Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BP0577, Gerechtshof Leeuwarden , 200.065.560

Datum uitspraak: 30-11-2010
Inhoudsindicatie: Raad is bevoegd zonder tussenkomst van een advocaat hoger beroep in te stellen, verweer dat WSJ onbevoegd is ingetrokken, zodat ook aan verweer dat de informatie onrechtmatig is verkregen de grond is komen te ontvallen.





Uitspraak
Beschikking d.d. 30 november 2010
Zaaknummer 200.065.560

HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden

Beschikking in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem,
gevestigd te Haarlem,
appellant,
hierna te noemen: de raad,

tegen

[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. B. de Haan, kantoorhoudende te Apeldoorn,
thans mr. H.W.M. van den Heiligenberg, kantoorhoudende te Utrecht,

Belanghebbenden:

1. [naam vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,

2. [naam pleegouders],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de pleegouders,

3. William Schrikker Jeugdbescherming,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: WSJ,

4. Bureau Jeugdzorg,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: BJZ.





Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 18 februari 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van de raad om de moeder te ontheffen van het gezag over de [naam minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), geboren op [2007] te [plaats], en de voogdij namens BJZ aan WSJ op te dragen, afgewezen.





Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 17 mei 2010, heeft de raad verzocht de beschikking van 18 februari 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over [minderjarige 1] toe te wijzen en WSJ namens BJZ met de voogdij over [minderjarige 1] te belasten.

Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 12 juli 2010, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de raad ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de raad niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, althans het door de raad ingestelde hoger beroep niet gegrond te verklaren en de beschikking van 18 februari 2010 te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling of verbetering der gronden.

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken.

Ter zitting van 21 oktober 2010 is de zaak behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de hierna onder r.o. 2 vermelde zaak met het nummer 200.068.479. Verschenen zijn de moeder (tegen het einde van de zitting), bijgestaan door haar advocaat, de heer W. Kelderhuis namens de raad, en de pleegouders. Namens WSJ zijn verschenen [naam medewerker] en [gezinsvoogd]. De vader is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting verschenen.





De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de vader en de moeder is [minderjarige 1] geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [minderjarige 1]. [minderjarige 1] is na zijn geboorte in een crisispleeggezin geplaatst. Op 23 mei 2007 zijn de moeder en [minderjarige 1] geplaatst in een 24-uurs begeleid Moeder&Kind unit te Hoorn. Op 25 juni 2007 is [minderjarige 1] teruggeplaatst in het crisispleeggezin. Sinds 22 augustus 2007 verblijft [minderjarige 1] in het huidige (perspectiefbiedend) pleeggezin.

2. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd, laatstelijk tot 23 maart 2011. De moeder is tegen deze beslissingen in hoger beroep gekomen. Deze zaak is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.068.479.

3. De raad heeft de rechtbank - bij verzoek van 8 juli 2009 - verzocht om de moeder te ontheffen van het gezag over [minderjarige 1] en geadviseerd om de voogdij namens BJZ te laten uitvoeren door WSJ.

4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". De raad is tegen deze beslissing in hoger beroep gekomen.

De overwegingen
* t.a.v. de bevoegdheid van de raad
5. De moeder heeft in haar verweerschrift betoogd dat de raad niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, aangezien het beroepschrift niet door een advocaat is ingediend. Het hof volgt de moeder niet in deze stelling. Blijkens artikel 1:243 lid 4 BW kan de raad in verzoekschriftprocedures - zoals de onderhavige - in rechte optreden zonder tussenkomst van een advocaat. De raad is derhalve ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.

* t.a.v. de bevoegdheid van WSJ
6. In het verweerschrift heeft de moeder zich op het standpunt gesteld dat BJZ de bevoegdheden niet kan overdragen aan WSJ en WSJ derhalve onbevoegd is deze bevoegdheden uit te voeren. De feitelijke uitvoering van WSJ was volgens de moeder onrechtmatig, waardoor de informatie die de raad van WSJ heeft ontvangen onrechtmatig was verkregen. De raad had, naar de mening van de moeder, van deze informatie geen gebruik mogen maken waardoor de raad niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft (de raadsman van) de moeder de standpunten omtrent de bevoegdheid van WSJ ingetrokken. Aangezien de bevoegdheid van WSJ niet langer in geding is en er van onrechtmatige inmenging van WSJ dus geen sprake (meer) is, is eveneens de onrechtmatigheid aan de verkregen informatie van WSJ ontvallen, wat daar inhoudelijk ook van zij. Het hof zal derhalve aan dit verweer voorbij gaan.

* t.a.v. de ontheffing van het gezag
7. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:266 BW kan een ouder worden ontheven van het gezag over zijn kind op de grond dat de ouder ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daartegen niet verzet. Op grond van het bepaalde in artikel 1:268 lid 1 BW kan een ontheffing niet worden uitgesproken indien de ouder zich tegen de ontheffing verzet. Deze regel lijdt slechts uitzondering indien er sprake is van een van de situaties als bedoeld in lid 2 onder a tot en met d van dit artikel.

8. Op grond van artikel 1:268 lid 2 aanhef en onder a BW kan een ontheffing, ondanks verzet van de ouder, worden uitgesproken indien na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden blijkt, of na een uithuisplaatsing krachtens het bepaalde in artikel 1:261 BW van meer dan een jaar en zes maanden gegronde vrees bestaat, dat deze maatregel - door ongeschiktheid of onmacht van de ouder om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen - onvoldoende is om de dreiging als bedoeld in artikel 1:254 BW af te wenden.

9. Uit het psychologisch onderzoek van juni 2010 verricht door drs. G.J. Douma-Palland en drs. L. van Asperen is gebleken dat bij de moeder sprake is van een posttraumatische stress stoornis en een persoonlijkheidsstoornis (kenmerken van borderline persoonlijkheidsstoornis en ontwijkende persoonlijkheidsstoornis). De psychiatrische problematiek van de moeder resulteert volgens de gezinsvoogdij-instelling in onvoorspelbaar gedrag en onvermogen in de betrouwbaarheid in het contact met anderen en het dragen van verantwoordelijkheden. De moeder heeft bovendien weinig inzicht in de behoeften van [minderjarige 1]. De raad heeft in zijn rapport van 2 juli 2009 aangegeven dat de moeder feitelijk niet in staat is om [minderjarige 1] op te voeden. De moeder heeft, zo overweegt de raad, moeite om haar eigen leven te organiseren en kan daarbij niet belast worden met de zorg voor [minderjarige 1]. Ter zitting heeft de raad daar nog aan toegevoegd dat de moeder onvoldoende openstaat voor hulpverlening en dat zij zich blijvend verzet tegen de plaatsing in het pleeggezin, hetgeen voor [minderjarige 1] te veel spanningen oplevert.

10. Gelet op de problematiek van de moeder is er geen zicht op terugplaatsing van [minderjarige 1] bij de moeder. [minderjarige 1] verblijft reeds lange tijd - sinds 22 augustus 2007 - in het huidige pleeggezin. Er is geen sprake van rust vanwege alle procedures die gevoerd worden omtrent (de verlenging van) de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1]. Het is in strijd met het belang van [minderjarige 1] als de moeder omtrent zijn verblijfplaats blijft strijden. Het zou in het belang van [minderjarige 1] zijn als de moeder blijk zou geven van haar duurzame bereidheid om [minderjarige 1] definitief in het pleeggezin te laten verblijven. [minderjarige 1] heeft recht op duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief en een ongestoorde hechting in het pleeggezin.

11. Naar aanleiding van hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor de verzochte ontheffing is voldaan. Ten overvloede wenst het hof nog op te merken dat een ontheffing niet zal betekenen dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] teniet zal worden gedaan. Zoals ook ter zitting is gebleken is juist de intentie van de betrokken partijen (onder meer de raad en de gezinsvoogdij-instelling) om de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] te blijven stimuleren, omdat die in het belang van [minderjarige 1] is. Daarbij is de verwachting dat die omgang, als de ontheffing zal zijn geëffectueerd, zal verbeteren, omdat de voortdurende strijd van de moeder daarbij een voortdurende spanningsbron vormde die een goed inhoudelijk contact belemmerde.

Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.





De beslissing
Het gerechtshof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep;

en opnieuw beslissende:
ontheft de moeder van het ouderlijk gezag over de [naam minderjarige 1], geboren op [2007] te [plaats];

benoemt BJZ als voogd;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.





Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, voorzitter, G.M. van der Meer en E. Maan, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 november 2010 in bijzijn van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl