- rechtspraak
Datum uitspraak: 17-08-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge het bepaalde in artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon aldus worden opgevat dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid. De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon; niet vereist is dat de benadeelde ook reeds met de (exacte) oorzaak van de schade bekend is (HR 9 september 2009, RvdW 2009, 1153).
Het hof overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 6:89 BW (als ook in artikel 7:23 lid 1 BW, dat een nadere precisering vormt van artikel 6:89 BW) geldt dat de schuldeiser ter zake de gebrekkige prestatie bij de schuldenaar dient te protesteren binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken. De ratio van het aldus bepaalde is er in gelegen dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij er op mag rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt (Parl.Gesch. Boek 6, blz. 316-317). Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (met betrekking tot artikel 7:23 BW) rust op de schuldeiser een onderzoeksplicht en een meldingsplicht. Het door hem te verrichten onderzoek dient te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid van hem kan worden gevergd. Onder omstandigheden kan een onderzoek door een deskundige nodig zijn. In beginsel mag de uitslag van dit onderzoek worden afgewacht zonder de wederpartij van het onderzoek op de hoogte te brengen; wanneer echter mag worden verwacht dat met het onderzoek langere tijd is gemoeid, of zulks tijdens de loop daarvan blijkt, dient aan de wederpartij onverwijld kennis te worden gegeven van dat onderzoek en de verwachte duur ervan (HR 29 juni 2007, NJ 2008, 606).
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl