Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN8173, Rechtbank Utrecht , 284503 / FA RK 10-1787

Datum uitspraak: 07-07-2010
Inhoudsindicatie: Verzoek tot adoptie van één kindje dat na de aardbeving in Haïtie naar Nederland is gekomen. Rechtbank wijst het verzoek tot adoptie naar Nederlands recht af, omdat nog niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar. Zaak wordt aangehouden in afwachting van die termijn.





Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
284503 / FA RK 10-17877 juli 2010
Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rekestnummer: 284503 / FA RK 10-1787

Beschikking van 7 juli 2010

in de zaak van

[de man],
hierna: de man
en
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
beiden wonende te [woonplaats],
hierna: verzoekers,
advocaat mr. M. Koomen.





1. Verloop van de procedure

Verzoekers hebben ter griffie van de rechtbank te Rotterdam een verzoekschrift ingediend. Na aanpassing van het verzoek ter zitting verzoeken zij:
primair tot – onder meer – adoptie naar Nederlands recht van de minderjarige [A], oorspronkelijk genaamd [A], geboren op [2005] te [geboorteplaats], Haïti;
subsidiair tot –onder meer- erkenning van de Haïtiaanse adoptie door verzoekster van de minderjarige.

Verzoekers hebben bij het verzoek de navolgende kopieën overgelegd:
- kopie van de Acte de Naissance met nummer [nummer] is [A] geboren op [2005] in [geboorteplaats], Haïti, als zoon van [naam vader] en [naam moeder]. De moeder is overleden op 15 mei 2006.
- een kopie van het 'Extrait des minutes du greffe de Tribunal de Paix de la Section Nord de [geboorteplaats]' d.d. 10 augustus 2006, waaruit naar voren komt dat de minderjarige door zijn vader ter adoptie is afgestaan.
- kopieën van de stukken 'Extrait des Minutes du Greffe de Tribunal de Paix de Première Instance de [geboorteplaats] en H6 061010 is op 27 maart 2009 de adoptie naar het recht van Haïti van de minderjarige door de vrouw uitgesproken.

Bij beschikking van de rechtbank te Rotterdam d.d. 22 maart 2010 is de behandeling van de zaak overgedragen aan de rechtbank te Utrecht.

Het verzoek is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 juni 2010. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekers;
- mr. Brons als advocaat van verzoekers;
- namens de Raad voor de Kinderbescherming Arnhem: mevrouw Pinksteren.





2. Vaststaande feiten

2.1. Verzoekers zijn op 31 juli 1987 in de gemeente Rotterdam gehuwd.

2.2. De Minister van Justitie heeft bij besluit van 14 maart 2007 aan de vrouw toestemming verleend voor het opnemen van een tweede buitenlands kind ter adoptie.

2.3. De minderjarige heeft met het doel van adoptie zijn geboorteland mogen verlaten.

2.4. De minderjarige wordt sinds 21 januari 2010 door verzoekers tezamen verzorgd en opgevoed in Nederland.





3. Beoordeling van het verzochte

3.1. In deze zaak ligt primair het verzoek tot adoptie van de minderjarige door verzoekers naar Nederlands recht voor.

3.2. Eén van de vereisten op grond van artikel 1:228 BW voor adoptie is dat de adoptanten de minderjarige ten minste één jaar hebben verzorgd en opgevoed. Aan dit vereiste hebben op dit moment verzoekers niet voldaan, immers de minderjarige verblijft sinds 21 januari 2010 in hun gezin.

3.3. Verzoekers geven aan dat van deze wettelijke verzorgingstermijn afgeweken dient te worden. Zij voeren ondermeer aan dat de adoptie door verzoekster naar het recht van Haïti reeds is uitgesproken. Indien de aardbeving niet had plaatsgevonden was de adoptie door verzoekster zonder enige verzorgingstermijn erkend en omgezet naar een adoptie naar Nederlands recht.

De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de gestelde adoptie in Haïti als vaststaand feit dient te gelden. De rechtbank zal daarom de bewijskracht van de overlegde kopieën beoordelen. Uitgangspunt is in het algemeen dat kritisch met kopieën van originelen omgaan dient te worden, aangezien niet vast te stellen is of de kopie conform origineel is. Aangezien het in deze zaak om een zeer verstrekkend rechtsfeit gaat. namelijk de adoptie en het de staat van personen betreft, wat niet ter vrije beschikking van partijen staat, is de rechtbank van oordeel dat de rechtszekerheid met zich meebrengt dat bijzonder hoge eisen gesteld dienen te worden aan de over te leggen stukken. Door de advocaat van verzoekers is in dit verband naar voren gebracht dat de Ambtenaar van de Burgerlijke stand te Den Haag is aangegeven dat in deze zaak de kopie van de geboorteakte vatbaar is voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand. De advocaat heeft niet kunnen aangeven wat argumenten van de Ambtenaar daarvoor zijn geweest. De rechtbank ziet in de niet nader toegelichte informatie over het standpunt van de Ambtenaar geen aanleiding in het onderhavige geval af te wijken van de aan de hoge eisen die aan over te leggen stukken worden gesteld. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank aan de overlegde kopieën in het kader van deze procedure zeer beperkte waarde kan worden gehecht. De rechtbank constateert naar aanleiding van de stukken en het feit dat de Haïtiaanse autoriteiten toestemming tot vertrek hebben gegeven af dat verzoekster in Haïti betrokken was in een procedure tot adoptie van de minderjarige. De rechtbank neemt niet als vaststaand feit aan dat de adoptiebeslissing in Haïti reeds was genomen.
De rechtbank zal verder beoordelen of het adoptieverzoek voor afloop van de verzorgingstermijn in behandeling genomen kan worden. De verzorgingstermijn in de wet heeft tot doel in het belang van de minderjarige de adoptie zorgvuldig te laten verlopen. In de onderhavige zaak zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die met zich meebrengen dat van deze termijn afgeweken dient te worden in het belang van de minderjarige.

De rechtbank kan daarom nog niet beslissen op het primaire verzoek en zal gelet op het belang van verzoekers en de minderjarige bij duidelijkheid over hun juridische positie, het subsidiaire verzoek beoordelen.

3.4. Zoals hierboven reeds is overwogen neemt de rechtbank niet als vaststaand aan dat er in Haïti een adoptie heeft plaatsgevonden. Van een niet vaststaande Haïtiaanse beslissing kan de erkenning niet worden uitgesproken. De rechtbank zal daarom het subsidiair verzochte afwijzen en verder beoordelen hoe de behandeling van het primair verzochte zal worden voortgezet.

3.5. Voor het geval de rechtbank het primaire verzoek nog niet kan behandelen en het subsidiaire verzoek zal afwijzen heeft de advocaat aanhouding verzocht van het primaire verzoek. De rechtbank honoreert dit verzoek. Alvorens de behandeling van het verzoek weer aan te vangen zal de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming eind januari 2011 om advies vragen. De rechtbank zal daarom de zaak pro forma aanhouden tot 15 maart 2011 in afwachting van het advies van de Raad voor de kinderbescherming.

3.6. Ten overvloede zal de rechtbank nog enige overwegingen wijden aan het gezag over de minderjarige. De advocaat en de Raad stellen dat de adoptie beslissing uit Haiti in Nederland tot gevolg heeft dat verzoekster met enige vorm van gezag is belast.

De rechtbank zal eerst het wettelijk kader schetsen. Een adoptie uit Haiti kan op grond van de wet conflictenrecht adoptie in Nederland door de rechter erkend worden. Een dergelijke adoptie wordt niet van rechtswege erkend in Nederland. Het rechtsgevolg van een eventuele erkenning door de rechter in Nederland is dat adoptanten een vorm van gezag naar Nederlands recht uitoefenen. Omdat een Haïtiaanse adoptie de familierechtelijke betrekkingen in stand laat, kan op grond van de wet conflictenrecht adoptie deze erkende Haïtiaanse adoptie vervolgens door de rechter in Nederland omgezet worden in een adoptie naar Nederlands recht.

Zoals hierboven reeds overwogen beoordeelt de rechtbank de gestelde Haïtiaanse adoptie door verzoekster niet als vaststaand en kan deze dan ook niet erkennen en heeft in Nederland geen enkel rechtsgevolg, dus ook geen vorm van gezag. De conclusie van de rechtbank is dan ook dat er geen gezag wordt uitgeoefend over de minderjarige. De rechtbank geeft de raad daarom in overweging hier aandacht aan te besteden.





4. Beslissing

De rechtbank:

4.1. houdt de beslissing op het primair verzochte pro forma aan tot 15 maart 2011 in afwachting van het door de rechtbank te vragen rapport door de Raad voor de Kinderbescherming;

4.2. wijst af de als subsidiair verzochte erkenning van de beslissing van Tribunal de Paix de Première Instance de [geboorteplaats] van 27 maart 2009.





Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2010. TW

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl