- rechtspraak
Datum uitspraak: 19-05-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Ingevolge artikel 7:311 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) is pacht de overeenkomst waarbij de ene partij, de verpachter, zich verbindt aan de andere partij, de pachter, een onroerende zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw en de pachter zich verbindt tot een tegenprestatie.
Ingevolge artikel 7:313, eerste lid, is een hoeve een complex bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en het daarbij behorende land, dienende tot de uitoefening van de landbouw.
Ingevolge het tweede lid, geldt hetgeen in titel 5 van Boek 7 van het BW is bepaald met betrekking tot los land, mede met betrekking tot een of meer gebouwen of gedeelten daarvan, welke dienen tot de uitoefening van de landbouw.
Ingevolge het derde lid, worden de bepalingen omtrent verpachting van hoeven op beide overeenkomsten van toepassing met ingang van het tijdstip waarop de laatste van beide overeenkomsten is gesloten, indien tussen dezelfde partijen bij één overeenkomst los land en bij een andere overeenkomst een of meer gebouwen of gedeelten daarvan zijn verpacht.
Ingevolge het vierde lid, worden onder hoeve en los land begrepen de daarbij behorende, niet tot de uitoefening van de landbouw dienende gronden met inbegrip van de zich daarop bevindende houtopstanden.
Ingevolge artikel 7:318, eerste lid, behoeven de pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst de goedkeuring van de grondkamer.
Ingevolge artikel 7:395, voor zover hier van belang, zijn de artikelen 313, tweede lid, en 318 niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land dat niet groter is dan één hectare.
Ingevolge artikel 7:396, eerste lid, voor zover hier van belang, zijn de artikelen 313, tweede lid, en 318 niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land:
a. waarvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald;
b. die zijn aangegaan voor één- of tweejarige teelten voor de duur van ten hoogste één onderscheidenlijk twee jaar;
c. die zijn aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is, en
d. waarbij overigens is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid. Ingevolge het tweede lid wordt de pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid door een der partijen ter registratie aan de grondkamer gezonden.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl