- rechtspraak
Datum uitspraak: 13-07-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Het hof zal allereerst de ontvankelijkheid van [appellant] in hoger beroep beoordelen, gelet op het bepaalde in artikel 332 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv): Partijen kunnen van een in eerste aanleg gewezen vonnis in hoger beroep komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan
€ 1.750,- of, in geval van een vordering van onbepaalde waarde, er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-.
Bepalend voor appellabiliteit is, anders dan Belmij het wil doen voorkomen, niet de hoogte van de vordering zoals deze in hoger beroep wordt ingesteld (in casu: € 1.000,-), maar de hoogte van de vordering waarover de kantonrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld. Voor zover het gaat om de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep is de appelrechter gebonden aan hetgeen de rechter in eerste aanleg heeft vastgesteld omtrent het beloop van de aan hem voorgelegde vordering, tenzij daartegen een grief is gericht (HR 6 februari 2004, LJN AN8069).
Het hof overweegt dat de rechter ambtshalve het bedrag van de kostenveroordeling vaststelt, en daarbij niet is gehouden tot motivering daarvan. De begroting van het salaris van gemachtigde of advocaat in procedures bij de kantonrechter wordt doorgaans vastgesteld aan de hand van het liquidatietarief kantonrechters. Dit liquidatietarief is echter geen recht in de zin van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie (hierna: RO).
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl