Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN4218, Rechtbank Rotterdam , 347989 / HA ZA 10-436

Datum uitspraak: 30-06-2010
Inhoudsindicatie: letselschade, overlijdensschade, provisionele vordering, voorschot





Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht


zaaknummer / rolnummer: 347989 / HA ZA 10-436

Vonnis in incident van 30 juni 2010

in de zaak van

[eiseres],
wonende te Groningen,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.G.M. Abeln,

tegen

de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.L. Stolk.


Partijen zullen hierna [eiseres] en Allianz genoemd worden.





1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens conclusie van antwoord in het incident, met producties,
- de conclusie van repliek in het incident, met producties,
- de conclusie van dupliek in het incident.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.





2. De beoordeling in het incident

2.1. [eiseres] vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. [eiseres] vordert in dit kader veroordeling van Allianz tot betaling van een voorschot van € 50.000,00 op de in de hoofdprocedure vast te stellen schade. Allianz voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

2.2. Allianz beroept zich primair op niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar incidentele vordering. Zij wijst erop dat [eiseres] de verzekerde van Allianz, de heer [senior], vader van [eiseres], in strijd met artikel 7:954 lid 6 BW niet in het geding heeft geroepen.

2.3. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat Allianz geen belang heeft bij het in het geding roepen van de heer [senior]. Als productie 9 bij conclusie van repliek in het incident heeft [eiseres] een verklaring van 19 april 2010 van haar vader overgelegd waarin deze mededeelt dat hij volledig op de hoogte is van deze procedure tussen zijn dochter en Allianz en dat hij er geen behoefte aan heeft zijn eventuele belangen in deze procedure te behartigen.

2.4. De rechtbank is van oordeel dat het in de concrete omstandigheden van dit geval van zinloos formalisme zou getuigen [eiseres] ertoe te verplichten ter zake van de onderhavige incidentele vordering haar vader alsnog in het geding te roepen. De stelling van Allianz dat zij geen belang behoeft te hebben bij dit formele verweer omdat de wet een dergelijk criterium niet stelt, acht de rechtbank onjuist. Voor het antwoord op de vraag of Allianz een beroep op het artikel toekomt, is relevant of de wetgever met het opnemen van de onderhavige bepaling in de wet heeft beoogd (ook) belangen van aansprakelijkheids¬verzekeraars zoals Allianz te beschermen, alsmede of in dit concrete geval een dergelijk belang in het geding is. Allianz heeft de aanwezigheid van een dergelijk voor bescherming in aanmerking komend belang niet gesteld. Allianz heeft weliswaar aangevoerd dat de heer [[senior] in de procedure een toelichting zou moeten/kunnen verstrekken ten aanzien van het feit dat hij geen alimentatie voor [eiseres] betaald, maar de wettelijke instructie aan de benadeelde om (ook) de verzekerde in het geding te roepen, strekt er niet toe een dergelijk belang van Allianz te dienen. De bepaling zou dat belang ook niet kunnen dienen. Immers, ook indien [eiseres] haar vader in het geding roept, is deze niet verplicht in het geding te verschijnen. Indien de heer [senior] wel in het geding verschijnt, is bovendien niet in te zien waarom hij zich in de procedure zou moeten uitlaten omtrent de visie van Allianz ter zake van eventuele onderhoudsverplichtingen van hem jegens [eiseres]. Het door Allianz gedane beroep op niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar incidentele vordering wordt derhalve verworpen.

2.5. Hetgeen hiervoor is overwogen, neemt niet weg dat de rechtbank van oordeel is dat de wetgever op goede gronden heeft bepaald dat de benadeelde die ter zake van zijn schade door dood of letsel een rechtsvordering instelt tegen een aansprakelijkheidsverzekeraar - behoudens in de wet genoemde uitzonderingsgevallen - (ook) de verzekerde (tijdig) in het geding dient te roepen.

2.6. De rechtbank is voorts van oordeel dat [eiseres] voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.

2.7. Tussen partijen staan voor zover van belang de volgende feiten vast:

2.7.1. Op 1 mei 2004 is de moeder van [eiseres], mevrouw [moeder] overleden. Het overlijden van [moeder] was het gevolg van een ernstig ongeval dat plaatsvond op het schip van de vader van [eiseres], de heer [senior].

2.7.2. Mevrouw [moeder] en de heer [senior] hadden ten tijde van het ongeval al 20 jaar een LAT relatie. [eiseres] woonde ten tijde van het ongeval bij haar moeder op de Sijgersmaheerd 48 te Groningen.

2.7.3. Allianz was ten tijde van het ongeval de aansprakelijkheidsverzekeraar van de heer [senior]. [eiseres] heeft Allianz aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade door het derven van levensonderhoud (artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek (BW)).

2.7.4. Allianz heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend.

2.7.5. Beide partijen hebben deskundigen ingeschakeld teneinde de omvang van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ex artikel 6:108 BW te berekenen.

2.7.6. Het geschil tussen partijen betreft de te hanteren uitgangspunten voor de schadeberekening. [eiseres] heeft de schade doen berekenen op een bedrag van € 192.705,00. Allianz heeft doen berekenen dat [eiseres] geen schade heeft geleden of zal lijden.

2.7.7. Mevrouw [moeder] was ten tijde van het ongeval fulltime werkzaam als lerares. Haar bruto jaarinkomen bedroeg omstreeks € 41.000,00.

2.7.8. [eiseres] was ten tijde van het ongeval 17 jaar. Zij zat op de middelbare school. In 2005 en 2006 is [eiseres] uitgeloot voor de studie medicijnen. In 2007 is zij ingeloot voor deze studie.

2.7.9. De basisopleiding van de studie medicijnen duurt zes jaar, waarvan vier jaar theorie en twee jaar voor het doorlopen van co-schappen.

2.7.10. De woning waarin mevrouw [moeder] en [eiseres] woonden was het eigendom van mevrouw [moeder]. De WOZ-waarde van deze woning bedroeg in 2003 € 101.192,00. De resterende hypotheekschuld bedroeg per 31 december 2003 € 32.592,00. [eiseres] heeft deze woning geërfd. In 2004 is de resterende hypothecaire schuld afgelost uit een overlijdensuitkering.

2.8. De verplichting tot schadevergoeding ingevolge artikel 6:108 lid 1, aanhef en onder a, BW heeft een gemengd karakter. Enerzijds wordt de omvang van deze verplichting - die in beginsel strekt tot volledige schadevergoeding - bepaald door de bijdrage die de overledene zou hebben geleverd in het levensonderhoud van de nabestaande te vergelijken met de positie waarin de nabestaande daadwerkelijk is komen te verkeren. Daarbij dient in beginsel de gehele financiële positie van de nabestaande in aanmerking te worden genomen. Anderzijds zal de nabestaande aan artikel 6:108 BW slechts een vordering kunnen ontlenen voor zover bij deze sprake is van behoeftigheid, gerelateerd aan de specifieke situatie van de huishouding waarvan de overledene en de nabestaande deel uitmaakten.

2.9. Of [eiseres] een vordering op Allianz heeft, is in het bijzonder afhankelijk van het antwoord op de vraag wat de invloed op de schadebegroting dient te zijn die van het feit dat [eiseres] de door haar en haar moeder bewoonde woning van haar moeder heeft geërfd. Weliswaar zijn er ook andere geschilpunten tussen partijen, maar die hebben - zo blijkt uit de overgelegde producties - aanzienlijk minder invloed op de uitkomst van de schadeberekeningen.

2.10. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [eiseres] thans eigenaresse is van de woning die zij voor het ongeval samen met haar moeder bewoonde en die zij thans alleen bewoont haar behoefte aan levensonderhoud voor het overige niet vermindert. De visie van Allianz dat [eiseres] de mogelijkheid heeft om deze woning te verkopen of verhuren, althans dat het enkele eigenaar zijn van de woning een behoefteverminderend effect heeft hetwelk is uit te drukken in een over de onderhandse verkoopwaarde van de woning te berekenen fictief percentage, miskent naar het oordeel van de rechtbank dat [eiseres] deze woonruimte zowel voor als na het ongeval zelf in gebruik had/heeft. [eiseres] beschikt op deze wijze over een plek om te wonen, maar verder vermindert daardoor haar behoefte aan levensonderhoud niet. Van [eiseres] kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet gevergd worden deze woning te gelde te maken teneinde met de opbrengst in haar behoefte aan levensonderhoud te voorzien. Bij de beoordeling van de financiële positie van [eiseres] in het kader van de schadeberekening dienen uiteraard de werkelijke woonlasten in aanmerking te worden genomen, in welk verband van belang is dat de resterende schuld ter zake van de hypothecaire geldlening in 2004 is afgelost.

2.11. Allianz heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat [eiseres] niet alleen door haar moeder werd onderhouden, maar ook door vader [eiseres]. Na gemotiveerde betwisting van deze stelling door [eiseres], heeft Allianz deze stelling bij conclusie van dupliek in het incident echter niet gehandhaafd. Bij conclusie van dupliek in het incident onder 34 en volgende voert Allianz aan dat niettemin rekening dient te worden gehouden met een verplichting voor vader [eiseres] om te voorzien in het levensonderhoud van [eiseres]. Op [eiseres] rust in de visie van Allianz een schadebeperkingsplicht die meebrengt dat zij haar vader diende/dient aan te spreken op een verplichting om in haar levensonderhoud te voorzien. Uit hetgeen Allianz daaromtrent aanvoert, kan echter niet worden afgeleid dat vader [eiseres] in de relevante periode over de middelen beschikte om in het levensonderhoud van [eiseres] te kunnen voorzien. Uit de door [eiseres] als productie 10 bij conclusie van repliek in het incident overgelegde stukken van de Informatie Beheer Groep blijkt dat het verzamelinkomen van de heer [[senior] over 2005 € 299,00 bedroeg en over 2004 € 14.209,00. Gelet op deze informatie kan Allianz [eiseres] niet tegenwerpen dat zij van haar vader geen bijdrage in haar levensonderhoud heeft gevorderd.

2.12. De thans beschikbare financiële gegevens en de van beide zijden overgelegde berekeningen overziende, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval voldoende aannemelijk is dat [eiseres] jegens Allianz aanspraak zal kunnen maken op een bedrag van (meer dan) € 30.000,00. Dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van een voorschot ter hoogte van dat bedrag acht de rechtbank evenzeer aannemelijk. [eiseres] heeft dienaangaande het volgende gesteld. [eiseres] ontvangt een uitwonende beurs van ongeveer € 900,00 per maand waarvan een deel een lening betreft. Van dat bedrag kan zij gelet op alle vaste kosten van de woning, studiekosten en kosten van levensonderhoud niet rondkomen. Het na het overlijden van haar moeder vrijgekomen bedrag is inmiddels volledig opgegaan om het tekort van [eiseres] vanaf 1 mei 2004 aan te vullen. [eiseres] is thans gedwongen om geld van derden te lenen om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. De hele situatie, waaronder geldnood, brengt spanningen mee die negatieve invloed hebben op haar studieresultaten.

2.13. Hoewel [eiseres] thans een liquiditeitstekort heeft, acht de rechtbank het door Allianz gestelde restitutierisico niet aannemelijk. [eiseres] is immers eigenaresse van de in 2004 door haar geërfde woning. Weliswaar zou deze belast kunnen worden, maar dat dit is geschied of op korte termijn zal geschieden, is gesteld noch gebleken.

2.14. De belangen van [eiseres] en Allianz afwegende, is de rechtbank van oordeel dat thans een voorschot ten bedrage van € 30.000,00 behoort te worden toegewezen.

2.15. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.





3. De beoordeling in de hoofdzaak

3.1. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.

3.2. Partijen kunnen zich op de zitting laten bijstaan door een eigen adviseur.

3.3. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.

3.4. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen. De rechter wenst in het bijzonder informatie van partijen over hetgeen hen nog verdeeld houdt ten aanzien van de berekening van de schade.

3.5. [eiseres] dient uiterlijk vier weken voor de zitting de volgende stukken toe te sturen:
- een volledig overzicht van haar lasten en inkomsten inclusief bewijsstukken over de periode vanaf mei 2004,
- een overzicht van de uitgangspunten voor de schadeberekening waarover partijen het eens zijn,
- een overzicht van de uitgangspunten voor de schadeberekening waarover partijen van mening verschillen,
- een voorstel - bij voorkeur na overleg met de wederpartij en eenparig - voor een eventueel door de rechtbank in het kader van de begroting van de schade te gelasten deskundigen¬onderzoek.

3.6. Allianz dient uiterlijk twee weken voor de zitting haar visie op de hiervoor genoemde stukken en onderwerpen toe te sturen, voor zover die visie afwijkt van de visie van [eiseres].

3.7. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie. Een dergelijke notitie mag wel deel uitmaken van de onder 3.5 en 3.6 hiervoor genoemde op voorhand toe te zenden stukken.

3.8. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Ter zitting kan aan de orde komen of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, welke vragen beantwoord moeten worden en wie partijen als deskundige benoemd willen zien.





4. De beslissing

De rechtbank

in het incident

4.1. veroordeelt Allianz voor de duur van het geding tot betaling van een voorschot aan [eiseres] van EUR 30.000,00 (dertig duizend euro),

4.2. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

4.3. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,

in de hoofdzaak

4.4. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. C. Bouwman in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100 - 125 op maandag 27 september 2010 van 13:00 tot 15:00 uur,

4.5. bepaalt dat [eiseres] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Allianz dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,

4.6. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,

4.7. bepaalt dat de in de overwegingen 3.5 en 3.6 opgevraagde informatie uiterlijk vier respectievelijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij moet zijn toegestuurd.





Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.
1729?/336

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl