Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BP2697, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.019.673/01

Datum uitspraak: 13-10-2010
Inhoudsindicatie: Omgangsregeling. Ernstig nadeel; omgang ontzegd.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector


Uitspraak : 13 oktober 2010
Zaaknummer : 200.019.673/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-209



[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.M.L. Gijzen te Breda,

tegen

[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen.





VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 13 januari 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. In die beschikking is overwogen dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen en is de bestreden beschikking in zoverre vernietigd. Voorts heeft het hof overwogen dat niet beoordeeld kan worden of omgang met de man in het belang van de kinderen is en, indien dit wel het geval is, in welke vorm en frequentie de omgang gestalte zou moeten krijgen. Het hof heeft daarom de raad voor de kinderbescherming, regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de raad, verzocht een onderzoek in te stellen, daarover aan het hof te rapporteren en advies uit te brengen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 29 mei 2010 pro forma.

Nadien is bij het hof op 28 april 2010 van de zijde van de raad het raadsrapport van 27 april 2010 ingekomen.

Bij brief van 18 mei 2010 heeft het hof het raadsrapport doen toekomen aan partijen en hen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het raadsrapport.

Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 25 mei 2010 een reactie op het raadsrapport ingekomen.

Van de zijde van de man is bij het hof op 31 mei 2010 een reactie op het raadsrapport ingekomen.

Op 16 september 2010 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en namens de raad: mevrouw T. Philippart. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.





VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

Omgangsregeling

1. In geschil is de vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en:
[de minderjarige 1], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], hierna te noemen: [de minderjarige 1]
en
- [de minderjarige 2], geboren [in 2006] te [geboorteplaats], hierna te noemen: [de minderjarige 2],
hierna tevens gezamenlijk te noemen: de kinderen.

2. De raad concludeert in zijn rapport dat er ernstige bezwaren zijn tegen een omgangsregeling tussen de man en de kinderen. Deze bezwaren zijn volgens de raad gelegen in een aantal factoren. Allereerst is er de angst die met name [de minderjarige 1] voor de man voelt. Deze angst is gebaseerd op de spanningen in het gezin toen de man daar nog deel van uitmaakte en op hetgeen [de minderjarige 1] heeft gezien en gehoord van het huiselijk geweld door de man. De leeftijd van [de minderjarige 2] maakt dat zij zich waarschijnlijk weinig kan herinneren van het huiselijk geweld. In die zin lijkt zij minder belast dan [de minderjarige 1], althans de effecten zijn bij haar (nog) niet zichtbaar. Volgens de raad moet de vrouw nog beginnen met de verwerking van het huiselijk geweld. Het is onduidelijk wanneer de vrouw zo ver zal zijn dat zij in staat is om de kinderen te ondersteunen bij contact met de man. De twee oudere broers van de kinderen zijn eveneens geconfronteerd met huiselijk geweld en ondervinden daarvan nog steeds de gevolgen. De raad wijst erop dat hun beleving, evenals de beleving van de vrouw, meespeelt in het gezinsfunctioneren. Contact met de man zal voor het hele gezin een hernieuwde confrontatie betekenen met de traumatische gebeurtenissen uit het verleden, hetgeen volgens de raad kan leiden tot een verergering van de aanwezige problemen. De raad is van mening dat het risico dat omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen in hoge mate aanwezig is. Vooralsnog bestaat er voor de raad onduidelijkheid over de stabiliteit van de man. De man zegt dat hij veel heeft geleerd, maar hij kan dit niet concreet maken. De raad betwijfelt of de man tot wezenlijk andere inzichten is gekomen ten aanzien van zijn eigen gedragingen. Naar het oordeel van de raad geeft de man weinig blijk van inzicht in de belevingswereld van de kinderen nu hij slechts zijn eigen wens tot contact als criterium neemt. De man lijkt nog niet in te zien wat zijn handelen bij de kinderen heeft teweeggebracht. Dit is volgens de raad een extra factor die van negatieve invloed kan zijn op de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. Op dit moment ziet de raad geen mogelijkheden om de bezwaren tegen een omgangsregeling op te heffen. De raad adviseert het hof dan ook de man het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen.

3. De man heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij teleurgesteld is over de uitkomst van het raadsonderzoek. Naar zijn mening zou geprobeerd moeten worden om begeleide omgang tussen hem en de kinderen te starten. De man wijst erop dat het negatieve beeld dat [de minderjarige 1] van hem heeft mogelijkerwijs door de vrouw in stand wordt gehouden. Volgens de man kan [de minderjarige 1] door begeleide omgang weer vertrouwen in hem krijgen. De man ziet niet in dat omgang ernstig nadeel zal opleveren voor [de minderjarige 2] omdat zij gezien haar jonge leeftijd geen herinneringen aan hem heeft. [de minderjarige 2] moet volgens de man de kans krijgen om hem te leren kennen. De man beseft dat het contact tussen hem en de kinderen heel voorzichtig moet worden opgebouwd.

4. De vrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich volledig kan vinden in het advies van de raad. Zij is van mening dat de man het recht op omgang met de kinderen dient te worden ontzegd. Volgens de vrouw heeft de man er geen idee van wat hij heeft aangericht bij haar en de kinderen. De vrouw heeft last van angstaanvallen. Het feit dat de vrouw keer op keer wordt geconfronteerd met de man valt haar heel erg zwaar. Wat de vrouw betreft heeft de man al zijn kansen op contact met de kinderen verspeeld. Zij heeft geen enkel vertrouwen meer in de man en haar weerstand tegen hem is zo groot dat bij haar elke draagkracht voor contact tussen hem en de kinderen ontbreekt. De vrouw wijst erop dat met name [de minderjarige 1] veelvuldig is blootgesteld aan geweld en nog volop bezig is met het verwerken van de traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Volgens de vrouw is het van groot belang dat [de minderjarige 1] wordt beschermd tegen verdere schade. De vrouw heeft er geen enkel vertrouwen in dat de man is veranderd en dat hij zijn agressie nu wel kan beteugelen.

5. Het hof zal deze zaak beoordelen in het licht van het per 1 maart 2009 gewijzigde en te dezen van toepassing zijnde artikel 1:377a Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 1:377a BW hebben een kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat recht op omgang met elkaar, tenzij er sprake is van één of meer van de gronden, zoals genoemd in het derde lid van dat artikel, op basis waarvan de rechter het recht op omgang ontzegt.

6. Uit de overgelegde stukken, met name het raadsrapport van 27 april 2010, en het verhandelde ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van het hof dat er zwaarwegende gronden zijn tegen omgang tussen de man en de kinderen. Gebleken is dat [de minderjarige 1] veel heeft meegekregen van het huiselijk geweld dat in haar bijzijn heeft plaatsgevonden. [de minderjarige 1] is hierdoor getraumatiseerd geraakt en zij is nog steeds erg angstig voor de man. Zowel [de minderjarige 1] als de vrouw en de twee oudere broers van de kinderen moeten nog toekomen aan de verwerking van de traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Een hernieuwde confrontatie met de man zal het verwerkingsproces van alle gezinsleden belemmeren en deze zal leiden tot een verergering van de aanwezige problemen. Naar het oordeel van het hof is het van zwaarwegend belang dat er thans rust komt in het gezin. Mede om die reden is er op dit moment geen mogelijkheid voor omgang tussen de man en de kinderen, ook niet in begeleide vorm. Het hof overweegt in dit kader nog dat ook een regeling waarbij er alleen omgang zou zijn tussen de man en [de minderjarige 2], een negatieve invloed zal hebben op het gezinssysteem. Bij zijn oordeel dat er geen basis is voor omgang tussen de man en de kinderen weegt het hof mee dat de man zijn daden blijft bagatelliseren en dat hij de impact van het huiselijk geweld lijkt te onderschatten. Het hof acht het zeer zorgwekkend dat de man geen of weinig inzicht heeft in de belevingswereld van de kinderen.

7. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat een omgangsregeling tussen de man en de kinderen ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. Het hof ziet dan ook aanleiding om de man het recht op omgang met de kinderen voor onbepaalde tijd te ontzeggen. Het hof geeft de man in overweging de vrouw en de kinderen de kans te geven de gebeurtenissen uit het verleden in alle rust te verwerken, zodat er mogelijk een basis kan ontstaan voor omgang in de toekomst.

Informatieregeling

8. De man heeft het hof ter terechtzitting verzocht om, in het geval geen omgangsregeling zal worden vastgesteld, een informatieregeling te bepalen waarbij de vrouw de man eenmaal per drie maanden schriftelijk dient te informeren over de kinderen en foto’s van de kinderen dient toe te sturen. Nog daargelaten dat de man zijn verzoek eerst ter terechtzitting heeft gedaan en de vrouw daartegen bezwaar heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen en de vrouw vereist dat de door de man verzochte informatieregeling niet wordt vastgesteld. Het hof overweegt daartoe dat het voor de vrouw zeer belastend zal zijn om steeds opnieuw in contact te moeten treden met de man. De vrouw zal hierdoor niet toekomen aan de verwerking van de door haar opgelopen trauma’s, hetgeen zijn weerslag zal hebben op de kinderen.

Getuigenverhoor

9. De man heeft het hof bij vermelde op 31 mei 2010 ingekomen brief verzocht om twee personen op te roepen voor een getuigenverhoor. Het hof zal dit verzoek, hetwelk ter terechtzitting overigens niet is herhaald, als onvoldoende gespecificeerd en niet ter zake dienend afwijzen.

10. Mitsdien beslist het hof als volgt.





BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

ontzegt de man het recht op omgang met de kinderen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.





Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Mink en Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl