wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
Bron: www.rechtspraak.nl.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws
Datum en nieuws - oktober 2010:
27 oktober 2010 Vrijspraak in moordzaak Alphen aan den Rijn 'Het gerechtshof in Den Haag heeft op 27 oktober 2010 een 41-jarige man vrijgesproken van de moord op Tamara Wolvers. Het Haagse hof is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. In de zomer van 2006 is in Alphen aan den Rijn de 28-jarige Tamara Wolvers op uiterst gewelddadige wijze om het leven gebracht. De verdachte G., die eerder getrouwd is geweest met een tante van het slachtoffer, is in 2008 door de rechtbank Den Haag vrijgesproken voor de moord op het slachtoffer. Ook het hof in Den Haag is thans van oordeel dat, ondanks nieuw DNA-onderzoek, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte Tamara Wolvers van het leven heeft beroofd en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. Het hof heeft bij de beslissing onder meer overwogen dat resultaten van het in deze zaak verrichte DNA-onderzoek, deels en voor zover al als daderspoor aan te merken, hooguit als ondersteunend bewijs kunnen worden gebruikt en dan alleen nog indien dit bewijs voldoende ondersteuning vindt in ander wettig en overtuigend bewijs. Dit redengevend bewijs ontbreekt naar het oordeel van het hof'. |
21 oktober 2010 Uitspraak gerechtshof Arnhem in de zaak Tano Jansen 'Het Gerechtshof Arnhem heeft vandaag uitspraak gedaan in de zaak Tano Jansen. Net als de Rechtbank Zutphen veroordeelt het hof vier verdachten tot gevangenisstraffen met een voorwaardelijk deel en een verplichte behandeling. De vier verdachten moeten ook een schadevergoeding betalen aan de moeder van Tano Jansen van ruim €10.000 wegens de kosten van de begrafenis. Het hof spreekt, eveneens net als de rechtbank Zutphen, een vijfde verdachte vrij van alle betrokkenheid bij de zaak. Vrijheidsberoving met dood tot gevolg Het hof veroordeelt R.G. en J.C. van P., W.T en de minderjarige J.G. van P. voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en het van de vrijheid beroofd houden van Tano Jansen met de dood tot gevolg. De verdachten hebben Tano Jansen van zijn vrijheid beroofd door hem op zondag 21 juni 2009 op te sluiten in een zeecontainer op een braakliggend industrieterrein in Apeldoorn. Vervolgens hebben zij Tano achtergelaten. Toen zij anderhalf tot twee uur later bij de zeecontainer terugkeerden om Tano te bevrijden, bleek Tano ten gevolge van een brand in de zeecontainer te zijn overleden. De brand moet zijn ontstaan doordat Tano in de container een aansteker heeft gebruikt. De vier verdachten hebben geen rol gespeeld bij het ontstaan van de brand. Zij hebben nooit de bedoeling gehad dat Tano zou komen te overlijden. Toch komt het overlijden van Tano voor hun rekening. Als een vrijheidsberoving de dood tot gevolg heeft, is dat strafverzwarend. Daarvoor hoeft niet bewezen te worden dat er opzet op die dood is geweest of dat het aan iemands schuld te wijten is dat de dood is ingetreden. Voldoende is dat er een causaal verband bestaat tussen de vrijheidsberoving en de dood en dat het redelijk is om de dood aan de dader van de vrijheidsberoving toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat aan beide eisen is voldaan. Alle vier de verdachten worden als medeplegers veroordeeld. Geen dood door schuld Het hof spreekt de vier verdachten vrij van de ten laste gelegde dood door schuld. Voor hen was de dood van Tano niet zó voorzienbaar dat de tenlastegelegde juridische schuld bewijsbaar is. Toen de verdachten terugkeerden bij de zeecontainer, was Tano al overleden. Dat zij het stoffelijk overschot van Tano toen hebben achtergelaten zonder iemand op de hoogte te brengen van het overlijden van Tano heeft niet bijgedragen aan het overlijden van Tano. Vrijspraak vijfde verdachte De vijfde verdachte, de minderjarige G.T., is overeenkomstig de eis van het openbaar ministerie vrijgesproken van zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de dood door schuld. Eerder was zij al door de rechtbank vrijgesproken. Zij is niet bij de vrijheidsberoving van Tano betrokken geweest. Zij is alleen opgehaald door de andere vier verdachten, waarna zij heeft gehoord dat Tano opgesloten zat. Zij is met de andere vier verdachten meegereden naar de zeecontainer. Toen zij daar aankwam was Tano echter al overleden. Straffen R.G. is voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en een aantal brandstichtingen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. J.C. van P. is voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en verduistering veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. W.T. is voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en een aantal brandstichtingen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. J. G. van P. (minderjarige) is voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving veroordeeld tot jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij alle vier de verdachten zijn aan het voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden verbonden. Alle vier de verdachten zijn veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de moeder van Tano Jansen van € 10.200,86 en hun is een schadevergoedings-maatregel opgelegd. Strafmotivering Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verschillende rollen van verdachten bij de vrijheidsberoving terwijl in de zaken van R.G, W.T en J.C. van P. ook nog andere feiten bewezen zijn verklaard. Ook is rekening gehouden met de uiteenlopende justitiële documentatie van de verdachten. Het hof heeft overwogen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan een ernstig strafbaar feit door Tano in de zeecontainer op te sluiten en opgesloten te houden. Tano zat in een donkere container opgesloten zonder dat hij enig idee had of en zo ja, wanneer de verdachten terug zouden komen. Hij beschikte niet over een telefoon om zelf hulp te zoeken. In de container is brand ontstaan. Tano is overleden aan koolmonoxidevergiftiging en het inademen van hete lucht en rook. Dit overlijden komt voor rekening van verdachten, ook al hebben zij dat gevolg niet gewild. Het hof rekent het de verdachten ook aan dat ze niet direct alarm hebben geslagen toen zij het slachtoffer levenloos in de container aantroffen. Door hun mond te houden hebben zij de familie van Tano geruime tijd in onzekerheid gelaten. De gevolgen van het feit binnen het gezin van Tano, zoals die ook door de moeder van Tano Jansen zijn verwoord in haar schriftelijke slachtofferverklaring, zijn aangrijpend en het verdriet om de dood van Tano is heel groot. Ook hebben de verdwijning van Tano Jansen, zijn dood en de manier waarop hij om het leven is gekomen tot grote beroering in de samenleving geleid. Het hof heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. Alle vier waren zij ten tijde van het gebeuren nog zeer jong. Een van hen was zelfs nog minderjarig. Uit psychiatrische en psychologische onderzoeken is gebleken dat bij alle vier de verdachten sprake is van ernstige problematiek. Vanwege hun gebrekkige geestvermogens en/of hun gebrekkige ontwikkeling kan wat bewezen is hun niet volledig worden toegerekend. Zij moeten allen verplicht een langdurige behandeling ondergaan. Tenslotte heeft het hof er ook rekening mee gehouden dat de verdachten de dood van Tano nooit hebben gewild en dat zij hun verdere leven belast zijn met de rol die zij bij zijn dood hebben gespeeld. Gelet op onder meer het feit dat het hof de verdachten heeft vrijgesproken van dood door schuld, zijn de opgelegde straffen lager dan de straffen die door het openbaar ministerie waren geëist'. |
20 oktober 2010 Beperking klokgelui niet in strijd met godsdienstvrijheid 'De rechtbank Breda heeft de gemeente Tilburg in het gelijk gesteld in een geschil over het luiden van de klok van de Margarita Maria Alacoquekerk in Tilburg. Volgens de rechtbank mag de gemeente pastoor Harm Schilder verbieden om de klok gedurende een deel van het etmaal boven een bepaald geluidsniveau te luiden. Dit op straffe van een dwangsom van 5.000 euro per geconstateerde overtreding, met een maximum van 50.000 euro. De beperkingen die de gemeente Tilburg in haar Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan het geluidsniveau van de kerkklok heeft gesteld, zijn volgens de rechtbank niet in strijd met (grond)wettelijke regels. Tussen 23.00 uur en 7.30 uur moet het klokgelui gedempt worden. Van 23.00 uur tot 7.00 uur geldt het nachtelijke geluidsniveau en tussen 7.00 uur en 7.30 uur geldt een wat hoger geluidsniveau. Ook hiermee kan de pastoor in ieder geval een aantal parochianen bereiken. Van 7.30 uur tot 23.00 uur gelden voor het luiden van de kerkklokken helemaal geen beperkingen. De rechtbank volgt de pastoor dan ook niet in zijn standpunt dat de geluidsbeperking in de APV de belijdenis van godsdienst in feite onmogelijk maakt. De stelling van de pastoor dat hij het geluid van de klokken niet kan dempen, vindt de rechtbank onvoldoende aannemelijk. De pastoor van de Margarita Mariakerk in Tilburg leidt al jaren dagelijks om 7.30 uur een kerkdienst. Daarvoor luidt hij vanaf 7.15 uur de klok. Een aantal omwonenden ondervindt hinder van dit klokgelui en heeft aan de gemeente gevraagd om hieraan een einde te maken. Een eerder verbod van het klokgelui werd door de rechtbank in 2007 vernietigd. Daarna paste de gemeente Tilburg de APV aan. De gemeente constateerde in 2009 enkele malen dat de geluidsnorm was overtreden, en gelastte de pastoor om het klokgelui binnen de grenzen te houden. De pastoor stelde hiertegen beroep in bij de rechtbank'. |
19 oktober 2010 Twaalf maanden jeugddetentie en PIJ-maatregel voor hoofdverdachte Urk 'De meervoudige strafkamer van de rechtbank te Lelystad heeft op 19 oktober 2010 uitspraak gedaan in de “Urker zaken”. De hoofdverdachte is veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie en de PIJ-maatregel. De twee medeverdachten zijn vrijgesproken. Moord De hoofdverdachte heeft bekend dat hij op 17 november 2009 Dirk Post in het Urkerbos om het leven heeft gebracht, maar ontkende dat hij daartoe al vooraf het voornemen had. De rechtbank vond echter wel bewezen dat hij het slachtoffer Dirk Post niet alleen met opzet, maar ook met voorbedachten rade, dat wil zeggen na een vooraf genomen besluit daartoe, met messteken om het leven heeft gebracht. Jeugddetentie en PIJ-maatregel De hoofdverdachte, de destijds 15-jarige Jaap van der H., die sinds 20 november 2009 in voorlopige hechtenis zit, is voor moord veroordeeld tot de maximale straf van 12 maanden jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). De PIJ-maatregel heeft een wettelijke termijn van twee jaren en kan op vordering van de officier van justitie vervolgens door de rechtbank worden verlengd, tot maximaal zes jaren. Vrijspraak medeverdachten De beide medeverdachten in deze zaak, Jacob van U. en Jelle Pieter R. (destijds respectievelijk 12 en 14 jaar oud) werden door de rechtbank vrijgesproken van medeplichtigheid aan de moord. De rechtbank was van oordeel dat hun geen strafrechtelijk verwijt te maken valt'. |
14 oktober 2010 Het hof wijst verzoek tot strafvervolging in “eigen vuur”-incident Afghanistan af 'De militaire beklagkamer van het gerechtshof Arnhem heeft vandaag uitspraak gedaan in een zogeheten artikel 12 Sv-procedure. In die procedure is door de ouders van twee in Afghanistan door eigen vuur omgekomen militairen (korporaal P. en soldaat S.) verzocht de strafvervolging te bevelen van twee andere militairen die bij dat fatale incident betrokken zijn geweest. Het gaat om korporaal K., die een melding heeft gedaan van vier personen op 800 meter afstand en om luitenant-kolonel H., die uiteindelijk het bevel tot vuren heeft gegeven. Achteraf is gebleken dat het bevel tot vuren is gegeven op basis van een verkeerde plaatsbepaling en dat de schoten zijn afgevuurd op eigen militairen. Volgens de ouders van de omgekomen militairen dient korporaal K. strafrechtelijk te worden vervolgd omdat het aan zijn schuld te wijten is dat het bevel tot vuren gebaseerd is op een foutieve plaatsbepaling. Hij zou de melding vergezeld hebben laten gaan van een verkeerde plaatsbepaling. Luitenant-kolonel H. dient volgens de ouders strafrechtelijk te worden vervolgd omdat hij in de gegeven omstandigheden geen bevel tot vuren had mogen afgeven. De advocaat-generaal heeft in deze procedure het hof geadviseerd een gerechtelijk vooronderzoek te bevelen. In haar ogen is er onvoldoende duidelijkheid over de toedracht. Om uiteindelijk te kunnen bepalen of een strafrechtelijke vervolging haalbaar is en om lessen te trekken voor de toekomst, acht zij nader onderzoek naar de toedracht noodzakelijk. Het hof heeft het beklag afgewezen. Daarbij is voorop gesteld dat in deze procedure slechts de vraag voorligt of er voldoende duidelijkheid bestaat over de toedracht en of er een voldoende verdenking bestaat om de strafrechtelijke vervolging te kunnen bevelen. Een analyse van eventuele collectieve fouten op operationeel niveau, waaruit lessen voor de toekomst kunnen worden getrokken, valt daar buiten. Het hof is van oordeel dat er voldoende duidelijkheid bestaat over de toedracht. Nader onderzoek zou een herhaling van zetten zijn en is daarom niet zinvol. De bekende feiten en omstandigheden rechtvaardigen echter geen strafvervolging, omdat het hof het onwaarschijnlijk acht dat op basis daarvan een veroordeling zal volgen voor een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Het hof heeft ter beoordeling daarvan gelet op de bijzondere context: een gespannen onrustige situatie ter plaatse met manoeuvres van vijandelijke troepen, waarin levens op het spel stonden en onder grote druk moest worden gepresteerd. Voorzover korporaal K. zijn melding vergezeld heeft laten gaan van een foutieve plaatsbepaling kan dat, in de gegeven omstandigheden, niet worden aangemerkt als het in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig handelen. Luitenant-kolonel H. heeft met voldoende voorzorg het bevel tot vuren gegeven. Hij heeft vastgesteld dat de plaatsbepaling niet kon worden gekoppeld aan Nederlandse eenheden en heeft op basis van zijn ervaring de kans als reëel in geschat dat sprake was van oppositionele troepen. Dat de plaatsbepaling foutief bleek te zijn en dat er geen zekerheid bestond over de aanwezigheid van wapens bij de gesignaleerde personen kan hem, in de gegeven omstandigheden, niet worden tegengeworpen'. |
12 oktober 2010 Zwembadvader veroordeeld wegens dood door schuld 'Een 47-jarige man uit Amsterdam is vandaag veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en 180 uur werkstraf voor de verdrinkingsdood van een 7-jarig jongetje, schoolgenoot van zijn dochtertje. De man was een jaar geleden met vier kleine kinderen, waaronder het jongetje en zijn dochtertje, gaan zwemmen in het Amstelveense zwembad De Meerkamp. Hij wist niet of het jongetje kon zwemmen of een zwemdiploma had en heeft daar bij zijn moeder ook geen navraag naar gedaan. Terwijl de kinderen in het zwembad speelden is de man naar de sauna in het zwembad gegaan en daar vier tot vijf minuten blijven zitten tot hij geroepen werd omdat het jongetje verdronk. Volgens de rechtbank is de dood van het jongetje aan de schuld van de man te wijten. Een volwassene die naar een zwembad gaat met een aan zijn zorg toevertrouwd kind, waarvan niet bekend is of dit kan zwemmen, mag dat kind niet alleen laten in het zwembad. De man had zich van de risico's bewust moeten zijn, omdat zijn eigen dochtertje ook niet kon zwemmen. Ook haar liet hij alleen toen hij naar de sauna ging. Het algemene toezicht in het zwembad ontsloeg de man niet van de eigen verantwoordelijkheid om de onder zijn hoede vallende kinderen in de gaten te houden. De rechtbank vindt het gedrag van de man zeer onvoorzichtig, onoplettend en nalatig, waardoor het noodlottige ongeval heeft kunnen gebeuren. De nabestaanden is door de dood van het jongetje immens leed toegebracht; zij zullen voor altijd dat gemis moeten dragen. Voor de strafoplegging heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij opgelegde straffen in vergelijkbare gevallen'. |
8 oktober 2010 Twaalf en tien jaar cel voor opzettelijk veroorzaken aanrijding 'De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft zojuist twee mannen van 22 jaar en 21 jaar uit Venlo en Nistelrode veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en tien jaar wegens het medeplegen van moord. De rechtbank acht bewezen dat de mannen op 1 oktober 2009 opzettelijk een aanrijding veroorzaakten in Erp waarbij een medewerker van TNT Post om het leven kwam. Daarnaast legt de rechtbank de 22-jarige bestuurder de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid op van tien jaar. Volgens de rechtbank staat vast dat de 22-jarige achter het stuur zat van een auto die stilstond in een zijstraat. Zodra de 21-jarige -die met een telefoon in de hand bij de hoofdrijbaan stond- dat aangaf, reed hij de hoofdweg op om te proberen een aanrijding te veroorzaken met een aankomende auto. Gelet op alle feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de mannen zo probeerden verzekeringspenningen te innen. Volgens de rechtbank handelden de mannen met voorbedachte raad en is er sprake van moord omdat ze de aanmerkelijke kans dat iemand om het leven zou komen op de koop toe namen. De 22-jarige probeerde driemaal voor de fatale aanrijding al een auto aan te rijden. De mannen hadden dus steeds de gelegenheid zich te bezinnen en van hun plan af te zien. Eerder eiste de officier van justitie een celstraf van veertien jaar voor beide verdachten. De rechtbank oordeelt echter dat de mannen niet het doel hadden om iemand om het leven te brengen, al namen ze de kans daarop wel voor lief. De rechtbank acht een gevangenisstraf van twaalf jaar voor de bestuurder op z’n plaats. Daarbij houdt de rechtbank er onder meer rekening mee dat de verdachte niet laat blijken met de nabestaanden mee te leven. De medepleger krijgt twee jaar minder celstraf opgelegd. "Immers, wanneer de een kijkt en het sein geeft, hoeft de ander nog niet te gaan rijden. Dit rijden is voor de rechtbank een nieuw, strafwaardig en fataal beslismoment."' |
6 oktober 2010 Hof spreekt Ina Post vrij in herzieningsprocedure 'Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch spreekt de toenmalige bejaardenverzorgster Ina Post vrij van het doden van een 89-jarige vrouw en het valselijk innen van haar kascheques. De bejaarde vrouw werd op 22 augustus 1986 dood aangetroffen in een ouderencomplex in Leidschendam. De dag erna werden op haar naam staande kascheques verzilverd. De rechtbank ’s-Gravenhage veroordeelde Ina Post hiervoor op 9 december 1986; in hoger beroep bevestigde het hof ’s-Gravenhage dit vonnis op 25 mei 1987. Na een herzieningsverzoek verwees de Hoge Raad op 23 juni 2009 de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zette het nieuwe onderzoek in herziening breed op. Het hoorde op meerdere zittingsdagen getuigen en deskundigen, voegde het verslag van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) en de bijlagen aan het dossier toe, liet nader forensisch technisch onderzoek verrichten evenals naspeuringen in het gemeentearchief van Leidschendam. Daarbij kwamen de tactische journaals te voorschijn waarover de CEAS niet beschikte. Het belangrijkste bewijs voor de eerdere veroordelingen werd gevormd door de bekentenissen van Post. Het hof is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de bekennende verklaringen van Post tot stand zijn gekomen onder invloed van een bijzondere psychische toestand. Daarnaast stelt het hof vast dat de bekennende verklaringen van Post over het plaatsen van haar handtekeningen op de verzilverde kascheques kennelijk onjuist zijn. Deze kennelijke onjuistheid maakt - samen met de bijzondere psychische toestand van Post en het ontbreken van ieder steunbewijs - dat het hof die bekentenissen onvoldoende betrouwbaar acht. Nu de bekentenissen niet bruikbaar zijn voor het bewijs resteert onvoldoende bewijsmateriaal om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof vernietigt het arrest van gerechtshof ’s-Gravenhage van 25 mei 1987 en spreekt Post vrij van de ten laste gelegde feiten. Verder overweegt het hof in zijn uitspraak dat niet aannemelijk is geworden dat de politie ter benadeling van Post ontlastend materiaal buiten het dossier heeft gehouden. Evenmin acht het hof het aannemelijk dat door de wijze van detentie en door de manier van verhoren ontoelaatbare druk op Ina Post is uitgeoefend. Ten slotte stelt het hof nog vast dat het onderzoek bij aanvang zich niet uitsluitend gericht heeft op Ina Post, maar dat diverse onderzoeksrichtingen zijn onderzocht'. |
5 oktober 2010 Politie mag kentekens gebruiken voor bestrijding drugscriminaliteit 'Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is van oordeel dat de politie gebruik mag maken van de controlebevoegdheid uit de Wegenverkeerswet voor de bestrijding van drugscriminaliteit. Het controleren van wagens op drugs mag echter niet het enige doel zijn van de verkeerscontrole. De controle moet ook de bepalingen uit de Wegenverkeerswet naleven, bijvoorbeeld door het vorderen van inzage van het rijbewijs. Project Waakzaam Twee In het najaar van 2009 is de Politie Limburg-Zuid gestart met ‘Waakzaam Twee’, waarbij gebruik wordt gemaakt van automatische nummerplaatcontrole. In het kader van dit project vonden ter verhoging van de veiligheid in de regio Limburg-Zuid - in het bijzonder door het bestrijden van de overlast die wordt veroorzaakt door uit Frankrijk afkomstige zogenaamde drugkoeriers - controleacties plaats op en rond de verkeersstromen in het gebied Limburg-Zuid. De controleacties richtten zich onder andere op personen die zich mogelijk schuldig maken aan overtreding van de Opiumwet. De gescande kentekens worden vergeleken met een eigen databank. Als een nummerplaat daarbij gekoppeld kan worden aan iemand met een (vermoedelijke) criminele (drugs)achtergrond, wordt de wagen voor een verkeerscontrole aangehouden en uitvoerig geïnspecteerd op grond van de Wegenverkeerswet'. |
4 oktober 2010 Acht jaar cel voor poging tot moord en een gewapende overval 'De meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem heeft een 22-jarige man veroordeeld voor poging tot moord en poging tot diefstal met bedreiging met geweld. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de man op klaarlichte dag gemaskerd met een bivakmuts en bewapend met een geladen pistool een willekeurige winkel binnen is gegaan om een overval te plegen. Hij heeft tegen het slachtoffer gezegd 'dit is een overval, ik wil geld, anders schiet ik, maak de kassa open' en heeft het pistool op het slachtoffer gericht. Tevens heeft hij eenmaal geschoten in de richting van een stelling. Vervolgens is hij de winkel uitgevlucht. De eigenaar van de winkel heeft direct de achtervolging ingezet. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte nog meerdere malen geschoten: eenmaal op de auto waarin aangever zich toen bevond en vervolgens eenmaal in de lucht. Ten slotte heeft verdachte gericht op het slachtoffer geschoten. Daarbij is het slachtoffer door de kogel in de borststreek getroffen. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf benadrukt dat het hier gaat om ernstige feiten die voor het slachtoffer een zeer angstaanjagende ervaring geweest, die grote indruk heeft gemaakt. Een schietpartij op straat, op klaarlichte dag, gericht tegen een willekeurige winkelier veroorzaakt in de samenleving in het algemeen soortgelijke onveiligheidsgevoelens. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft daar bij het opleggen van de straf rekening mee gehouden. De rechtbank komt daarom tot een enigszins lagere straf dan door de officier van justitie geëist, waarbij aansluiting is gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De man is veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf'. |
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl