Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN3244,Sector kanton Rechtbank Breda , 604734 az 10-162

Datum uitspraak: 20-07-2010
Inhoudsindicatie: Ontbinding arbeidsovereenkomst. Werknemer van 47 jaar, laatstelijk werkzaam als operator in ploegendienst. Dienstverband van 4 jaar. Salaris € 1.958,09 bruto per maand, exclusief emolumenten. Reorganisatie in 2009. Volgens werkgeefster is vanwege een zeer precaire bedrijfseconomische situatie in 2010 een verdere afslanking van het personeelsbestand dringend noodzakelijk om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Naar de mening van werkgeefster dient werknemer te vertrekken omdat werknemer door zijn werkhouding een negatieve invloed uitoefent op de saamhorigheid in zijn ploeg/team, hetgeen de productiviteit belemmert. Werkgeefster heeft aan werknemer een naar haar mening fatsoenlijke beëindigingsvergoeding aangeboden. Werknemer is het hiermee niet eens. Werknemer stelt dat hij nooit op disfunctioneren is aangesproken, laat staan dat hij in staat is gesteld zijn werkhouding te verbeteren. Bovendien is de beslissing van werkgeefster niet in overeenstemming met de gebruikelijke selectiecriteria en de beleidsregels van het UWV WERKbedrijf. Werknemer, die primair gaat voor behoud van zijn baan, acht bij ontbinding een vergoeding op zijn plaats, berekend met een aanzienlijk hogere C-factor dan 1. De kantonrechter wijst het verzoek van werkgeefster af. De bedrijfseconomische noodzaak om tot reorganisatie over te gaan acht hij voldoende aangetoond, maar hij zet vraagtekens bij de weg die door werkgeefster is gevolgd ter bepaling van de werknemers die zouden moeten vertrekken. Een noodsituatie geeft werkgeefster nog niet de vrijheid om zomaar een werknemer weg te sturen die naar haar mening om een of andere vage reden niet past in haar nieuwe bedrijfsstrategie.





Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom

Zaaknr.: 604734 AZ VERZ 10-162

Beschikking d.d. 20 juli 2010

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOESTALPINE POLYNORM PLASTICS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Roosendaal,
verzoekster, hierna te noemen Polynorm,
gemachtigde: mr. A. Goudriaan, advocaat te Zoetermeer,

tegen

[verweerder],
wonend te [adres],
verweerder, hierna te noemen [verweerder],
gemachtigde: mr. W.J. Jurgers, advocaat te Bergen op Zoom.





1. Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het op 4 juni 2010 ter griffie ingekomen verzoekschrift, met producties;
1.2 het daarop op 1 juli 2010 ontvangen verweerschrift, met producties;
1.3 het faxbericht van mr. Goudriaan van 5 juli 2010, met producties;
1.4 het faxbericht van mr. Goudriaan van 6 juli 2010, met productie;
1.5 de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 6 juli 2010, waar zijn verschenen mr. Goudriaan vergezeld van [X] en [Y], respectievelijk productieleider en H.R.officer bij Polynorm, en mr. Jurgers vergezeld van [verweerder] en S. Soutout, die zonodig zal tolken.

De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast. Op die inhoud, en hetgeen overigens door partijen ter zitting is aangevoerd, wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.





2. Het geschil

Polynorm heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zo spoedig mogelijk te ontbinden.

[verweerder] voert verweer en heeft de kantonrechter verzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen, met veroordeling van Polynorm in de kosten van deze procedure.





3. De beoordeling

3.1 Tussen partijen staat - voor zover hier van belang - als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
- de thans 47-jarige [verweerder] is sinds 1 oktober 2007 voor onbepaalde tijd in dienst van Polynorm in de functie van operator tegen een bruto basisloon van laatstelijk € 1.958,09 bruto per maand, exclusief ploegentoeslag, 8% vakantietoeslag en SAO-toeslag;
- in 2009 heeft er binnen de kunststofverwerkende bedrijven te Roosendaal en Putte een reorganisatie plaatsgevonden, waardoor er 30 arbeidsplaatsen in Roosendaal zijn komen te vervallen;
- met de vakorganisaties en de GOR is in 2009 overeenstemming bereikt over een Sociaal Plan;
- volgens Polynorm dienen er thans vanwege de zeer precaire bedrijfseconomische situatie in Roosendaal verdere maatregelen te worden genomen, waaronder gedwongen ontslagen;
- op 21 mei 2010 is het personeel van Polynorm in Roosendaal voorgelicht over de bestaande situatie en de maatregelen die nodig zijn om de continuïteit van de onderneming te waarborgen;
- met de GOR en de vakorganisaties is overleg gevoerd over de door Polynorm noodzakelijk geachte aanvullende maatregelen;
- op 29 april 2010 heeft een gesprek plaatsgehad tussen enerzijds de heren Halk en Alderliesten namens Polynorm en anderzijds [verweerder], tijdens welk gesprek van de zijde van Polynorm aan [verweerder] is medegedeeld dat Polynorm zijn contract met ingang van 1 juni 2010 wenst te beëindigen en dat [verweerder] vanaf 29 april 2010 is vrijgesteld van zijn werkzaamheden; bij brief van 4 mei 2010 heeft Polynorm een en ander aan [verweerder] bevestigd;
- aan [verweerder] is een beëindigingsovereenkomst, gedateerd 6 mei 2010, ter ondertekening voorgelegd;
- [verweerder] heeft niet ingestemd met een beëindiging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst;
- omdat partijen in der minne geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een beëindiging van tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst heeft Polynorm zich met het onderhavige ontbindingsverzoek tot de kantonrechter gewend.

3.2 Polynorm legt aan haar verzoek ten grondslag een (voortgezette) reorganisatie van haar bedrijf. Gelet op de financiële situatie van Polynorm kan niet worden volstaan met de reorganisatie van 2009 en dienen verdergaande maatregelen te worden getroffen, waaronder een voortgezette inkrimping van het personeel. Polynorm heeft er daarbij voor gekozen op een aantal functies, die vitaal zijn voor het productieproces, medewerkers te ontslaan die naar haar mening onvoldoende passen in het nieuwe concept dat Polynorm in het kader van haar overlevingsstrategie wil toepassen. Volgens Polynorm is [verweerder] een van die werknemers. Polynorm voert in dat kader aan dat er binnen de productieafdelingen op een uiterst efficiënte wijze geproduceerd gaat worden. Hierbij is het van belang dat er door een betreffende ploeg als “team” wordt gefunctioneerd. De ervaring van Polynorm met [verweerder] is dat hij al geruime tijd juist op dit punt een verstorende factor is, wat van negatieve invloed is op de saamhorigheid binnen zijn ploeg/team. Polynorm stelt niet de tijd en het vertrouwen te hebben om [verweerder] de gelegenheid te geven aan te tonen dat hij wel in het nieuwe bedrijfsconcept past. Het standpunt van Polynorm komt er voorts op neer dat zij aan [verweerder] een fatsoenlijke beëindigingsvergoeding heeft aangeboden.

3.3 [verweerder] verweert zich tegen het ontbindingsverzoek. [verweerder] merkt allereerst op dat hij vóór 1 oktober 2007 al gedurende 1 jaar als uitzendkracht bij Polynorm heeft gewerkt. Daarvoor is hij bovendien ook al in de periode 2002-2004 via een uitzendbureau bij Polynorm werkzaam geweest. De grondslag van het verzoek van Polynorm zou zijn gelegen in een vermeende zeer precaire bedrijfseconomische situatie. Naar de mening van [verweerder] wordt ter onderbouwing daarvan onvoldoende (financiële) informatie overgelegd. Voorts merkt [verweerder] op dat blijkens het bij de eerdere reorganisatie van 2009 geldende Sociaal Plan bij de bepaling van de te vervallen arbeidsplaatsen de wettelijke selectiecriteria zouden worden gehanteerd. Bij de onderhavige reorganisatie heeft Polynorm echter gemeend zich van deze criteria niets te moeten aantrekken en heeft zij [verweerder] mitsdien ten onrechte geselecteerd voor ontslag. Deze aanpak is niet toegestaan, aldus [verweerder]. Reeds om deze reden dient het verzoek van Polynorm te worden afgewezen. Bovendien betwist [verweerder] dat hij reeds geruime tijd een verstorende factor zou vormen binnen het team en een negatieve invloed zou hebben op de saamhorigheid. Beoordelingsgesprekken hebben niet plaatsgevonden en [verweerder] is ook nooit aangesproken op disfunctioneren, laat staan dat hem een verbeteringstraject is aangeboden. Ook op dit punt onderbouwt Polynorm haar stellingen op geen enkele wijze. Met ingang van 1 oktober 2009 heeft Polynorm de arbeidsovereenkomst van [verweerder] nog gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Gelet op het vorenstaande bestond er voor Polynorm ook geen enkele deugdelijk grond om [verweerder] op non-actief te stellen. Polynorm is inderdaad bereid om bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan [verweerder] een vergoeding te voldoen, maar het aanbod van Polynorm doet volstrekt geen recht aan de onderhavige situatie. Eerder ligt een aanzienlijk hogere C-factor voor de hand dan 1, waar het aanbod van Polynorm onder ligt.

3.4 Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld, is voor de kantonrechter voldoende vast komen te staan, dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met één der opzegverboden, genoemd in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.

3.5 De kantonrechter heeft partijen ter zitting nog uitgebreid de gelegenheid gegeven hun standpunten mondeling toe te lichten. Thans overweegt de kantonrechter op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het volgende. De kantonrechter heeft in dit soort zaken achtereenvolgens drie vragen te beantwoorden. Bestaat er een grond om tot ontbinding over te gaan. Zo ja, moet er aan de ontbinding een vergoeding worden verbonden. Als voorgaande vraag bevestigend beantwoord wordt, hoe hoog dient de vergoeding te zijn. Als verweer is door [verweerder] als eerste aangevoerd dat Polynorm de bedrijfseconomische noodzaak om een (verdere) reorganisatie door te voeren onvoldoende heeft aangetoond. Van de zijde van [verweerder] is echter ook aangevoerd dat hij beseft dat het bij zijn werkgeefster niet goed gaat. Verder is [verweerder] van mening dat Polynorm volkomen ten onrechte de keus voor vertrek op hem heeft laten vallen. Het criterium dat Polynorm daarvoor heeft gehanteerd is naar zijn mening onacceptabel en bovendien in zijn geval ook onjuist. Naar het oordeel van de kantonrechter is de noodzaak om op grond van bedrijfs- economische redenen tot een reorganisatie over te gaan door Polynorm voldoende aangetoond. De kantonrechter acht wat dat betreft de door Polynorm overgelegde Income Statements, ter zitting nader toegelicht, duidelijk genoeg. Dat er iets aan die slechte financiële positie gedaan moet worden is de kantonrechter ook wel duidelijk.
De kantonrechter zet echter vraagtekens bij de weg die door Polynorm is bewandeld voor de keuze van de werknemers die zouden moeten vertrekken. Polynorm geeft zelf al aan dat zij door de noodsituatie waarin zij zich bevindt, niet de gebruikelijke selectiecriteria heeft gehanteerd en dat haar beslissing op dat punt niet in lijn is met de beleidsregels van het UWV WERKbedrijf. Polynorm schetst een beeld van het functioneren van [verweerder], waarin [verweerder] zich in het geheel niet in herkent. Naar het oordeel van de kantonrechter is het door Polynorm geschetste beeld ook niet in overstemming met het verslag van het functionerings- gesprek dat op 10 december 2009 met [verweerder] is gehouden. Daarin scoort [verweerder] 7x redelijk en 5x goed, wat toch niet past bij het beeld van een disfunctionerende werknemer. Bij “Opmerkingen” kwalificeert zijn leidinggevende hem zelfs als een toegewijde hard werkende medewerker. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat er bij Polynorm best sprake kan zijn van een noodsituatie, maar dat geeft de bedrijfsleiding van Polynorm nog niet de vrijheid zomaar een werknemer weg te sturen die naar haar mening om de een of andere vage reden niet past in haar nieuwe bedrijfsstrategie. Dat het door haar in het verleden gehanteerde beoordelingssysteem, zoals door Polynorm ter zitting gesteld, een farce was, breekt haar thans op. Mede omdat [verweerder] duidelijk heeft aangegeven dat hij gaat voor het behoud van zijn baan, zal de kantonrechter het verzoek van Polynorm afwijzen. Aan de beoordeling van hetgeen partijen hebben aangevoerd over (de hoogte van) een beëindigingsvergoeding komt de kantonrechter dan ook niet meer toe.





4. De proceskosten

Gelet op de afwijzing van haar verzoek zal Polynorm de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen, hebben te dragen.





5. De beslissing

De kantonrechter:

wijst het verzoek van Polynorm af;

veroordeelt Polynorm in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen, begroot op € 400,00, zijnde het salaris voor de gemachtigde van [verweerder].





Aldus gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl