- rechtspraak
Datum uitspraak: 07-09-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
In de Parlementaire Geschiedenis van artikel 6:197 BW is over de uitsluiting van artikel 6:166 BW op de krachtens subrogatie aan de verzekeraar toekomende rechten vermeld: “Allereerst zijn uitgezonderd twee bepalingen uit afdeling 6.3.1, te weten de artikelen 6.3.1.2b (aansprakelijkheid voor geestelijke en lichamelijke tekortkomingen) [thans 6:165 BW, hof] en 6.3.1.5 (groepsaansprakelijkheid) [thans 6:166 BW, hof]. Zij bevatten aansprakelijkheidsuitbreidingen waarvan de verdere ontwikkeling in de praktijk zal moeten worden afgewacht. Dat deze artikelen in de voorgestelde regeling uitgezonderd zijn, ontneemt de rechter niet de bevoegdheid om, zo de feiten daartoe in een bepaald geval aanleiding geven, tot hetzelfde resultaat te komen aan de hand van de algemene regel van artikel 6.3.1.1. lid 3 [thans 6:162 BW, hof], waarvan de artikelen 6.3.1.2b en 6.3.1.5 immers slechts een uitwerking vormen. Maar het is wenselijk geacht de rechter de vrijheid te laten bij verhaalsrechten terughoudender te zijn dan deze laatste artikelen zouden toelaten, waarbij mede van belang is dat deze aansprakelijkheid naar haar aard voornamelijk particulieren zal treffen.”
Uit deze passage uit de Parlementaire Geschiedenis blijkt dat de wetgever de mogelijkheid voor verzekeraars heeft opengelaten om – zoals vóór het van kracht worden van artikel 6:166 BW al enkele malen in de jurisprudentie van voornamelijk rechtbanken en hoven was aangenomen – in gevallen waarin meerdere personen tezamen onrechtmatige gedragingen hebben gepleegd, zich te beroepen op de algemene bepaling over onrechtmatige daad, artikel 6:162 BW, mits aan alle in die bepaling vermelde vereisten is voldaan.
Uit de geciteerde passage en hetgeen overigens tijdens de parlementaire behandeling van artikel 6:197 BW aan de orde is gekomen, blijkt voorts dat de strekking van artikel 6:197 BW met name is om te voorkomen dat verzekeraars profiteren van de ten behoeve van de bescherming van slachtoffers in de wet opgenomen uitbreiding van aansprakelijkheid.
Artikel 6:166 BW vormt een uitbreiding ten opzichte van het vóór 1 januari 1992 geldende recht in die zin dat – anders dan voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW – voor aansprakelijkheid op grond van die bepaling niet is vereist dat een werkelijk causaal verband bestaat tussen het groepsoptreden en het toebrengen van de schade. De aansprakelijkheid van een groepsdeelnemer vloeit, in geval van toepasselijkheid van artikel 6:166 BW, voort uit de enkele overtreding van de norm dat de kans op het aldus toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.
In de Parlementaire Geschiedenis van artikel 6:166 BW wordt de daarin vervatte uitbreiding ten opzichte van artikel 6:162 BW aldus toegelicht:
“Nu wordt het antwoord op de vraag in hoeverre in een rechtsstelsel behoefte bestaat aan een dergelijke regel, mede bepaald door de al dan niet aanwezigheid in dat stelsel van een algemene regel volgens welke iedere gedraging in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt t.a.v. eens anders persoon of goed, tot schadevergoeding verplicht. Kent immers een rechtsstelsel zodanige algemene regel niet, dan plegen niet alle deelnemers aan de turba een onrechtmatige daad jegens de benadeelde, maar in het algemeen enkel diegene die, bij voorbeeld door het toebrengen van een slag, het civiele delict van zaakbeschadiging, kwetsing of doodslag begaat, en is dus een bijzondere regel noodzakelijk om de andere deelnemers mede aansprakelijk te doen zijn. In rechtsstelsels als het Franse en het Nederlandse echter, waar de bedoelde algemene regel geldt, kan men krachtens die regel de deelnemers aansprakelijk achten, omdat zij een “faute”begingen door mee te doen aan de gedragingen in groepsverband in verband met de kans dat uit die gedragingen zou resulteren de handeling die de schade rechtstreeks veroorzaakte. Dit geldt te meer voor het Nederlandse recht omdat daarin degene die een onrechtmatige daad begaat ook aansprakelijk is voor niet rechtstreekse gevolgen van zijn daad.
Toch hebben de ontwerpers het nodig geoordeeld een bepaling op te nemen betreffende deze gevallen, om buiten twijfel te stellen dat een deelnemer zich niet aan mede-aansprakelijkheid kan onttrekken met een beroep op het ontbreken van causaal verband tussen zijn onrechtmatige gedragingen en de door de benadeelde geleden schade en om voor dit geval een bijzondere regeling te geven voor onderling regres.
Wat het eerste punt betreft: wanneer bij voorbeeld een troep jongens uit is op het plegen van baldadigheden of enige personen deelnemen aan een relletje, scheppen zij met elkander de psychische sfeer die het gevaar doet ontstaan voor het onrechtmatig toebrengen van schade aan buitenstaanders door één der deelnemers. Nu zou elk der deelnemers, die niet de facto de schade toebracht, kunnen stellen: mijn deelneming is niet causaal voor de schade, immers ook als ik niet had meegedaan zou de rest uit zijn geweest op baldadigheden, resp. zou het relletje toch hebben plaatsgevonden. Dit verweer wordt door de onderhavige bepaling afgesneden.”
Kort samengevat betekent het hiervoor vermelde dat een verzekeraar een eventueel verweer van een deelnemer van een groep, dat ertoe strekt dat ook zonder zijn deelneming de schade zou zijn veroorzaakt, niet kan pareren met een beroep op artikel 6:166 BW. Dit laat echter onverlet dat een deelnemer van een groep aansprakelijk kan zijn voor een in groepsverband gepleegde onrechtmatige daad, indien hij een in artikel 6:162 lid 2 BW vervatte norm heeft geschonden, ook indien deze deelnemer niet zelf de handeling heeft verricht die uiteindelijk tot de schade heeft geleid. Daarbij kan dus ook worden gedacht aan het deelnemen aan groepsgedrag waarvan de aangesprokene zich had behoren te onthouden vanwege de kans dat één van de groepsleden onrechtmatig schade zou toebrengen, mits daarbij komt vast te staan dat één van de groepsleden die schade (onrechtmatig) heeft veroorzaakt en voorts causaal verband bestaat tussen (het ontstaan van) die schade en de hiervoor omschreven normschending.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl