Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0041,Sector kanton Rechtbank Rotterdam , 355875 / HA RK 10-107

Datum uitspraak: 02-07-2010
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking niet-ontvankelijk omdat dit niet tijdig is ingediend. Overwegingen ten overvloede ten aanzien van een minder gelukkige opmerking van de kantonrechter over de toestand in het land van herkomst van verzoeker (daarvoor is de klachtenprocedure de aangewezen weg), alsmede ten aanzien van de wijze van behandeling van de zaak ter zitting en de aldaar door de kantonrechter gegeven vervolg-beslissingen, welke niet dermate onbegrijpeijk zijn, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing voor een vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker kan worden ontleend.





Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige kamer voor wrakingszaken

Uitspraak: 2 juli 2010
Zaaknummer: 355875
Rekestnummer: HA RK 10-107

Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:

[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. W.P.R. Peeters te Rijsbergen,

strekkende tot wraking van mr. [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).





1. Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 10 mei 2010 heeft ten overstaan van de kantonrechter een comparitie van partijen plaats gevonden in de civielrechtelijke procedure van de Stichting Protestants Christelijk Ziekenhuis Ikazia (hierna: het ziekenhuis) als eiseres tegen verzoeker als gedaagde, welke procedure als kenmerk heeft 1032361 \ CV EXPL 09-43168.

Bij faxbericht van 24 mei 2010 heeft de advocaat van verzoeker de kantonrechter gewraakt.

De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure, in welk dossier zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.

Verzoeker, zijn advocaat, alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. Aan de gemachtigde van het ziekenhuis is kennis gegeven van de indiening van het wrakingsverzoek en het tijdstip van behandeling ter zitting.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Ter zitting van 25 juni 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat, de rechter, alsmede mr. A. Viergever, gemachtigde van het ziekenhuis.
Verzoeker - bij monde van zijn advocaat - en de rechter hebben ieder hun standpunt (nader) toegelicht.





2. Het verzoek en het verweer daartegen

2.1 Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :

2.1.1 Ter zitting van 10 mei 2010, alsmede daaraan voorafgaande, hebben zich uitzonderlijke situaties voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker persoonlijk dan wel aangaande een standpunt in de bodemprocedure een vooringenomenheid koestert, althans is de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd. Die situaties zijn de navolgende:

2.1.2 De kantonrechter heeft bij tussenvonnis een comparitie van partijen gelast. Daartoe bestond geen enkele reden. De standpunten van partijen waren schriftelijk weergegeven in de dagvaarding, conclusie van antwoord, conclusie van repliek en conclusie van dupliek. De zaak kon op de stukken worden beslist en die beslissing had moeten luiden dat de eis geen stand kan houden.

2.1.3 Onmiddellijk na aanvang van de comparitie van partijen heeft de kantonrechter partijen de gang op gestuurd om te onderhandelen over een schikking, daarbij opmerkende dat het voor hem veel makkelijker zou zijn indien partijen een schikking zouden treffen, omdat hij zich dan niet in de zaak hoefde te verdiepen en kon volstaan met het opnemen van de schikking.

2.1.4 De kantonrechter stelt dat de grondslag van de hele zaak wordt gevormd door de vraag wanneer verzoeker wel en niet verzekerd was. Dat is niet juist en was geen punt van geschil meer. De eisende partij weersprak niet dat verzoeker ten dele wel en ten dele niet verzekerd was geweest. De grondslag van de procedure is of de eis toewijsbaar is. De rechter is lijdend en dient zich te baseren op de stukken die hij heeft.

2.1.5 Ter zitting stond de kantonrechter eiseres toe nieuwe standpunten aan te dragen welke in tegenspraak waren met de eerder door eiseres in haar conclusies ingenomen standpunten. De kantonrechter bood verzoeker niet de mogelijkheid zich op die nieuwe standpunten van eiseres voor te bereiden.

2.1.6 Ter zitting heeft de kantonrechter de advocaat van verzoeker telkens na korte tijd het woord ontnomen, terwijl hij de gemachtigde van eiseres telkenmale uitgebreid het woord liet voeren. Verzoeker kreeg niet de gelegenheid argumenten tegen de standpunten van eiseres aan te voeren. Toen de advocaat van verzoeker de kantonrechter hierop aansprak, werd de advocaat door de kantonrechter de mond gesnoerd.

2.1.7 De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rol van 3 juni 2010, met daarbij de opdracht aan de rechtbank te laten weten wanneer verzoeker wel en niet verzekerd was geweest. De verdediging moet dat gaan bewijzen. Het is niet aan de rechter om de eisende partij te gaan helpen, door te vragen wanneer er wel en niet een verzekering van kracht was geweest. Hij ging daarmee buiten zijn lijdende rol als rechter en gaf eiser een derde ronde, waarin nieuwe zaken schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

2.1.8 Aan het einde van de comparitie van partijen heeft de kantonrechter gezegd dat de kosten van de procedure 'uiteraard' voor rekening van verzoeker zijn. Die mededeling heeft de kantonrechter desgevraagd niet anders willen motiveren dan met de op snauwende toon uitgesproken woorden: "omdat ik het zeg".

2.1.9 Voordat verzoeker en zijn advocaat de zittingszaal verlieten, heeft de kantonrechter aan verzoeker gezegd: "U komt dus uit Congo. Dat is tegenwoordig veel in het nieuws met het 50-jarig bestaan en zo." Verzoeker heeft daarop in het Frans geantwoord: "Het is een goed land". Daarop heeft de kantonrechter geantwoord: "De natuur misschien wel, maar de mensen niet." Hij heeft in ieder geval geantwoord met: "De natuur misschien wel, maar verder....." Waarop kan de rechter dan nog anders hebben gedoeld dan de mensen van Congo? Buiten de natuur is er niets anders meer dan de mensen zelf. Uit deze woorden van de kantonrechter blijkt dat hij vindt dat in Congo de natuur misschien wel mooi of goed is, maar dat de rest niet deugt. Dat stoort verzoeker enorm. Die opmerking van de kantonrechter geeft blijk van partijdigheid en van racisme. Nadat de advocaat van verzoeker de kantonrechter hierop had aangesproken, heeft de kantonrechter zich verontschuldigd voor die opmerking, waaruit blijkt dat de kantonrechter ook zelf inzag te ver te zijn gegaan. De excuses van de kantonrechter heeft verzoeker niet aanvaard.

2.2 De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
De kantonrechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Hij heeft daarbij - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd:

2.2.1 In het vonnis van 23 februari 2010 werd het ziekenhuis verzocht gegevens in te brengen om ter zitting te bespreken. Vandaar ook de zin in het vonnis over de goedkeuring van gedaagde. Gedaagde had daartegen geen bezwaar. Dan denk je deze administratieve kwestie - waar het in de kern van het geschil tussen verzoeker en het ziekenhuis om leek te gaan - eenvoudig op te lossen: stukken uitwisselen en dan zijn we klaar, dan heeft de comparitie zijn doel bereikt. Ik heb daarom reeds bij aanvang van de comparitie partijen de gang op gestuurd om te proberen een schikking te treffen. Ik had namelijk verwacht dat partijen er aan de hand van de in het vonnis gevraagde, nadere stukken inmiddels wel uit zouden zijn of er heel snel uit zouden kunnen komen. Het kan zijn dat ik daarbij heb gezegd dat dat het makkelijkst zou zijn en dat ik dan geen vonnis zou hoeven schrijven. Ik begon de comparitie waarschijnlijk te optimistisch. Het bleek niet te kunnen.

2.2.2 Tot nu toe zijn verzoeker en zijn advocaat in de procedure van het ziekenhuis niet in staat te zeggen wanneer de verzekering van verzoeker wel en niet heeft bestaan, terwijl dat de grondslag is van hun verweer. Het ziekenhuis wil betaald worden. Dan mag je verwachten, van de advocaat van verzoeker, dat hij weet wanneer die verzekering wel en niet heeft gelopen. Dat bleek niet het geval te zijn. Daarom heb ik ter comparitie gezegd: ga nu even de gang op, even telefoneren naar kantoor, zodat die informatie alsnog kan worden gevonden.

2.2.3 De advocaat van verzoeker wilde dat ik ter comparitie als vaststaand zou aannemen dat het ziekenhuis ermee akkoord ging dat verzoeker niet geheel verzekerd was geweest; dat zou volgens de advocaat gesteld en niet weersproken zijn. Daartoe was ik niet bereid. Het ziekenhuis had juist alles weersproken. Het draaide in deze zaak om de vraag wanneer verzoeker nu wel en niet verzekerd was geweest en wanneer de verzekering was ingegaan. Dat heb ik ter zitting kort gesloten.

2.2.4 Later in de comparitie heb ik gezegd dat ik, nu er zoveel nieuws was gekomen en verzoeker nog steeds niet de datum van aanvang van zijn verzekering kon noemen, de zaak zou verwijzen naar de rol voor nader uitlaten. Toen zei de advocaat van verzoeker dat dat precies was wat hij wilde en had willen vragen.

2.2.5 Aan het slot van de comparitie heb ik gezegd dat de kosten van de comparitie voor rekening van verzoeker zullen zijn. Ik zei dat omdat ter comparitie - en nu nog steeds niet - de advocaat van verzoeker niet in staat is aan te geven wat de grondslag is van het verweer. Je mag toch verwachten dat duidelijk wordt gemaakt op welke feitelijke gronden het verweer is gebaseerd. Als dat verweer bij dupliek wordt herhaald, en er komt een comparitie van partijen, dat moet die informatie boven water zijn. Het is onbegrijpelijk dat dat niet zo is. Door toedoen van de advocaat van verzoeker moeten de kosten van de comparitie - en niet die van de hele procedure (dat staat per abuis in het proces-verbaal van de zitting) - voor rekening van verzoeker blijven.

2.2.6 Op het moment dat de comparitie was geëindigd en verzoeker en zijn advocaat hun spullen pakten om de zaal te verlaten, vroeg ik waar verzoeker vandaan kwam. Het was een kwestie van een paar woorden en niet een heel gesprek over Congo. Het land is op dit moment erg in het nieuws, omdat het 50 jaar onafhankelijk is. Verzoeker zei iets in het Frans, twee woorden: "een goed land" of "een mooi land". Ik zei daarop iets van: "de natuur misschien, maar ..." en niet meer. Als verzoeker daar iets racistisch in proeft, begrijpt hij mij verkeerd. Ik had het beter misschien niet kunnen doen. Er is totaal geen sprake van racisme mijnerzijds. Het was meer betrokkenheid. Ik eindigde toen met: "als ik iets heb gezegd wat verzoeker heeft gekwetst, dan bied ik excuses aan". Als er nu een uitleg wordt gegeven aan mijn vriendelijk bedoelde opmerking van een vorm van racisme, dan ben ik uitermate bedroefd.





3. De beoordeling

3.1 Het verzoek tot wraking van de kantonrechter is gegrond op de mededelingen en handelingen van de kantonrechter, zoals deze zijn voorgevallen - althans zijn ervaren door verzoeker - ter zitting van 10 mei 2010.
Uit het voorafgaande volgt dat alle feiten en omstandigheden, waarop het verzoek tot wraking is gegrond, aan verzoeker bekend waren aan het einde van de zitting van 10 mei 2010.

3.2 Op grond van de hiervoor onder 3.1 geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het wrakingsverzoek is ingediend zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden. Weliswaar is niet ondenkbaar dat verzoeker en zijn advocaat - zoals zij ter zitting hebben betoogd - nog even hebben willen nadenken over de vraag of er een verzoek tot wraking moest worden gedaan en vervolgens, toen die vraag door hen bevestigend werd beantwoord, over hoe dat verzoek moest worden geformuleerd, maar de rechtbank is van oordeel dat - zelfs met inachtneming van een periode voor beraad - na ommekomst van een periode van 14 dagen niet meer kan worden gezegd dat het verzoek tot wraking is ingediend zodra de feiten of omstandigheden waarop de wraking is gegrond aan verzoeker bekend zijn geworden.

Het verzoek tot wraking van de kantonrechter moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.3 Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende:

3.3.1 In het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 10 mei 2010 staat op bladzijde twee vermeld: "De kantonrechter geeft aan dat de kosten van de procedure dan maar voor rekening van de gedaagde moeten komen." Ter zitting van de wrakingskamer heeft de kantonrechter meegedeeld dat deze zin een misslag bevat en dat die zin moet worden gelezen als volgt: "De kantonrechter geeft aan dat de kosten van de comparitie van partijen dan maar voor rekening van de gedaagde moeten komen."

3.3.2 Voorts dient hier te worden opgemerkt dat klachten van een procespartij over de bejegening ter zitting in het algemeen in een procedure tot wraking van de rechter niet aan de orde kunnen komen; voor het aan de orde stellen daarvan is de klachtenprocedure de aangewezen weg.

Wat betreft de door verzoeker als racistisch ervaren opmerking van de kantonrechter verdient opmerking dat op zichzelf tussen verzoeker en de rechter niet in discussie is dat de toestand in de Democratische Republiek Congo op dit moment schrijnend is. De opmerking van de kantonrechter is, hoe begripvol ook bedoeld, mogelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden een minder gelukkige opmerking geweest, waarvoor de kantonrechter - zodra hij dat ook zelf meende te ervaren - aanstonds excuses heeft aangeboden.

3.3.3 Voor zover de door verzoeker aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegde omstandigheden zien op de wijze waarop de kantonrechter ter comparitie de zaak tussen verzoeker en het ziekenhuis inhoudelijk heeft behandeld en in die procedure ter zitting vervolgbeslissingen heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat die handelwijze en die beslissingen niet dermate onbegrijpelijk zijn, dat dit uitzonderlijke omstandigheden vormen waaraan zwaarwegende aanwijzingen kunnen worden ontleend voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Daarbij verdient opmerking dat het in beginsel aan de rechter is om aan partijen die informatie op te vragen welke hij dienstig acht voor de beoordeling van de zaak.





4. De beslissing

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van kantonrechter mr. [naam kantonrechter].





Deze beslissing is gegeven op 2 juli 2010 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. O.E.M. Leinarts, rechters.

Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl