daardoor onevenredig zouden worden geschaad. Indien het mededeling van zijn bevindingen achterwege laat, zendt het de belanghebbende zodanig bericht als hem geraden voorkomt.



Artikel 61Toezicht op de naleving

1. Met het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 51, eerste lid zijn belast de leden en buitengewone leden van het College, de ambtenaren van het secretariaat van het College, alsmede de bij besluit van het College aangewezen personen.

2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

3. De in het eerste lid bedoelde personen behoeven voor de uitoefening van de in het tweede lid omschreven bevoegdheid de uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van het College, onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

4. Het College is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een bij of krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar.

5. Geen beroep is mogelijk op een geheimhoudingsplicht, voor zover inlichtingen of medewerking wordt verlangd in verband met de eigen betrokkenheid bij de verwerking van persoonsgegevens.

6. Het College is desgevraagd verplicht aan de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie alle medewerking te verlenen voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken.



Paragraaf 2. De functionaris voor de gegevensbescherming

Artikel 62Benoemen eigen functionaris

Een verantwoordelijke of een organisatie waarbij verantwoordelijken zijn aangesloten kan een eigen functionaris voor de gegevensbescherming benoemen, onverminderd de bevoegdheden van het College ingevolge hoofdstuk 9 en 10 van deze wet.



Artikel 63Natuurlijk persoon als functionaris benoemd

1. Als functionaris kan slechts worden benoemd een natuurlijke persoon die voor de vervulling van zijn taak over toereikende kennis beschikt en voldoende betrouwbaar kan worden geacht.

2. De functionaris kan wat betreft de uitoefening van zijn functie geen aanwijzingen ontvangen van de verantwoordelijke of van de organisatie die hem heeft benoemd. Hij ondervindt geen nadeel van de uitoefening van zijn taak. De verantwoordelijke stelt de functionaris in de gelegenheid zijn taak naar behoren te vervullen. De functionaris kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de verantwoordelijke gevolg dient te geven aan hetgeen in de tweede volzin is bepaald.

3. De functionaris oefent zijn taken eerst uit nadat de verantwoordelijke of de organisatie die hem heeft benoemd, hem heeft aangemeld bij het College. Het College houdt een lijst bij van aangemelde functionarissen.

4. De functionaris is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem op grond van een klacht of een verzoek van betrokkene is bekend geworden, tenzij de betrokkene in bekendmaking toestemt.



Artikel 64Functionaris ziet toe op verwerking persoonsgegevens

1. De functionaris ziet toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Het toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsgegevens door de verantwoordelijke die hem heeft benoemd of door de verantwoordelijken die zijn aangesloten bij de organisatie die hem heeft benoemd.

2. Indien op de verwerking een krachtens artikel 25 vastgestelde gedragscode van toepassing is, strekt het toezicht mede uit tot de naleving van deze code.

3. De verantwoordelijke of de organisatie als bedoeld in het eerste lid draagt zorg dat de functionaris ter vervulling van zijn taak over bevoegdheden beschikt die gelijkwaardig zijn aan de bevoegdheden zoals geregeld in Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. De functionaris kan aanbevelingen doen aan de verantwoordelijke die strekken tot een betere bescherming van de gegevens die worden verwerkt. In gevallen van twijfel overlegt hij met het College.



Hoofdstuk 10. Sancties

Paragraaf 1. Bestuursdwang

Artikel 65Bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang

Het College is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.



Paragraaf 2. Bestuurlijke boeten

Artikel 66Een bestuurlijke boete opleggen

1 Het College kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vierde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, derde lid, of 78, tweede lid, aanhef en onder a.

2 Het College kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6 tot en met 8, 9, eerste en vierde lid, 10, eerste lid, 11 tot en met 13, 16, 24, 33, 34, eerste, tweede en derde lid, 34a, 35, eerste lid, tweede volzin, tweede, derde en vierde lid, 36, tweede, derde en vierde lid, 38 tot en met 40, tweede en derde lid, 41, tweede en derde lid, 42, eerste en vierde lid, 76, 77 of 78, derde en vierde lid, alsmede van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

3 Het College legt geen bestuurlijke boete op wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 66, tweede lid, genoemde artikelen, dan nadat het een bindende aanwijzing heeft gegeven. Het College kan de overtreder een termijn stellen waarbinnen de aanwijzing moet worden opgevolgd.

4 Het derde lid is niet van toepassing indien de overtreding opzettelijk is gepleegd of het gevolg is van ernstig verwijtbare nalatigheid.

5 Het College kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht in geval van niet-nakoming van een bindende aanwijzing. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 67Beleidsregel

Het College overlegt voorafgaand aan het vaststellen van een beleidsregel omtrent de uitleg van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 66, tweede lid, genoemde artikelen met Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.



68 t/m 70 [Vervallen per 01-07-2009]



Artikel 71Werking beschikking wordt opgeschort

De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.



Artikelen 72 t/m 73
[Vervallen per 01-07-2009]




Artikel 74 [Vervallen per 01-01-2014]



Paragraaf 3. Strafrechtelijke sancties

Artikel 75Handelen in strijd met artikelen wordt gestraft

1 De verantwoordelijke die in strijd handelt met hetgeen bij of krachtens artikel 4, derde lid, of 78, tweede lid, is bepaald, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

2 De verantwoordelijke die een feit als bedoeld in het eerste lid, opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

3 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

4 Met de opsporing van de in dit artikel omschreven feiten zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast de door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren van het secretariaat van het College.



Hoofdstuk 11. Gegevensverkeer met landen buiten de Europese Unie

Artikel 76Gegevens worden naar een land doorgegeven

1. Persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die bestemd zijn om na hun doorgifte te worden verwerkt, worden slechts naar een land buiten de Europese Unie doorgegeven indien, onverminderd de naleving van de wet, dat land een passend beschermingsniveau waarborgt.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die zijn bestemd om na hun doorgifte te worden verwerkt naar een land buiten de Europese Unie worden doorgegeven, indien dat land partij is bij de op 2 mei 1992 te Oporto totstandgekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132), tenzij uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie voortvloeit dat deze doorgifte is beperkt of verboden.

3. Het passend karakter van het beschermingsniveau wordt beoordeeld gelet op de omstandigheden die op de doorgifte van gegevens of op een categorie gegevensdoorgiften van invloed zijn. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de aard van de gegevens, met het doeleinde of de doeleinden en met de duur van de voorgenomen verwerking of verwerkingen, het land van herkomst en het land van eindbestemming, de algemene en sectoriële rechtsregels die in het betrokken derde land gelden, alsmede de regels van het beroepsleven en de veiligheidsmaatregelen die in die landen worden nageleefd.



Artikel 77Doorgifte of een categorie van doorgiften kan plaatsvinden

1. In afwijking van artikel 76 kan een doorgifte of een categorie van doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen biedt voor een passend beschermingsniveau, plaatsvinden indien:
a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven;
b. de doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de verantwoordelijke, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
c. de doorgifte noodzakelijk is voor de sluiting of uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de verantwoordelijke en een derde gesloten of te sluiten overeenkomst;
d. de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht;
e. de doorgifte noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene, of
f. de doorgifte geschiedt vanuit een register dat bij wettelijk voorschrift is ingesteld en dat door een ieder dan wel door iedere persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, voor zover in het betrokken geval is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor raadpleging;
g. gebruik wordt gemaakt van een modelcontract als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281).

2. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister, gehoord het College, een vergunning geven voor een doorgifte of een categorie doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt. Aan de vergunning worden de nadere voorschriften verbonden die nodig zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van personen, alsmede de uitoefening van de daarmee verband houdende rechten te waarborgen.



Artikel 78Minister stelt Commissie van de EG in kennis

1. Onze Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a. de gevallen waarin, naar zijn oordeel, een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt in de zin van artikel 76, eerste lid, en
b. van een vergunning als bedoeld in artikel 77, tweede lid.

2. Indien zulks voortvloeit uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bepaalt Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling of bij besluit dat:
a. de doorgifte naar een land buiten de Europese Unie is verboden, of,
b. een op grond van artikel 77, tweede lid, verleende vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd.

3. Aan een derde land, waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat het waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt kunnen, onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, persoonsgegevens worden doorgegeven.

4. In afwijking van het derde lid kan de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat het waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling of bij besluit, gehoord het College, worden opgeschort, teneinde personen bij de verwerking van persoonsgegevens te beschermen in de gevallen waarin:
a. een bevoegde autoriteit in het derde land tot de conclusie is gekomen dat de desbetreffende ontvanger in strijd met de toepasselijke normen voor gegevensbescherming handelt;
b. het zeer waarschijnlijk is dat niet aan de normen voor gegevensbescherming wordt voldaan, er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de bevoegde autoriteit in het derde land niet tijdig passende maatregelen neemt of zal nemen om het desbetreffende probleem op te lossen, de voortzetting van de doorgifte een dreigend gevaar voor ernstige schade aan de betrokkene inhoudt en het College voldoende inspanningen heeft geleverd om de in het derde land gevestigde verantwoordelijke in kennis te stellen van zijn bevindingen en hem gelegenheid heeft geboden op die bevindingen te reageren.

5. De ministeriële regeling, onderscheidenlijk het besluit, bedoeld in het vierde lid, blijft van kracht tot vaststaat dat de normen voor gegevensverwerking worden nageleefd en het College daarvan in kennis is gesteld door de desbetreffende bevoegde autoriteit, in een geval als bedoeld in het vierde lid, onder a, dan wel het College dit heeft vastgesteld in een geval als bedoeld in het vierde lid, onder b. Het College brengt zijn bevindingen ter kennis van Onze Minister van Justitie.

6. De in het eerste lid, onder a en b, bedoelde kennisgevingen worden gepubliceerd in de Staatscourant.



Hoofdstuk 12. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 79

1.Binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet worden de gegevensverwerkingen die op dat tijdstip reeds plaatsvonden, in overeenstemming gebracht met deze wet en worden deze gemeld als bedoeld in artikel 27 bij het College of de functionaris. Bij algemene maatregel van bestuur kan de termijn, bedoeld in de eerste volzin, worden verlengd tot ten hoogste drie jaren voor wat betreft de verplichting tot melding.

2.Voor de aanpassing van de verwerking van bijzondere gegevens aan paragraaf 2 van hoofdstuk 2 geldt een termijn van drie jaren met dien verstande dat voor verwerkingen die al plaatsvonden en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van overeenkomsten tot stand gekomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, niet opnieuw toestemming behoeft te worden gevraagd als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a.

3.Artikel 32, tweede lid, is niet van toepassing op de verwerkingen als bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, die reeds plaatsvonden op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, onderscheidenlijk van de wet of de algemene maatregel van bestuur waarbij zij zijn aangewezen.



Artikel 80

Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.



Artikel 81

De Wet persoonsregistraties wordt ingetrokken.



Artikel 82

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.



Artikel 83

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming persoonsgegevens.

-

De wet bescherming persoonsgegevens is voor het laatst geactualiseerd op: 10 april 2018.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar inhoudsopgave     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl