Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO7649,Voorzieningenrechter Rechtbank Maastricht , 153632/KG ZA 10-359

Datum uitspraak: 20-09-2010
Inhoudsindicatie: Combi Taxicentrale Maastricht vs Gerards: VOF-contract, non-concurrentiebeding, strekking, reikwijdte, inbreuk handelsnaam, boete, geldvordering, omvang.





Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel

Datum uitspraak: 20 september 2010

Zaaknummer : 153632 / KG ZA 10-359

De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen

inzake

de vennootschap onder firma COMBI TAXICENTRALE MAASTRICHT,
gevestigd te Bunde, gemeente Meerssen,
eiseres,
advocaat mr. S.J.M. Peters;

tegen:

[GEDAAGDE],
wonende te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs.





1.Het verloop van de procedure

Eiseres heeft gedaagde bij exploot van 24 augustus 2010 gedagvaard in kort geding. Aan de dagvaarding zijn producties gehecht. Op de dienende dag, 6 september 2010, heeft zij gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering nader heeft doen toelichten.

Gedaagde heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.

Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.

Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.





2.Het geschil

2.1. Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan eiseres, bij wijze van voorschot, te voldoen een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 21 juni 2010, althans vanaf 13 juli 2001, tot de dag der algehele voldoening;

II.dat gedaagde wordt veroordeeld tot correcte nakoming van het non-concurrentiebeding, althans dat gedaagde wordt geboden om zijn met het non-concurrentiebeding in strijd zijnde werkzaamheden te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een boete van € 1.000,-- per dag, althans op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, dat gedaagde na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke is / blijft aan deze veroordeling te voldoen;

III.dat gedaagde wordt veroordeeld om de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat gedaagde na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke is / blijft aan deze veroordeling te voldoen;

IV.een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure op grond van artikel 1019h Rv.

2.2. Eiseres legt, voor zover relevant kort samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.

2.2.1. Eiseres, een vennootschap onder firma, exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met taxivervoer met taxi’s en/of chauffeursdiensten.

2.2.2. Gedaagde, voormalig vennoot van eiseres, exploiteert blijkens het handelsregister sedert 15 april 2010 in de vorm van een eenmanszaak een taxibedrijf.

2.2.3. Het vof-contract van eiseres, zoals dat op 8 juli 2008 (productie 2, eiseres) (hierna: het vof-contract) ook door gedaagde is ondertekend luidt als volgt:

1. Geen der vennoten, met uitzondering van vennoot 1, zal bevoegd zijn gedurende het bestaan van de vennootschap, alsmede gedurende de eerste drie jaren na haar beëindiging c.q. zijn uittreding alleen of met anderen werkzaam te zijn, of geldelijk, of in welke andere vorm ook, rechtstreeks of zijdelings deel te nemen in een soortgelijk bedrijf, als het door de vennootschap uitgeoefende, tenzij met goedvinden van de andere vennoot binnen het gebied gelegen binnen een straal van 15 kilometer van de werk/verkoopplaats(en) der vennootschap;
2. Ingeval van overtreding verbeurt de nalatige ten behoeve van de andere beherende vennoten een terstond opeisbare boete van € 1.000,-- voor elke dag, dat hij in overtreding is, onverminderd het recht van de andere beherend vennoten ter zake schadevergoeding te vorderen.

2.2.4. Op enig moment heeft eiseres geconstateerd dat gedaagde voornoemd non-concurrentiebeding overtreedt. Bovendien heeft eiseres eind juni 2010 bij toeval ontdekt dat gedaagde inbreuk maakt op de handelsnaamrechten van eiseres.
Bij brief d.d. 18 juni 2010 heeft eiseres gedaagde gesommeerd om binnen vijf dagen na dagtekening de betreffende werkzaamheden te staken. Op 7 juli 2010 is gedaagde door de raadsman van eiseres gesommeerd om binnen vijf dagen na dagtekening de verbeurde boete van 84 x € 1.000,-- = € 84.000,-- te voldoen, het gebruik van de website www.combitaxicentralemaastricht.tk te staken en gestaakt te houden en om schriftelijk te bevestigen dat hij geen inbreuk meer zal maken op de handelsnaamrechten en / of auteursrechten van eiseres en schriftelijk te bevestigen dat hij voortaan het non-concurrentiebeding correct zal naleven.

2.2.5. Bij e-mail d.d. 8 juli 2010 (productie 7, eiseres) reageert gedaagde. Hij zou zijn vergeten om de link van de website anders te forwarden en deelt mede dat hij de link inmiddels geforward heeft naar de website van eiseres. Voorts verklaart hij zich bereid, om binnen afzienbare tijd de bestaande website te vervangen. Ten slotte laat hij weten het non-concurrentiebeding niet na te leven, aangezien de heer Vandewall (als vennoot van eiseres onbeperkt bevoegd) niet kenbaar heeft gemaakt dat hij gebruik zou gaan maken van dit artikel.

2.2.6. Eiseres betracht nog een minnelijke regeling, maar gedaagde is daartoe niet bereid.
Eiseres heeft zich derhalve genoodzaakt gezien zich in kort geding tot de voorzieningenrechter te wenden.

2.2.7. Het spoedeisend belang van haar vorderingen in kort geding is naar de mening van eiseres evident en erin gelegen dat gedaagde zo spoedig mogelijk zijn met het non-concurrentiebeding in strijd zijnde werkzaamheden dient te beëindigen. Eiseres acht spoedige duidelijkheid op dit punt overigens ook in het belang van gedaagde, aangezien gedaagde een boete verbeurt van € 1.000,-- per dag. Volgens eiseres kan van partijen bezwaarlijk worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwachten, omdat het dan nog maar de vraag is of er uitsluitsel is voordat de overeengekomen duur (drie jaar na uittreding van gedaagde) van het non-concurrentiebeding verstreken is.

2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, op dit verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.





3.De beoordeling

3.1. Volgens gedaagde heeft eiseres geen spoedeisend belang en wordt dit door haar ook niet gesteld. Zij stelt niet dat gedaagde’s werkzaamheden meer concurrentie opleveren en dat zij schade lijdt. Gedaagde is van mening dat het spoedeisend belang niet volgt uit eiseres’s motivering waarom via een kortgedingvonnis een boete geïnd zou moeten worden.

3.2. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt. Eiseres stelt inderdaad geen spoedeisend belang dat in verband staat met belangen die in algemene zin door non-concurrentiebedingen en handelsnaamrechten worden beschermd, zoals schade door concurrentie. Zij stelt dat haar spoedeisend belang is gelegen in de schending van een contractuele verbintenis en haar daaruit voortvloeiende rechten op de verbeurde boete die in haar ogen fors aan het oplopen is. Daarnaast stelt zij dat haar handelsnaamrechten nog immer worden geschonden. Die stellingen zijn voldoende om in kort geding te worden ontvangen.

3.2.1. De vorderingen van eiseres zijn meerledig. Op de eerste plaats een geldvordering, namelijk een voorschot van € 10.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente op de totaal verbeurde boete van (op datum dagvaarding) € 84.000,--.
Op de tweede plaats een gebod tot correcte naleving van het non-concurrentiebeding en op de derde plaats een gebod om de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres gestaakt te houden.

3.2.2. Voorschot op de verbeurde boete
Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan aanleiding, als het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling –bij afweging van de belangen van partijen- aan toewijzing niet in de weg staat.
Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres noch op basis van de processtukken, noch ter zitting het bestaan en de omvang van deze geldvordering voldoende aannemelijk heeft gemaakt en overweegt als volgt.

3.2.3. Gedaagde voert gemotiveerd aan dat hij niet gebonden is aan voornoemd non-concurrentiebeding, nu er nog een andere overeenkomst zou bestaan van later datum. In deze (nadere) overeenkomst zou het concurrentiebeding niet van toepassing zijn verklaard.

3.2.4. Met slechts een blote ontkenning op de vraag van de voorzieningenrechter of er nog een dergelijke overeenkomst bestaat, weerlegt eiseres deze stelling onvoldoende. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de woorden in de e-mail van 15 juli 2008 van eiseres aan de medevennoten (productie 12, gedaagde):

“in de tussentijd dat we de vergunning afwachten wordt er een onderling contract samengesteld waaraan we ons daadwerkelijk (onderstreping vrzrgr.) zullen houden”

het tegendeel aannemelijk maken. Hier is op zijn minst nader onderzoek vereist, echter daarvoor is in kort geding geen plaats.

3.2.5. Volgens eiseres verbeurt gedaagde reeds geruime tijd boetes, terwijl hij deze niet betaalt en is het dringend noodzakelijk dat er duidelijkheid komt nog vóórdat een bodemprocedure uiteindelijk opheldering zal geven. De voorzieningenrechter komt derhalve toe aan een voorlopig oordeel over de gegrondheid van deze stellingen.

3.2.6. Eiseres geeft desgevraagd ter zitting aan dat de woorden: “werk/verkoopplaats(en)” in artikel D van het vof-contract uitgelegd dienen te worden als “Maastricht”, nu dit volgens haar ook moge blijken uit de handelsnaam: “CTC Combi Taxicentrale Maastricht” en uit het feit dat de vennoten van CTC normaliter aan het NS station Maastricht Centraal, het Vrijthof en de Markt staan en de vaste klanten van CTC afkomstig zijn uit de gemeente Maastricht.
Daarmee lijkt in tegenspraak haar eveneens ter zitting afgelegde verklaring dat de vennoten niet vanuit een centrale, maar met een mobiele telefoon vanuit hun eigen huis opereren en als werkplaats naast heel Nederland ook heel Europa hebben. Daar komt bij dat de vestigingsplaats van de VOF verschillende malen is gewijzigd, zodat de strekking en reikwijdte van het beding niet zonder meer uit de formulering daarvan volgt. Ook met betrekking tot het al dan niet bestaan van een nadere overeenkomst, geldt dat zulks in een bodemprocedure nader onderzocht moet worden.
Het is dus maar de vraag of een bodemrechter, op wiens oordeel de voorzieningenrechter dient te anticiperen, tot het oordeel zal komen dat, gelet op de wijze waarop het contract tot stand is gekomen, de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het contract en de aard van de werkzaamheden van de vennoten, namelijk, het werken niet vanuit een centrale, maar zowél vanuit standplaatsen in Maastricht, als vanuit thuis en door Europa, afgezet tegen de inhoud en strekking van het beding, tot het oordeel zal komen dat gedaagde werkzaamheden uitvoert in strijd met het non-concurrentiebeding en dus boetes heeft verbeurd.
De voorzieningenrechter komt derhalve tot de slotsom dat eiseres het bestaan en de omvang van de geldvordering onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, zodat deze vordering dient te worden afgewezen.

3.2.7. Het gebod tot correcte naleving van het non-concurrentiebeding.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tevens tot het voorshands oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde werkzaamheden verricht in strijd met het non-concurrentiebeding, zodat ook dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.

3.2.8. Het gebod om de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres gestaakt te houden.
Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres geen (spoedeisend) belang heeft bij deze vordering, nu gedaagde direct nadat eiseres hem op de website gewezen heeft een wijziging heeft aangebracht, dit euvel heeft dus slechts kort bestaan. Bovendien volgt de voorzieningenrechter gedaagde in zijn standpunt dat er blijkens productie 11, door gedaagde in het geding gebracht, geen enkele overeenstemming (meer) is tussen de website van gedaagde en de website van eiseres.

3.3. Gelet op al het voorgaande worden de vorderingen van eiseres afgewezen en wordt eiseres veroordeeld in de kosten van deze procedure.





4.De beslissing

De voorzieningenrechter:

wijst de gevorderde voorzieningen af;

veroordeelt eiseres in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van gedaagde begroot op € 263,-- aan vast recht en € 816,-- voor salaris advocaat;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RO

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl